In deze bodemzaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. R. Bos van Aviclaim, een vordering ingesteld tegen de vervoerder Royal Air Maroc, vertegenwoordigd door mr. T. Teke van Warendorf Advocaten en Notarissen, wegens vertraging van hun vlucht AT681 op 8 maart 2022. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op schadevergoeding bij langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de passagiers onvoldoende bewijs hebben geleverd van de vertraging en dat er onduidelijkheid bestaat over de eindbestemming van de vlucht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers de stelplicht en bewijslast dragen voor hun vordering. Ondanks de betwisting door de vervoerder, hebben de passagiers niet voldoende aannemelijk gemaakt dat zij met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. De kantonrechter oordeelt dat de enkele verwijzing naar een schema van de uitvoeringen van de vlucht niet voldoende is om de vordering te onderbouwen. Daarom wordt de vordering van de passagiers afgewezen en worden zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
De uitspraak is gedaan op 29 mei 2024 door de kantonrechter S. Kleij in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. De proceskosten zijn vastgesteld op € 408,00, te betalen door de passagiers.