ECLI:NL:RBNHO:2024:5293
Rechtbank Noord-Holland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verstekvonnis en incidentele vordering tot opheffing van derdenbeslag
In deze zaak heeft de kantonrechter op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een verstekvonnis van 7 juni 2023. De eiser, [eiser], kwam in verzet tegen het verstekvonnis waarin hij was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 14.275,84 aan de gedaagde, [gedaagde]. In het verzet heeft [eiser] betoogd dat de werkzaamheden die hij voor [gedaagde] heeft verricht, als vriendendienst zijn uitgevoerd en dat er geen overeenkomst was. Hij heeft ook aangevoerd dat de werkzaamheden niet waren afgerond en dat [gedaagde] verantwoordelijk was voor de schade door het niet betalen voor goede materialen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [eiser] zijn stellingen niet voldoende heeft onderbouwd en dat hij aansprakelijk is voor de schade die [gedaagde] heeft geleden door ondeugdelijk werk. Het verstekvonnis is gedeeltelijk vernietigd en [eiser] is veroordeeld tot betaling van € 5.719,00 aan [gedaagde], vermeerderd met wettelijke rente. De incidentele vordering tot opheffing van het gelegde beslag is afgewezen, en [eiser] is veroordeeld in de kosten van het incident.