Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[gedaagde 1],
2.
[gedaagde 2],
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- het tussenvonnis van 22 november 2023, waarbij een mondelinge behandeling is gelast, en de daarin genoemde stukken;
- de akte eisvermindering eis in reconventie met productie 5 van [gedaagden];
- de akte overleggen bescheiden met producties 19 tot en met 24 van Reggestede;
- de door Reggestede in het geding gebrachte aanvullende productie 25;
- de akte wijziging van eis van Reggestede;
- de mondelinge behandeling van 11 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waarbij namens Reggestede pleitaantekeningen zijn overgelegd.
3.De feiten
2.3 De door Koper verschuldigde Koopprijs voor de Grond en het Project wordt door
4.1 De huurprijs van het gehuurde bedraagt op jaarbasis € 775.000,- excl. btw,
- een factuur van 10 februari 2023 ter hoogte van € 1.750.000,-;
- een factuur van 10 februari 2023 ter hoogte van € 484.383,20;
- een factuur van 17 februari 2023 ter hoogte van € 36.698,66.
4.Het geschil
5.De beoordeling
De resterende koopprijs als bedoeld onder artikel 2 lid 3 onder b wordt verhoogd met een bedrag dat wordt bepaald volgens het prijsindexcijfer conform Huurovereenkomst, berekend vanaf de prijspeildatum te weten 1 juli 2021 tot huuringangsdatum waarbij de verhoogde huur minus de huurprijs wordt vermenigvuldigd tegen de geldende factor van 17,3”
had behoren te wordenvastgesteld. Daarom moet de rechtbank volgens [gedaagden] toetsen of de door Reggestede berekende (en door Ahold geaccordeerde) geïndexeerde huurprijs per 12 mei 2023 in overeenstemming met artikel 4.1 van de huurovereenkomst is vastgesteld.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat uit hetgeen hiervoor is overwogen vanzelfsprekend volgt dat [gedaagden] de veroordeling tot betaling van de laatste termijn van de koopsom ook niet alsnog kan verrekenen met een vordering uit onverschuldigde betaling van eerdere termijnen van de koopsom.
- dagvaarding: € 110,03
- griffierecht: € 5.737,00
- salaris advocaat: