ECLI:NL:RBNHO:2024:5495
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gedeeltelijke gegrondverklaring van verzet tegen verstekvonnis en beoordeling van overeenkomst van opdracht
In deze zaak gaat het om een verzetprocedure waarbij de eisende partij in het verzet, vertegenwoordigd door Breyta incasso, zich verzet tegen een verstekvonnis van 5 november 2015. De kern van de zaak betreft de vraag of een bedrag van € 4.300,00 dat door de gedaagde partij in het verzet in 2013 is betaald, onverschuldigd is en terugbetaald moet worden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij in het verzet tijdig in verzet is gekomen, aangezien zij op 28 december 2023 op de hoogte is gesteld van het verstekvonnis. De kantonrechter oordeelt dat de bemiddelingsovereenkomst tussen partijen, die betrekking had op het regelen van operaties in Turkije, voortijdig is beëindigd, maar dat er geen grond is voor ontbinding van de overeenkomst. De kantonrechter concludeert dat de eisende partij in het verzet recht heeft op vergoeding van redelijke kosten, die zijn gemaakt voor het reserveren van operatiekamers en artsen, en dat de gedaagde partij in het verzet € 3.463,00 aan redelijke kosten verschuldigd is. Het bedrag van € 837,00 dat door de gedaagde partij in het verzet is betaald, wordt als onverschuldigd beschouwd en moet worden terugbetaald. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen. De uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen en is openbaar uitgesproken op 6 juni 2024.