In deze zaak vorderden de ouders van de minderjarige [minderjarige] dat de voorzieningenrechter de stichting [gedaagde] zou veroordelen om hun kind weer toe te laten tot de school [school] in [plaats 1]. De ouders stelden dat het verwijderingsbesluit van 15 augustus 2023 onterecht was, omdat [minderjarige] niets verkeerd had gedaan en recentelijk was onderzocht door een orthopedagoog die had geconcludeerd dat hij tot de zomer op school zou moeten blijven. De stichting [gedaagde] had echter aangegeven dat [minderjarige] niet meer kon worden toegelaten, omdat hij niet paste binnen het onderwijsprogramma en dat zijn schoolparticipatie een ernstige inbreuk op zijn welbevinden veroorzaakte. De ouders hadden bezwaar gemaakt bij de Geschillencommissie Passend Onderwijs, die het bezwaar deels gegrond verklaarde, maar niet adviseerde om [minderjarige] weer op school toe te laten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de stichting [gedaagde] zorgvuldig had gehandeld en dat het verwijderingsbesluit terecht was genomen. De ouders werden in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten.