In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 mei 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter oordeelt dat er een noodzaak is voor ondertoezichtstelling vanwege het risico op herhaling van huiselijk geweld en de gevolgen daarvan voor de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 28 maart 2024 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling, waarbij werd gesteld dat de ouders niet in het belang van [de minderjarige] handelen. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over hun opvoedvaardigheden en de veiligheid van [de minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 mei 2024 was de moeder aanwezig, maar de vader verscheen niet. De moeder heeft aangegeven dat zij sinds twee maanden geen contact meer heeft met de vader en dat zij hulp zoekt om haar verleden te verwerken.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders in een vicieuze cirkel zitten en dat de moeder moeite heeft met het aangeven van grenzen. De vader heeft een contact- en locatieverbod opgelegd gekregen in het kader van een strafzaak, maar ondanks dit verbod hebben de ouders hun relatie weer hervat. De kinderrechter concludeert dat de huidige situatie onveilig is voor [de minderjarige] en dat er een risico bestaat op herhaling van huiselijk geweld. Daarom is het noodzakelijk om [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, met de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als uitvoerende instantie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.