ECLI:NL:RBNHO:2024:5388

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
10762308 / CV EXPL 23-4683
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de overheid bij vergunningen voor bouwwerken en de aansprakelijkheid van opdrachtnemers

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers en een gedaagde, die een eenmanszaak runt gericht op bouwbegeleiding. De eisers hebben de gedaagde aangesproken op een vermeende tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst, waarbij de gedaagde verantwoordelijk was voor het opstellen van bouwtekeningen voor verbouwingen aan de schuur van de eisers. De kern van het geschil draait om de vraag of de gedaagde een omgevingsvergunning had moeten aanvragen voor de werkzaamheden, en of het niet aanvragen van deze vergunning een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst opleverde.

De kantonrechter oordeelde dat de vraag of voor het bouwwerk een vergunning nodig is, een exclusieve bevoegdheid van de overheid is. De kantonrechter kon niet vaststellen dat er een vergunning noodzakelijk was, omdat dit niet in rechte was komen vast te staan. Aangezien partijen waren overeengekomen dat een vergunning alleen zou worden aangevraagd indien dit nodig was, en de noodzaak niet vaststond, was het niet aanvragen van de vergunning geen tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. De eisers vorderden een schadevergoeding van € 15.397,93, maar de kantonrechter wees deze vordering af en stelde de eisers in het ongelijk, waardoor zij ook de proceskosten moesten vergoeden.

De uitspraak benadrukt de rol van de overheid in vergunningverlening en de verantwoordelijkheden van opdrachtnemers in bouwprojecten. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde niet tekort was geschoten in zijn verplichtingen, omdat de noodzaak voor een vergunning niet vaststond en de eisers niet hadden aangetoond dat de gedaagde aansprakelijk was voor de gestelde schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10762308 / CV EXPL 23-4683
Uitspraakdatum: 29 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
1.) [eiser 1]
2.) [eiser 2]
wonende te [woonplaats 1]
eisers
verder te noemen: [eisers] .
gemachtigde: mr. A.E. Chatzakis
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigden: mr. F.P. Klaver en mr. M. Pluister
De zaak in het kort
Het beantwoorden van de vraag of voor een bouwwerk een vergunning nodig is behelst een exclusieve bevoegdheid van de overheid. Omdat de kantonrechter niet bevoegd is hierover te beslissen, is in rechte niet vast komen te staan dat voor het bouwwerk een vergunning noodzakelijk is. Nu tussen partijen is overeengekomen dat alleen een vergunning wordt aangevraagd indien dit nodig is en de noodzakelijkheid niet vaststaat, levert het niet aanvragen van de vergunning geen tekortkoming in de nakoming op.

1.Het procesverloop

1.1.
[eisers] . hebben bij dagvaarding van 19 oktober 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 2 mei 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] bij brieven van 22 april 2024 en 26 april 2024 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is een eenmanszaak gericht op het opstellen van technische ontwerpen, adviseren, coördineren en uitvoeren van bouwbegeleiding en het verrichten van bouwkundige keuringen.
2.2.
Op 9 februari 2022 is tussen [eisers] . en [gedaagde] een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [gedaagde] onder andere zorg zal dragen voor het realiseren van de bouwtekeningen ten behoeve van verbouwwerkzaamheden aan de schuur van [eisers] . In de overeenkomst staat, voor zover hier van belang: ‘
Het verzorgen van tekenwerk en aanvragen bouwvergunning indien nodig t.b.v. wijzigen schuur[…]’.
2.3.
[gedaagde] heeft bouwtekeningen opgesteld. [eisers] . hebben de verbouwwerkzaamheden aan de schuur vervolgens laten uitvoeren door aannemer [aannemer] (hierna: [aannemer] ).
2.4.
Na het uitvoeren van de werkzaamheden ontstond tussen [eisers] . en [aannemer] een geschil over de kwaliteit van het uitgevoerde werk. [eisers] . hebben vervolgens een deskundigenonderzoek laten uitvoeren door [bedrijf] . De resultaten daarvan zijn op 2 maart 2023 vastgelegd in een rapport.
2.5.
In het rapport van [bedrijf] staat over de werkzaamheden van [gedaagde] onder andere het volgende: ‘
In de offerte van [gedaagde] is aangegeven dat indien dit benodigd zou zijn hij omgevingsvergunning zou aanvragen. [gedaagde] heeft geen omgevingsvergunning aangevraagd omdat de dakkapellen zonder vergunning gebouwd konden worden. Er zijn echter een aantal voorwaarden aan vergunningsvrij bouwen. 1 daarvan is dat een dak (dakrand) van een dakkapel 500mm lager dan een nok van het hoofddak dient te zijn. Dit is echter niet op de tekeningen van [gedaagde] aangegeven (productie 2).[…].’
2.6.
[bedrijf] vermeldt in haar rapport dat de afstand tussen de nok en de dakkapel circa 350 millimeter is. [bedrijf] gaat in haar rapport uit van het aanpassen en vervangen van kozijnen, ramen en beglazingen. Verder moet het dak verlaagd en de dakbedekking vernieuwd worden. De herstelkosten komen volgens [bedrijf] uit op € 11.969,59.

3.De vordering

3.1.
[eisers] . vorderen dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 15.397,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 11.969,59 vanaf 25 april 2023 en tot betaling van de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eisers] . leggen aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij van [gedaagde] mochten verwachten dat hij als professioneel en deskundig opdrachtnemer handelt en zorg draagt voor een tijdige, correcte en deugdelijke uitvoering van de werkzaamheden. Dit heeft [gedaagde] nagelaten omdat hij in zijn bouwtekeningen geen rekening heeft gehouden met de wettelijke vereisten voor vergunningvrij bouwen. [gedaagde] is daarom toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Dit blijkt onder andere uit het deskundigenrapport en de aanvullende beoordeling van [bedrijf] .
[eisers] . hebben schade geleden, omdat het dak moet worden aangepast. De herstelkosten bedragen € 11.969,59. [eisers] . maken daarnaast aanspraak op de wettelijke rente over de hoofdsom, de deskundigenkosten van € 2.533,64 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 894,70.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat [gedaagde] niet tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht. In deze overeenkomst is niet afgesproken dat het moet gaan om een vergunningvrij bouwwerk. Partijen zijn het tekenwerk voor een dakkapel overeengekomen en mocht blijken dat voor het dakkapel een omgevingsvergunning nodig zou zijn, dan zou [gedaagde] die aanvraag zo nodig verzorgen. [eisers] . hebben daar echter niet om gevraagd en [gedaagde] ging ervan uit dat de vergunning niet nodig was. De noodzaak tot het aanvragen van de vergunning staat niet vast. [gedaagde] is van mening dat de door hem gehanteerde rekenmethode, wat betreft de afstand tot de nok, is toegestaan voor een vergunningvrij bouwwerk. Indien [eisers] . toch een vergunning willen is [gedaagde] bereid alsnog de vergunning aan te vragen. Voor zover de toerekenbare tekortkoming ziet op het niet aanvragen van een omgevingsvergunning, is [gedaagde] niet in verzuim komen te verkeren en is hij daarom niet schadeplichtig. Het is onjuist dat het aanvragen van een omgevingsvergunning niet zinvol zou zijn.
4.2.
Subsidiair voert [gedaagde] aan dat de noodzaak tot aanpassing niet voortvloeit uit het niet voldoen aan de eisen van vergunningvrij bouwen. Dat zou anders zijn als de gemeente [eisers] . tot aanpassing aanschrijft, maar dat is (nog) niet het geval. Van een juridische noodzaak is daarom niet gebleken. In het geval dat de vergunning is aangevraagd en afgewezen zullen [eisers] . met de minst bezwaarlijke wijze van aanpassing genoegen moeten nemen. [eisers] . zullen dan genoegen moeten nemen met het verlagen van de huidige dakkapel.
4.3.
Uiterst subsidiair voert [gedaagde] aan dat, mocht de kantonrechter toch oordelen dat er sprake is van enige toerekenbare tekortkoming en van schade, [gedaagde] niet aansprakelijk is voor het volledige bedrag dat [eisers] . vorderen. Op grond van de tussen partijen overeengekomen aansprakelijkheidsbeperking kan [gedaagde] ten hoogste voor € 4.138,20 aansprakelijk worden gehouden.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is in geschil de vraag of [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst omdat hij in zijn bouwtekeningen geen rekening heeft gehouden met de wettelijke vereisten voor vergunningvrij bouwen dan wel dat ten onrechte geen omgevingsvergunning is aangevraagd. Daarom is [gedaagde] volgens [eisers] . schadeplichtig.
5.2.
Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend [1] . De kantonrechter is van oordeel dat er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming en overweegt als volgt.
5.3.
Volgens [eisers] . voldoet het tekenwerk niet aan de wettelijke vereisten voor vergunningvrij bouwen. Uit de onder 2.2 van de feiten geciteerde bepaling in de overeenkomst blijkt echter dat partijen dit niet waren overeengekomen. Partijen hebben immers afgesproken dat [gedaagde] indien nodig een omgevingsvergunning zou aanvragen. Dat een vergunning ten onrechte niet zou zijn aangevraagd, ligt niet aan de dagvaarding ten grondslag. Het verwijt dat [gedaagde] hierin wordt gemaakt is dat “het dak niet voldoet aan de wettelijke vereisten”, en dat [eisers] . daardoor schade hebben geleden.
In tegenstelling tot wat [eisers] . stellen kan de vergunningsplicht van de gerealiseerde dakkappellen echter niet als vaststaand worden aangenomen. De vraag of een vergunning noodzakelijk is, behelst namelijk een exclusieve bevoegdheid van - in dit geval - de gemeente. En de kantonrechter mag dus niet op de stoel van het bestuur plaatsnemen, en buiten de gemeente om vaststellen dat deze dakkapellen vergunningsplichtig zijn.
5.4.
De overige punten behoeven geen bespreking omdat de tekortkoming niet vast is komen te staan.
5.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eisers] . zal afwijzen.
5.6.
[eisers] . zijn in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 812,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eisers] . in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers] . niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek