In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 5 juni 2024, is een verstekvonnis uitgesproken in een huurachterstandsprocedure tussen Woningstichting Den Helder en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, vertegenwoordigd door gemachtigde J. Schutte, heeft een vordering ingesteld wegens huurachterstand. De kantonrechter heeft eerder, in een tussenvonnis van 7 februari 2024, de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden. De eisende partij heeft hierop gereageerd met een akte op 6 maart 2024.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling de buitengerechtelijke incassokosten en rente besproken, waarbij hij de oneerlijkheid van de bedingen in de algemene voorwaarden heeft bevestigd. Ondanks dat de eisende partij afstand heeft gedaan van de oneerlijke bedingen, heeft de kantonrechter geconcludeerd dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten en rente niet toewijsbaar zijn. De eisende partij heeft de vordering ingesteld op 6 november 2023, terwijl de gedaagde partij al in verzuim was. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de eisende partij de sanctie op het gebruik van oneerlijke bedingen niet kan omzeilen.
De kantonrechter heeft de gevorderde huurachterstand tot en met oktober 2023 vastgesteld op € 1.896,45, wat toewijsbaar is. De gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.P.E. Oomens in aanwezigheid van de griffier.