ECLI:NL:RBNHO:2024:5377

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
C/15/350890 / JU RK 24-507
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in verband met huiselijk geweld en de ontwikkeling van de minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 mei 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter oordeelt dat er een noodzaak is voor ondertoezichtstelling vanwege het risico op herhaling van huiselijk geweld en de gevolgen daarvan voor de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 28 maart 2024 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling, waarbij werd gesteld dat de ouders niet in het belang van [de minderjarige] handelen. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over hun opvoedvaardigheden en de veiligheid van [de minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 mei 2024 was de moeder aanwezig, maar de vader verscheen niet. De moeder heeft aangegeven dat zij sinds twee maanden geen contact meer heeft met de vader en dat zij hulp zoekt om haar verleden te verwerken.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders in een vicieuze cirkel zitten en dat de moeder moeite heeft met het aangeven van grenzen. De vader heeft een contact- en locatieverbod opgelegd gekregen in het kader van een strafzaak, maar ondanks dit verbod hebben de ouders hun relatie weer hervat. De kinderrechter concludeert dat de huidige situatie onveilig is voor [de minderjarige] en dat er een risico bestaat op herhaling van huiselijk geweld. Daarom is het noodzakelijk om [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, met de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als uitvoerende instantie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/350890 / JU RK 24-507
Datum uitspraak: 15 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming
gevestigd in Haarlem,
hierna te noemen de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd in Amsterdam,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 28 maart 2024, ontvangen op 28 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de raad] en [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens van de GI.
1.3.
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, is de vader niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij zijn moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de Raad het volgende naar voren gebracht. Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige] , omdat de ouders niet in het belang van [de minderjarige] handelen. Vanwege huiselijk geweld tegen de moeder is in het kader van een strafzaak aan de vader een contact- en locatieverbod opgelegd. Desondanks zoeken de ouders elkaar op en lijken zij zich hierbij niet te realiseren welke consequenties dit heeft. Het risico op huiselijk geweld is groot, doordat de ouders nog niet hebben kunnen leren het binnen hun relatie anders te doen. Daarnaast lukt het de moeder onvoldoende om haar grenzen aan te geven aan de vader, waardoor de ouders in een vicieuze cirkel terecht komen. De herstelde relatie tussen de ouders is pril, maar zij hebben grootse plannen waaruit blijkt dat zij niet inzien dat zij eerst aan zichzelf dienen te werken. Gelet op de jonge leeftijd van [de minderjarige] , is hij volledig afhankelijk van wat zijn ouders voor hem beslissen. De Raad is van mening dat dit niet altijd de juiste beslissingen zijn. De vader dient eerst te werken aan zichzelf en het nemen van verantwoordelijkheid. De moeder dient te werken aan haar opvoedvaardigheden, het loslaten van [de minderjarige] en het aangeven van grenzen, zowel naar [de minderjarige] , als naar de vader. De ouders van [de minderjarige] zijn op dit moment wisselend bereid en in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen. De ouders maken keuzes en beslissingen die zij in hun eigen belang achten. Echter, zij vergeten daarbij het belang van [de minderjarige] . Het is belangrijk dat [de minderjarige] een fijne band kan opbouwen met de vader, maar de Raad is ook van mening dat dit veilig en voorspelbaar dient te zijn. De ouders zijn op zich wel bereid om hulpverlening te accepteren, echter is het vooralsnog de vraag of zij daar ook van zullen (kunnen) profiteren.
3.3.
Tijdens de zitting heeft de Raad naar voren gebracht dat het positief is dat de moeder voor zichzelf heeft gekozen en de relatie met de vader heeft verbroken. Gelet op het contactverbod acht de Raad het van belang dat de ouders worden ondersteund bij het uitvoeren en uitbouwen van de omgang tussen [de minderjarige] en de vader. De Raad heeft verzocht om de ondertoezichtstelling uit te laten voeren door deze GI omdat bij de vader sprake is van een disharmonisch intelligentieprofiel, ADHD en naar het lijkt zeer beperkt overzicht over de situatie. Ook de moeder lijkt beperkt leerbaar te zijn.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het eens met het verzoek. Ter zitting heeft de moeder naar voren gebracht dat zij sinds ongeveer twee maanden geen contact meer heeft met de vader. Op initiatief van de moeder heeft zij tijdens een gesprek in het bijzijn van de Reclassering, GGZ en een relatietherapeut de relatie met de vader verbroken. De moeder begrijpt dat er door haar toenmalige relatie met de vader een verzoek tot ondertoezichtstelling is gedaan. De moeder vindt het lastig om grenzen aan te geven en zij denkt dat zij hier hulp bij zou kunnen gebruiken. Tevens wil de moeder zich inzetten om het verleden te verwerken en daarom is zij begonnen met EMDR.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Het is de kinderrechter gebleken dat [de minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Tijdens de relatie tussen de ouders is er sprake geweest van huiselijk geweld van de vader richting de moeder. In het kader van zijn strafzaak zijn aan de vader als bijzondere voorwaarden een locatie- en contactverbod met de moeder opgelegd. Hoewel de ouders zich hier eerst aan hebben gehouden en hun relatie hadden verbroken, hebben zij gedurende enige periode toch hun relatie hervat. Het is de kinderrechter tijdens de zitting gebleken dat de ouders op dit moment hun relatie weer hebben verbroken en geen contact meer met elkaar hebben. Gelet op de voorgeschiedenis en de recente breuk wordt het reëel geacht dat de ouders toch op enig moment weer terugvallen in hun oude patroon. Daarom is het belangrijk dat hier aandacht voor is, met name vanwege het risico op herhaling van het huiselijk geweld en de gevolgen hiervan voor de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige] .
Het is gebleken dat de moeder moeite heeft met het aangeven van haar grenzen. Ondanks de geboden hulpverlening lijkt de moeder onvoldoende te beseffen in welke structurele onveiligheid zij zichzelf en [de minderjarige] heeft gebracht. Hierdoor zijn er zorgen over de leerbaarheid van de moeder. Ook zijn er zorgen over de mate waarin zij [de minderjarige] kan begrenzen en over of zij hem voldoende structuur kan bieden. Daarnaast is er sprake van persoonlijke problematiek bij de vader. Hierdoor zijn er zorgen over de voorspelbaarheid in de omgang tussen [de minderjarige] en de vader. Daarnaast heeft de vader veel aansturing nodig om tijdens de omgang voldoende aan te sluiten bij de behoeften van [de minderjarige] . Er wordt vermoed dat de vader snel overvraagd wordt en de vraag is in hoeverre hij leerbaar is in het omgaan met verantwoordelijkheden.
Gelet op de voornoemde zorgen acht de kinderrechter hulpverlening in een gedwongen kader, door middel van een ondertoezichtstelling, noodzakelijk. De huidige passende hulpverlening kan worden voortgezet en daarnaast kan er aanvullend individuele hulpverlening voor de ouders worden geboden, zodat een veilige opvoedsituatie voor [de minderjarige] wordt geborgd.
5.3.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] zijn:
- de veiligheidsrisico’s vanwege de kwetsbare verstandhouding tussen de ouders;
- de afwezigheid van samenwerking tussen de ouders in het belang van [de minderjarige] ;
- de persoonlijke problematiek van de vader;
- de zorgen over de omgang tussen [de minderjarige] en de vader;
- de zorgen over de opvoedvaardigheden van de ouders.
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar, te weten tot 15 mei 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 15 mei 2024 tot 15 mei 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024 door mr. C. Maat, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier, en op schrift gesteld op 27 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.