ECLI:NL:RBNHO:2024:5323

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
10427968 \ CV EXPL 23-1983
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vertraging van vlucht AT681

In deze bodemzaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. R. Bos van Aviclaim, een vordering ingesteld tegen de vervoerder Royal Air Maroc, vertegenwoordigd door mr. T. Teke van Warendorf Advocaten en Notarissen, wegens vertraging van hun vlucht AT681 op 8 maart 2022. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op schadevergoeding bij langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de passagiers onvoldoende bewijs hebben geleverd van de vertraging en dat er onduidelijkheid bestaat over de eindbestemming van de vlucht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers de stelplicht en bewijslast dragen voor hun vordering. Ondanks de betwisting door de vervoerder, hebben de passagiers niet voldoende aannemelijk gemaakt dat zij met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. De kantonrechter oordeelt dat de enkele verwijzing naar een schema van de uitvoeringen van de vlucht niet voldoende is om de vordering te onderbouwen. Daarom wordt de vordering van de passagiers afgewezen en worden zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak is gedaan op 29 mei 2024 door de kantonrechter S. Kleij in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. De proceskosten zijn vastgesteld op € 408,00, te betalen door de passagiers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10427968 \ CV EXPL 23-1983
Uitspraakdatum: 29 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.M. Ahdala,

2. [eiser 2],
3. [eiser 3],
4. [eiser 4],
5. [eiser 5],
allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Royal Air Maroc,
gevestigd te Casablanca, Marokko,
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde mr. T. Teke (Warendorf Advocaten en Notarissen)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 7 maart 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 8 maart 2022 moest vervoeren met vlucht AT681 (hierna: de vlucht).
2.2.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met vertraging.
2.3.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf zeven dagen na de annulering, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van de betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 300,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege vertraging van de vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Boukhalef Airport, Marokko moet compenseren met een bedrag van € 400,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de passagiers hun vordering onvoldoende hebben onderbouwd, waardoor hij zich niet deugdelijk kan verweren. Daartoe heeft hij aangevoerd dat Boukhalef Airport in Tanger, Marokko, ligt. Volgens de vervoerder zijn de eisers met hem overeengekomen dat zij vervoerd zouden worden naar Nador, Marokko, met hetzelfde vluchtnummer. Dit blijkt volgens de vervoerder ook uit de door de passagiers overgelegde vliegtickets die verschillende vertrektijden hebben en waarbij sommige tickets als bestemming Nador en sommige Tanger vermelden. Daarnaast hebben de passagiers niets concreets gesteld over de vertraging van de vlucht, behalve dat zij met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming zijn aangekomen. Daarom kan niet worden vastgesteld of de passagiers daadwerkelijk met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, aldus de vervoerder.
4.3.
De passagiers hebben daar tegenin gebracht dat vlucht AT681 zowel naar Tanger als naar Nador vliegt. Daartoe hebben zij een overzicht van de vluchtgegevens van de uitvoering van vlucht AT681 op 8 juni 2022 overgelegd. Vlucht AT681 van 8 maart 2022 is uiteindelijk op 10 maart 2022 uitgevoerd. Zij hebben daarom te maken gehad met een vertraging op de eindbestemming van meer dan twee dagen, aldus de passagiers. Ter onderbouwing van hun standpunt hebben de passagiers een schematisch overzicht van de uitvoeringen van vlucht AT681 in de periode van 1 – 15 maart 2022 overgelegd.
4.4.
De vervoerder erkent dat er onder vluchtnummer AT681 vluchten worden uitgevoerd van Amsterdam via Nador naar Tanger, zoals op 9 juni 2022, maar heeft aangevoerd dat dit niet het geval was op 8 maart 2022. De vlucht van 10 maart 2022 is een losse vlucht, die niets met de vlucht op 8 maart 2022 te maken heeft. De passagiers hebben geen stukken in het geding gebracht waaruit volgt dat zij de vlucht op 10 maart 2022 hebben genomen, aldus de vervoerder.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat de passagiers, conform de hoofdregel van artikel 150 Rv, de stelplicht en eventueel de bewijslast dragen van de feiten die benodigd zijn voor het intreden van de rechtsgevolgen waarop zij zich beroepen. Kennelijk hebben de passagiers bedoeld te stellen dat zij met drie uur of meer vertraging zijn aangekomen op de luchthaven van Tanger, Marokko, dan wel die van Nador, Marokko. Gelet op de gemotiveerde betwisting van die stelling door de vervoerder, oordeelt de kantonrechter dat de passagiers het onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij daadwerkelijk met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming(en) zijn aangekomen. De enkele verwijzing van de passagiers naar het schema van de uitvoeringen van vlucht AT681 is daartoe onvoldoende, nu daaruit op zichzelf niet blijkt dat zij, zoals gesteld, met meer dan twee dagen vertraging op hun eindbestemming(en) zijn aangekomen. Daarom zal de kantonrechter de vordering van de passagiers afwijzen. Gelet op het voorgaande behoeven de overige stellingen en verweren geen bespreking meer.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze in het ongelijk worden gesteld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis – wat de proceskosten betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter