ECLI:NL:RBNHO:2024:5520

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
10879081 CV EXPL 24-545
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens ernstige overlast en huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen Stichting Ymere en een gedaagde huurder. Ymere vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de gedaagde, die sinds 2012 huurde. De vordering was gebaseerd op ernstige overlast veroorzaakt door de gedaagde, waaronder gedragingen die leidden tot angst bij omwonenden, en een huurachterstand die in de loop der jaren was ontstaan. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde in ernstige mate tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, wat de ontbinding rechtvaardigt. De rechtbank weegt daarbij de belangen van de gedaagde en de omwonenden. De gedaagde voerde verweer en stelde dat de overlast een eenmalig incident betrof en dat hij niet de hulp had gekregen die hij nodig had. De rechtbank oordeelde echter dat het onvoorspelbare gedrag van de gedaagde, in combinatie met de huurachterstand, voldoende grond vormde voor de ontbinding van de huurovereenkomst. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand, evenals de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verhuurders om te kunnen optreden tegen overlast en wanbetaling, en de verantwoordelijkheid van huurders om zich aan de afspraken in de huurovereenkomst te houden.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10879081 \ CV EXPL 24-545
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Ymere,
gemachtigde: mr. M. Stokvis,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. F.F. Kool.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- akte inbrenging producties zijdens Ymere
- akte inbrenging producties zijdens [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 28 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Ymere verhuurt sinds 2012 aan [gedaagde] de woning aan het adres [adres 1] te [plaats] (verder: het gehuurde) tegen een laatstelijk huurprijs van € 676,00 per maand.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene huurvoorwaarden woningen van juli 2012 van toepassing. Daarin staat:
Artikel 4(…)2. De betaling van de bruto huur geschiedt bij vooruitbetaling bij voorkeur via een automatische incasso per bank. (…)Artikel 61. De huurder betaalt de volledige in de huurovereenkomst vastgesteld maandelijkse prijs bij vooruitbetaling, uiterlijk op de eerste van de maand. (…)(…)8. De huurder mag geen overlast of hinder aan buren of omwonenden veroorzaken. (…)Artikel 11(…)2. Als de huurder de maandelijkse prijs niet uiterlijk op de eerste van de maand heeft voldaan, is hij in verzuim zonder dat ingebrekestelling vereist is. (…)(…)
2.3.
Mevrouw [betrokkene 1] (verder: [betrokkene 1]) woont op het adres [adres 2] met haar twee zoons en dochter.
2.4.
In 2019 heeft Ymere klachten ontvangen over ongeremde gedrag van [gedaagde], waaronder het gas laten openstaan, vernielingen in het trappenhuis en poging tot inbraak.
2.5.
In 2020 is [gedaagde] opgenomen geweest in een afkickkliniek.
2.6.
[gedaagde] heeft in 2020 en 2022 betalingsachterstanden laten ontstaan en op 1 februari 2023 is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een huurachterstand van € 1.565,47 vermeerderd met rente en kosten.
2.7.
Op 21 september 2023 kwam [gedaagde] in contact met de politie. In het proces-verbaal van bevindingen staat:
(…)- [gedaagde] in eerste instantie was aangehouden voor het rijden onder invloed;- [gedaagde] drie (3) gram cocaïne had gebruikt en poedelnaakt op straat was aangetroffen;- de bloedafname in het cellencomplex n iet was gelukt omdat [gedaagde] constant met andere dingen bezig was dan met luisteren naar de arts;de arts vermoedde dat [gedaagde] mogelijk psychotisch was;- de crisisdienst was gebeld en deze [gedaagde] hadden beoordeeld;- [gedaagde] na de beoordeling twee (2) diazepam had gekregen;- [gedaagde] rond 03.18 uur weg was gestuurd vanuit het cellencomplex;- [gedaagde] bij de voorgeleiding door de hulpofficier van justitie niemand in kennis wenste te stellen;- in de overdracht niet was doorgegeven dat de broer van [gedaagde] in kennis gesteld wilde worden bij invrijheidsstelling;- collega [betrokkene 2] niet wist of het mogelijk was geweest om de broer van [gedaagde] in kennis te stellen als dat verzoek wel in de overdracht mee was gekomen omdat [gedaagde] als volwassen verdachte tijdens de voorgeleiding had aangegeven iemand in kennis te willen stellen.”
2.8.
Op 22 september 2023 kwam [gedaagde] tweemaal in aanraking met de politie. Eerst in de ochtend en vervolgens opnieuw in de middag. In het proces-verbaal van bevindingen staat over het incident in de ochtend:
(…) Aldaar zou een ontblootte man die zich bedekt had met een deken aangebeld, hij had het over de politie bellen en een explosief. Kort hierna kwamen wij ter plaatse en troffen [gedaagde] aan midden op straat (…). Wij hebben [gedaagde] aangesproken en hij verklaarde dat hij vergiftigd werd en dat hij net uit het cellencomplex kwam. (…) Wij zijn toen lopend met [gedaagde] naar de [adres 1] gegaan (…) Er werd opengedaan waarna wij samen met [gedaagde] naar zijn woning, perceel [adres 1], zijn gegaan. (…) In de woning vertelde [gedaagde] desgevraagd dat hij een aantal gram cocaïne had gebruikt. (…) [gedaagde] was overduidelijk onder invloed van verdovende middelen. (…) [gedaagde] verklaard desgevraagd ook dat het drugs was en hij nadat hij naar huis gelopen was vanaf het cellencomplex cocaïne gesnoven had waarna hij weer op pad ging. (…) Wij kregen te horen van collega (…) dat [gedaagde] in de nacht al beoordeeld was en zijn gedrag kwam door drugsgebruik, de GGZ zou niet nogmaals een beoordeling komen doen. (…) Wij hebben [gedaagde] (…) geadviseerd om een Lorazepam te nemen en te gaan slapen. Hierna hebben wij de woning verlaten.(…)
2.9.
In de middag van 22 september 2023 heeft [gedaagde] met messen ingehakt op de toegangsdeur van [betrokkene 1]. Alleen de dochter van [betrokkene 1] was aanwezig in die woning. De broer van [betrokkene 1] kwam aan in de woning en [gedaagde] heeft hem met een mes in zijn been gestoken en heeft vervolgens de auto van [betrokkene 1] zwaar beschadigd. [gedaagde] is door de politie aangehouden en heeft geruime tijd in voorlopig hechtenis gezeten.
2.10.
Over het incident in de middag wordt in voornoemd proces-verbaal verklaard:
Wij zagen dat hij op het voorraam van de daar geparkeerde (…) aan het slaan was. Wij zagen dat er veel personen in de straat aanwezig waren en merkten dat het rumoerig was. (…) Daarbij heb ik mijn stroomstootwapen ter hand genomen en richtte ik die op [gedaagde]. Ik schreeuwde dat hij moest blijven staan en ik hem anders zou taseren. Ik (…) zag dat [gedaagde] spullen uit zijn handen gooide en met zijn armen omhoog en enigszins gespreid richting achtgeren liep. (…) Wij hebben [gedaagde] op de grond in de transportboeien geplaatst. Op dat moment zagen wij dat de handen van [gedaagde] allebei flink bebloed waren. (…) Het was namelijk erg druk in de straat en diverse mensen probeerden bij de reeds aangehouden verdachte te komen.
2.11.
Op 8 november 2023 heeft op het politiebureau een gesprek plaatsgevonden tussen de heer [betrokkene 3], consulent Overlast van Ymere, [betrokkene 4] (verder: [betrokkene 4]), de partner van [gedaagde], [betrokkene 5], maatschappelijk werker van [betrokkene 4] en Mevrouw [betrokkene 6], de trajectbegeleider van [gedaagde]. Er is gesproken over de optie om [gedaagde] een andere woning aan te bieden. Ymere gaf aan hieraan niet mee te werken omdat een te groot risico bestaat voor de omwonenden.
2.12.
Op 15 november 2023 is [gedaagde] hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. [gedaagde] werd in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst uiterlijk 30 november 2023 op te zeggen.
2.13.
[gedaagde] heeft in de periode augustus 2023 tot en met december 2023 een nieuwe huurachterstand laten ontstaan.
2.14.
Op 19 december 2023 is de voorlopig hechtenis van [gedaagde] geschorst onder voorwaarden. Kort gezegd, [gedaagde] moet meewerken aan behandelingen, meewerken aan controles van het gebruik van alcohol en cocaïne, mag zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit en er is een locatieverbod van vijf kilometer om het gehuurde opgelegd.
2.15.
Op 25 april 2024 heeft de Meervoudige Strafkamer uitspraak gedaan:
(…)“Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) dagen.Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 149 (honderdnegenenveertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:- zich meldt binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Zijlweg 148C, 2015BJ Haarlem. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.- zich laat zich behandelen door Fivoor Ambulant Centrum Haarlem of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met de slachtoffers [betrokkene 1] en [betrokkene 7] en haar kinderen [betrokkene 8], [betrokkene 9] en [betrokkene 10] zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.”
(…)

3.Het geschil

3.1.
Ymere vordert – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand.
3.2.
Ymere legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] met zijn door drugs ontstane gedrag in ernstige mate tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst en de wet. De omwonenden zijn bang en voelen zich niet meer veilig in hun woonomgeving. Ymere is gehouden om op te treden tegen de door [gedaagde] veroorzaakte overlast. Van Ymere kan niet worden verlangd om de huurovereenkomst met [gedaagde] voort te zetten. Ook de huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en voert aan dat het incident van 22 september 2023 een ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigt. Het betreft een eenmalig incident. De gestelde overlast van vóór 22 september 2023 is onvoldoende onderbouwd en [gedaagde] heeft nooit waarschuwingen door Ymere gekregen. [gedaagde] heeft zich aan de voorwaarden van het schorsen van de voorlopige hechtenis gehouden en houdt zich aan de voorwaarden van het strafvonnis. [gedaagde] kreeg niet de hulp die hij nodig heeft en wordt hierdoor dubbel gestraft. Verder mag van Ymere verwacht worden dat zij voor een kwetsbaar persoon als [gedaagde] naar alternatieven zoekt, waaronder andere woonruimte. De betalingsachterstand komt doordat [gedaagde] in hechtenis heeft gezeten. Tot slot heeft Ymere niet gehandeld conform het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening (verder: BGS).
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Geweldsincident
4.1.
De door Ymere gestelde overlast van vóór 22 september 2023 is niet voldoende onderbouwd of bewezen en wordt daarom niet meegenomen in de overwegingen.
4.2.
Uit artikel 6:265 BW volgt dat
iederetekortkoming in de nakoming van een verbintenis de wederpartij de bevoegdheid geeft de overeenkomst te ontbinden. Het staat vast dat [gedaagde] gehandeld heeft in strijd met de wet, de huurovereenkomst en de algemene bepalingen. In tegenstelling tot wat [gedaagde] aanvoert, leveren zijn gedragingen, ook al zijn deze eenmalig geweest, dus wel een tekortkoming op.
4.3.
Alleen als de tekortkoming van een bijzondere aard of geringe betekenis is, rechtvaardigt de tekortkoming de ontbinding niet. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang.
4.4.
Voor zover [gedaagde] (ook) heeft bedoeld dat het eenmalig gebruikte geweld een tekortkoming van een bijzondere betekenis of van geringe aard is, kan dit verweer niet slagen. Het onvoorspelbare gedrag van [gedaagde] heeft gezorgd voor angstklachten bij de buurtbewoners, zij voelen zich niet veilig in zijn buurt. En Ymere heeft belang om voor een zowel letterlijk als figuurlijk een veilige woonomgeving te creëren voor de buurtbewoners. [gedaagde] kan Ymere niet verwijten dat hij door een ontbinding en ontruiming dubbel wordt gestraft. Het komt immers voor rekening en risico van [gedaagde] dat hij psychische problemen heeft en vervolgens (opnieuw) drugs is gaan gebruiken. Dit maakt de ernst van zijn gedragingen en de gevolgen hiervan voor de buurt ook niet minder erg. [gedaagde] krijgt weliswaar op dit moment hulp van diverse instanties om zijn leven op de rit te krijgen maar dit geeft thans onvoldoende zekerheid dat [gedaagde] niet opnieuw de fout in gaat. [gedaagde] heeft immers al eerder hulp gehad en hij is desondanks weer teruggevallen in drugsgebruik. Dat Ymere geen andere woning beschikbaar wil stellen voor [gedaagde] is gezien het bovenstaande en zijn betalingsproblemen niet onredelijk. Daarnaast is het niet gebleken dat het voortzetten van zijn hulptraject afhankelijk is van zijn woonsituatie. Hoewel het niet de meest ideale situatie is, kan [gedaagde] bij zijn ouders of andere familieleden terecht en kan hij zijn kinderen daar zien.
4.5.
Alles overwegende is geen sprake van een tekortkoming van bijzondere aard of geringe betekenis en weegt het belang van Ymere om te zorgen voor een veilig en leefbaar woonomgeving zwaarder dan het belang van [gedaagde] voor behoud van het gehuurde. De tekortkomingen rechtvaardigen dan ook de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
Huurachterstand
4.6.
[gedaagde] heeft de huurachterstand erkend, zodat het gevorderde bedrag wordt toegewezen. Voor zover [gedaagde] ook hier bedoelt dat de achterstand van bijzondere betekenis of geringe aard is dat ontbinding niet rechtvaardigt, slaagt dit verweer evenmin. [gedaagde] heeft namelijk, zonder psychische problemen of hechtenis, in 2020 en 2022 ook al betalingsachterstanden laten ontstaan en in februari 2023 is zelfs vonnis gewezen tot betaling van een huurachterstand. Er is dan ook sprake van structureel betalingsproblemen en herhaalde wanprestatie. Dat [gedaagde] thans via de reclassering hulp krijgt met beheer van zijn financiën, maakt het voorgaande niet anders. Er kan daarom niet gesproken worden van een tekortkoming van bijzondere aard of geringe betekenis.
4.7.
Ymere heeft geen vroegmelding gedaan bij de gemeente maar dit kan gezien alle omstandigheden van het geval ontbinding niet in de weg staan.
Conclusie
4.8.
Het gebruikte geweld al dan niet in combinatie met de huurachterstand rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De erkende huurachterstand en de niet betwiste incassokosten worden toegewezen.
4.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Ymere worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2,00 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.226,97
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres 1] te [plaats];
5.2.
beveelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres 1] te [plaats] met medeneming van al de zijnen en al het zijne te ontruimen en te verlaten en ontruimd te houden en ter vrije en algehele beschikking van Ymere te stellen, met afgifte van de sleutels aan Ymere;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Ymere te betalen een bedrag van € 676,00 voor iedere maand of gedeelte van een maand dat [gedaagde] na ontbinding van de huurovereenkomst voormelde woonruimte in gebruik houdt, tot aan het moment dat [gedaagde] die woonruimte heeft ontruimd en ter vrije beschikking van Ymere heeft gesteld;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan Ymere te betalen een bedrag van € 3.012,08, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 5 januari 2024, tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.226,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.