ECLI:NL:RBNHO:2024:5508

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
10842726 CV EXPL 23-4133
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van de Huurovereenkomst en het Huurreglement Woonruimte ZVH mei 2018 met betrekking tot oneerlijke bedingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 mei 2024 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen een stichting als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van huurachterstand en servicekosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de huurovereenkomst en het bijbehorende huurreglement uit mei 2018 getoetst op de aanwezigheid van oneerlijke bedingen, zoals bedoeld in de Richtlijn 93/13/EEG. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, wat de ontbinding rechtvaardigt. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, omdat er sprake was van een huurachterstand van meer dan drie maanden. De gedaagde partij is veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis en tot betaling van een bedrag van € 2.841,63, alsook een maandelijkse vergoeding van € 726,99 voor het gebruik van het gehuurde. Daarnaast is de gedaagde partij in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 131,58 voor dagvaardingskosten, € 487,00 voor griffierecht en € 50,00 voor reis-, verblijf- en verletkosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. M. Woerdman in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaandam
Zaaknr./rolnr.: 10842726 \ CV EXPL 23-4133
Uitspraakdatum: 30 mei 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de stichting
[eiser]
te [plaats]
de eisende partij
procederend bij [gemachtigde], werkzaam bij [eiser]
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Op 11 april 2024 heeft de kantonrechter een tweede tussenvonnis gewezen en daarin de eisende partij – opnieuw, voor de laatste keer - in de gelegenheid gesteld om de toepasselijke algemene voorwaarden [1] te overleggen en zich uit te laten over eventuele oneerlijke bedingen in de algemene voorwaarden die verband houden met de vordering. Bij akte van 25 april 2024 heeft de eisende partij de toepasselijke algemene voorwaarden overgelegd.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde en de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van de huurachterstand (van september tot en met november 2023) en de afrekening servicekosten 2022, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, een gebruiksvergoeding voor iedere maand dat het gehuurde in gebruik blijft en de proceskosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gedaagde partij tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, welke tekortkoming ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.

3.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van:de Huurovereenkomstenhet Huurreglement Woonruimte [eiser] mei 2018
3.1.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
3.2.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
3.3.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [2] Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
3.4.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Huurprijswijzigingsbeding
3.5.
In de huurovereenkomst staat een huurprijswijzigingsbeding. Dit beding luidt als volgt:

5. Huurprijswijziging
5.1
De huurprijs kan op voorstel van de verhuurder voor het eerst per 1 juli van het jaar van ondertekening van het huurcontract en vervolgens jaarlijks per 1 juli worden gewijzigd met een percentage dat maximaal gelijk is aan het op de ingangsdatum van die wijziging wettelijk toegestane percentage voor woonruimte met een niet-geliberaliseerde huurprijs (…).
3.6.
Ook in de algemene voorwaarden staat een huurprijswijzigingsbeding. Dit beding luidt als volgt:

Artikel 5 Huurprijs
Lid 1. De huurprijs kan worden gewijzigd volgens de daarvoor geldende regels, weergegeven in artikel 7:248 en verder van het Burgerlijk Wetboek.
(…)
3.7.
Omdat voornoemde bedingen verwijzen naar de wettelijke regels omtrent het wijzigen van de huurprijs, is de kantonrechter van oordeel dat deze bedingen als niet oneerlijk kunnen worden beschouwd.
Servicekosten
3.8.
Artikel 6 van de algemene voorwaarden betreft een servicekostenbeding. Omdat de eisende partij op grond van het beding slechts de werkelijke servicekosten in rekening kan brengen, is de kantonrechter van oordeel dat voornoemd artikel als niet oneerlijk kan worden beschouwd.
Conclusie
3.9.
De vordering wordt toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Er is sprake van een huurachterstand van meer dan drie maanden.
3.10.
De gedaagde partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat de eisende partij zonder professioneel gemachtigde is verschenen, worden de reis-, verblijf- en verletkosten tot en met vandaag aan haar kant ambtshalve vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50,00.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij om het perceel aan de [adres] [plaats] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken (voor zover deze laatste niet het eigendom van de eisende partij zijn) en onder afgifte van de sleutels aan de eisende partij;
4.3.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 2.841,63;
4.4.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 726,99 per maand, voor iedere maand dat de gedaagde partij het gehuurde vanaf 1 december 2023 in gebruik houdt;
4.5.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 131,58 wegens dagvaardingskosten,
€ 487,00 wegens griffierecht en
€ 50,00 wegens reis-, verblijf- en verletkosten;
4.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Het Huurreglement Woonruimte van [eiser] van mei 2018.
2.Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).