ECLI:NL:RBNHO:2024:5383

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
C/15/349584 / JU RK 24-334
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van ontwikkelingsbedreiging

Op 4 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen. De gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van één jaar. De kinderrechter oordeelde dat, hoewel de ontwikkelingsbedreiging nog aanwezig is, de ondertoezichtstelling niet meer doelmatig en effectief is. De minderjarigen ervaren nog steeds angst voor hun vader, en er is geen vooruitgang geboekt in het contactherstel tussen hen en hun vader. De kinderrechter merkte op dat de hulpverlening van Parlan is gestagneerd en dat de vader onvoldoende openstaat voor samenwerking en hulpverlening. De kinderrechter concludeerde dat de ondertoezichtstelling niet langer gerechtvaardigd is, gezien de stress en spanning die het met zich meebrengt voor de kinderen en de moeder. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, in de hoop dat dit rust zal brengen voor de kinderen en mogelijk ruimte zal creëren voor toekomstig contact met hun vader.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
Zaakgegevens : C/15/349584 / JU RK 24-334
datum uitspraak: 4 april 2024
beschikking afwijzing verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, hierna te noemen de GI,
gevestigd te Alkmaar,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige 2] ,
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige 3] ,
[de minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E. Robert, kantoorhoudende te Utrecht ,

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 9 februari 2024, ingekomen bij de griffie op 22 februari 2024.
1.2.
Op 4 april 2024 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [de minderjarige 1] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader,
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] , [de minderjarige 4] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 4] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 2] wonen bij de moeder
2.3.
Bij beschikking van 3 april 2023 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 4] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 2] verlengd tot 5 april 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 4] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 2] voor de duur van één jaar.
3.2.
Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de GI het volgende aangevoerd. Gedurende de ondertoezichtstelling heeft de GI geprobeerd om hulpverlening vanuit Parlan in te zetten om de mogelijkheden voor contactherstel tussen de vader en de kinderen te onderzoeken. Deze hulpverlening van Parlan is echter gestagneerd, waardoor er nog onvoldoende aan de doelen is gewerkt en er nog geen sprake is van contactherstel. In het eerste contact tussen Parlan en de kinderen werd het duidelijk dat er nog veel angst speelt bij de kinderen en dat zij niet openstaan voor contact met hun vader. Parlan heeft hen wel ondersteund bij het schrijven van een brief aan de vader. Nadien heeft Parlan echter de hulpverlening stilgelegd. In het traject van de vader is het inzichtelijk geworden dat de vader onvoldoende open stond voor de hulpverlening en het niet mogelijk was om op een constructieve manier het gesprek aan te gaan met hem. In één van de gesprekken tussen vader en Parlan, hebben de medewerkers van Parlan zich dusdanig bedreigd gevoeld door de vader dat zij besloten hebben het traject met de vader niet voort te zetten. De vader staat zelf ook niet meer open voor samenwerking met Parlan en heeft recent aangegeven geen vernieuwde toestemming te geven voor de hulpverlening vanuit Parlan. Hierdoor is Parlan ook niet meer betrokken bij de kinderen. Met name voor [de minderjarige 4] levert dit een lastige situatie op, aangezien hij momenteel niet naar zijn dagbesteding toe kan. De vader is zelf naar het wijkteam van [plaats] gestapt voor hulp. Er is nu een medewerker van het wijkteam van [plaats] betrokken die gesprekken met de vader voert. Door middel van deze gesprekken met de vader is het doel dat de vader inzicht krijgt in zijn eigen aandeel in de situatie, en dat hij ervoor open staat om omgang met zijn kinderen op te starten op een manier die aansluit bij de behoefte van zijn kinderen.
Het afgelopen jaar is voorts de onderlinge verstandhouding tussen de ouders een aandachtspunt geweest. Het is echter niet gelukt om de ouders met elkaar in contact te krijgen. De vader benoemt in de gesprekken met de GI, dat hij geen vertrouwen heeft in de opvoedvaardigheden van moeder. In de gesprekken met de moeder merkt de GI dat de moeder dusdanig veel angst heeft richting de vader, dat het voor haar niet mogelijk is om open te staan voor contact met hem. De GI ziet een betrokken moeder, maar vraagt zich af in hoeverre het haar lukt om de kinderen te motiveren voor het contactherstel, en in hoeverre de angstgevoelens van moeder (onbewust) ook bij de kinderen terecht komen. De GI ziet dat er bij beide ouders onvoldoende draagkracht ligt om hun rol als ouders gezamenlijk in te vullen.
3.3
Ter zitting heeft de GI hieraan het volgende toegevoegd. De GI redeneert in beginsel vanuit het recht van een kind om contact te hebben met beide ouders. Om dit daadwerkelijk te realiseren zal de vader echter flink aan de slag moeten met zichzelf. De vader moet een kindvriendelijke houding aannemen en dat heeft hij tot nu toe nog niet laten zien. Wel ziet de GI aanknopingspunten om verder te werken met de vader. Uiteindelijk heeft de vader zijn handtekening gezet voor de hulpverlening en is hij weer in contact getreden met de GI. De GI is voornemens om [jeugdorganisatie] in te zetten. De GI benadrukt dat zij weliswaar bereid is de vader nog één jaar lang te begeleiden, maar dat dit een laatste poging is.

4.Het standpunt van belanghebbenden

De mening van [de minderjarige 1] :
4.1.
[de minderjarige 1] heeft in gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij voorafgaand aan de zitting haar vader heeft gezien in de rechtbank. Zij is daar erg van geschrokken. [de minderjarige 1] wil geen contact met de vader en zij wil ook geen ondertoezichtstelling meer.
Het standpunt van de moeder:
4.2.
Door en namens de moeder is verzocht om het verzoek af te wijzen. Subsidiair verzoekt de moeder om de ondertoezichtstelling in duur te beperken tot maximaal zes maanden. Er is geprobeerd om te werken aan de doelen binnen de ondertoezichtstelling, maar dit heeft nauwelijks iets opgeleverd. De kinderen en de moeder hebben angst voor de vader en dit is al geruime tijd zo. De hulpverlening van Parlan, die gericht was op contactherstel, is volledig stopgezet door toedoen van de vader, zodat verbetering op dit vlak ook niet in zicht is. De vader wil altijd alles alleen maar op zijn eigen manier doen en de moeder en de kinderen moeten zich daarnaar voegen. Zo heeft de vader lange tijd zijn toestemming onthouden voor de hulpverlening, en moesten de moeder en de kinderen in die periode maar afwachten wat de vader zou doen. Dit is niet in het belang van de kinderen. Contact met beide ouders is belangrijk, maar inmiddels moet de vraag gesteld worden of het daar naartoe werken nog wel in het belang is van de kinderen. De moeder heeft er geen vertrouwen meer in dat de doelen van de ondertoezichtstelling worden behaald. De moeder wil rust en duidelijkheid voor de kinderen.
Het standpunt van de vader:
4.3.
De vader is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader heeft overal aan meegewerkt, maar het is tevergeefs geweest. De vader heeft al vijf jaar geen contact met zijn kinderen. De vader ervaart het alsof hij wordt behandeld als een crimineel. Hij mag niks weten over zijn kinderen en hij wordt op afstand gehouden, terwijl hij als vader zelf het beste weet wat er in het belang is van zijn kinderen. De hulpverlening heeft zijn taak niet naar behoren uitgevoerd en de vader kan de situatie niet langer accepteren.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat de ontwikkelingsbedreiging zoals deze is geconstateerd bij beschikking van 3 april 2023 nog onverkort aanwezig is. De minderjarigen ervaren nog steeds veel angst voor hun vader, het contactherstel tussen de minderjarigen en de vader is uitgebleven, en de verstandhouding tussen de ouders is niet verbeterd. Ondanks deze zorgen zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling niet meer verlengen omdat zij deze niet meer doelmatig en effectief acht. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
Ter zitting is duidelijk geworden dat er in het afgelopen jaar van de ondertoezichtstelling weinig is veranderd. Sterker nog, de situatie is verder verslechterd. De hulpverlening gericht op het bewerkstelligen van contactherstel is gestagneerd, nadat de medewerkers van Parlan zich bedreigd hebben gevoeld door de vader. Naderhand heeft de vader ook zijn toestemming ingetrokken voor hulpverlening aan de kinderen, waardoor onder meer de dagbesteding van [de minderjarige 4] is weggevallen. De kinderen ervaren nog steeds grote angst voor hun vader, waardoor er onvoldoende ruimte is bij hen om toe te werken naar contactherstel. Daarnaast heeft de vader er onvoldoende blijk van gegeven dat hij oog heeft voor de behoeftes van de kinderen en het gegeven dat hun draagkracht leidend is bij het contactherstel. De GI heeft ter zitting aangegeven dat zij hoopt dat de houding van de vader verandert, omdat dat vereist is voor het behalen van de doelen van de ondertoezichtstelling. Gelet op het verloop van de ondertoezichtstelling, de houding van de vader de afgelopen jaren en zijn uitlatingen ter zitting, heeft de kinderrechter er echter onvoldoende vertrouwen in dat de houding van de vader op korte termijn zal veranderen. De vader laat weinig tot geen ruimte voor een inhoudelijk gesprek, en gaat vooral in op welke impact de situatie op hem heeft en hoe het volgens hem anders zou moeten. Ondertussen levert de ondertoezichtstelling spanning en stress op bij de moeder en de kinderen. Dit heeft [de minderjarige 1] zelf ook aangegeven in gesprek met de kinderrechter, terwijl zij een jaar eerder tijdens een gesprek met dezelfde kinderrechter positiever gestemd was over de mogelijkheden. De kinderrechter acht de stress die de ondertoezichtstelling meebrengt niet bevorderlijk voor de ontwikkeling van de kinderen. Alles overziend denkt de kinderrechter dat de ondertoezichtstelling onvoldoende oplevert om de inbreuk in het leven van de kinderen en de moeder nog langer te rechtvaardigen. De kinderrechter hoopt dat dit rust zal opleveren voor de kinderen en dat er mogelijk op termijn wel weer ruimte ontstaat voor contact met hun vader.
5.3.
Richting de vader benadrukt de kinderrechter dat het aan hem is om zelfstandig hulpverlening aan te (blijven) gaan voor zichzelf, bijvoorbeeld bij het wijkteam, zodat hij kan leren hoe hij beter bij de kinderen zou kunnen aansluiten.
Gelet op voorgaande zal de kinderrechter daarom het verzoek om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 4] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 2] te verlengen afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst af het verzoek van de GI tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
  • [de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
  • [de minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Kamer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024. De schriftelijke uitwerking van deze zaak is vastgesteld op 9 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam