Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[eiser]
1.De verdere procedure
2.De vordering
3.De beoordeling
5. Huurprijswijziging
Artikel 5 Huurprijs
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 mei 2024 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen een stichting als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van huurachterstand en servicekosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de huurovereenkomst en het bijbehorende huurreglement uit mei 2018 getoetst op de aanwezigheid van oneerlijke bedingen, zoals bedoeld in de Richtlijn 93/13/EEG. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, wat de ontbinding rechtvaardigt. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, omdat er sprake was van een huurachterstand van meer dan drie maanden. De gedaagde partij is veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis en tot betaling van een bedrag van € 2.841,63, alsook een maandelijkse vergoeding van € 726,99 voor het gebruik van het gehuurde. Daarnaast is de gedaagde partij in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 131,58 voor dagvaardingskosten, € 487,00 voor griffierecht en € 50,00 voor reis-, verblijf- en verletkosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. M. Woerdman in aanwezigheid van de griffier.