ECLI:NL:RBNHO:2024:5320

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
8485661 \ CV EXPL 20-3739
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in luchtvaartcompensatiezaak met betrekking tot vertraging en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers van Emirates een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een reis van Amsterdam via Dubai naar Bangkok, maar door een vertraging van de eerste vlucht hebben zij hun aansluitende vlucht gemist. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten.

De vervoerder, Emirates, kwam in verzet tegen een eerder verstekvonnis waarin zij was veroordeeld tot betaling van de gevorderde compensatie. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk het ijsvrij maken van het toestel door winterse weersomstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie.

De kantonrechter oordeelde dat zowel het wachten op als het ijsvrij maken van het toestel als buitengewone omstandigheden kunnen worden aangemerkt. De vervoerder heeft voldoende aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. Het verzet van de vervoerder is gegrond verklaard, het verstekvonnis is vernietigd en de oorspronkelijke vordering van de passagiers is afgewezen. De passagiers zijn veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8485661 \ CV EXPL 20-3739
Uitspraakdatum: 29 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
Emirates,
gevestigd te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten,
opposant
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)
tegen

1.[geopposeerde 1], wonende te [plaats 1],2. [geopposeerde 2], wonende te [plaats 2],3. [geopposeerde 3], wonende te [plaats 3],4. [geopposeerde 4], wonende te [plaats 4],

geopposeerden
hierna te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 14 oktober 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder is niet verschenen, waarna de vervoerder bij verstekvonnis van 12 februari 2020 is veroordeeld.
1.2.
Bij dagvaarding van 13 maart 2020 is de vervoerder in verzet gekomen van dat verstekvonnis. De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 5 en 6 november 2017 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Dubai Airport, Verenigde Arabische Emiraten, naar Bangkok International Airport, Thailand, met de vluchtcombinatie EK150 en EK418.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht EK150 van Amsterdam naar Dubai (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.De vordering

3.1.
De passagiers hebben bij inleidende dagvaarding gevorderd dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 november 2017, althans vanaf de datum van ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 435,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen moet compenseren met een bedrag van € 600,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder is door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde, behoudens de gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten.
3.4.
De vervoerder vordert in de verzetdagvaarding om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verstekvonnis van 12 februari 2020 te vernietigen, de passagiers in hun oorspronkelijke vorderingen te ontzeggen, althans de vorderingen af te wijzen, de passagiers te veroordelen om al hetgeen de vervoerder ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft voldaan aan de vervoerder terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag der algehele voldoening, en de passagiers te veroordelen in de kosten van de verzetprocedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening.
5.3.
Volgens de vervoerder was de vertraging van de vlucht het gevolg van (het moeten wachten op) het ijsvrij maken van het toestel dat de vlucht uitvoerde. Vanwege de weersomstandigheden moesten alle toestellen op de luchthaven van Amsterdam ijsvrij gemaakt worden. Het toestel stond tijdig gereed voor vertrek en kreeg vijf minuten later toestemming om van de gate te mogen vertrekken. Toen moest het in de rij aansluiten om ijsvrij gemaakt te worden. Uiteindelijk is de vlucht met een vertraging van 25 minuten uitgevoerd.
5.4.
De passagiers betwisten het voorgaande niet maar hebben aangevoerd dat de vervoerder had moeten anticiperen op de winterse weersomstandigheden, nu winterweer in november in Nederland geen verassing kan zijn. Daarnaast is het ijsvrij moeten maken van het toestel inherent aan de normale uitoefening van het bedrijf van een luchtvaartmaatschappij. Ditzelfde geldt voor het moeten wachten op het ijsvrij maken vanwege congestie op de luchthaven, aldus de passagiers.
5.5.
Dit betoog slaagt niet. Zowel het wachten op het ijsvrij maken van het toestel en het ijsvrij maken zelf zijn een buitengewone omstandigheid. De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat hij daarbij afhankelijk is van de faciliteiten op de luchthaven. De passagiers hebben niet betwist dat de luchtverkeersleiding bepaalt wanneer het toestel mag vertrekken en dat de procedure van het ijsvrij maken kort voor vertrek plaats moet vinden. Omdat dit voor alle toestellen op de luchthaven geldt, kan hierbij congestie op de luchthaven ontstaan. Ook deze congestie kan onder omstandigheden een buitengewone omstandigheid vormen. De vervoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij de planning geen rekening houden met de mogelijkheid dat een toestel ijsvrij gemaakt moet worden. Dit is afhankelijk van de drukte en de
de-icing-capaciteit op de luchthaven. Hierbij kan niet van de vervoerder worden verwacht dat hij structureel extra tijd inplant, nu
de-icingin veel gevallen niet nodig is en dit tot gevolg zou hebben dat vluchten structureel te vroeg aankomen. De conclusie is dat de gehele vertraging van de vlucht het gevolg is van een buitengewone omstandigheid.
5.6.
De vervoerder stelt dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers betwisten dit en hebben daartoe aangevoerd dat de vervoerder onvoldoende buffer bovenop de minimale overstaptijd in acht heeft genomen. Volgens de passagiers was er op dit traject een minimale overstaptijd (‘MCT’) van 60 minuten en had de vervoerder een overstaptijd van 65 minuten in acht genomen.
5.7.
Dit betoog slaagt evenmin. De vervoerder moet in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening houden met het risico op vertraging. In dit kader is een reservetijd van ten minste 20 minuten bovenop de minimale overstaptijd noodzakelijk. In dit geval hebben de buitengewone omstandigheden echter tot een vertraging van 25 minuten geleid. Aldus hadden de passagiers, ook als de vervoerder voldoende reservetijd in acht had genomen, de aansluitende vlucht niet meer kunnen halen. Daarom heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging te voorkomen of te beperken.
5.8.
Het verzet is gegrond. Het verstekvonnis kan daarom niet in stand blijven. De oorspronkelijke vordering zal alsnog worden afgewezen.
5.9.
De passagiers zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van zowel de verstek- als de verzetprocedure, met dien verstande dat de (betekenings)kosten van de verzetdagvaarding door de vervoerder zelf gedragen moeten worden. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het verstekvonnis van 12 februari 2020 met zaaknummer 8253510 \ CV EXPL 20-182;
6.2.
wijst de oorspronkelijke vordering van de passagiers alsnog af;
6.3.
veroordeelt de passagiers tot restitutie van hetgeen door de vervoerder is voldaan naar aanleiding van het verstekvonnis, inclusief de daarbij toegewezen proceskostenveroordeling, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling daarvan door de vervoerder tot aan de dag der algehele voldoening door de passagiers;
6.4.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 476,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.5.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter