ECLI:NL:RBNHO:2024:5293

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
10625822 \ CV EXPL 23-4742
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis en incidentele vordering tot opheffing van derdenbeslag

In deze zaak heeft de kantonrechter op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een verstekvonnis van 7 juni 2023. De eiser, [eiser], kwam in verzet tegen het verstekvonnis waarin hij was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 14.275,84 aan de gedaagde, [gedaagde]. In het verzet heeft [eiser] betoogd dat de werkzaamheden die hij voor [gedaagde] heeft verricht, als vriendendienst zijn uitgevoerd en dat er geen overeenkomst was. Hij heeft ook aangevoerd dat de werkzaamheden niet waren afgerond en dat [gedaagde] verantwoordelijk was voor de schade door het niet betalen voor goede materialen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [eiser] zijn stellingen niet voldoende heeft onderbouwd en dat hij aansprakelijk is voor de schade die [gedaagde] heeft geleden door ondeugdelijk werk. Het verstekvonnis is gedeeltelijk vernietigd en [eiser] is veroordeeld tot betaling van € 5.719,00 aan [gedaagde], vermeerderd met wettelijke rente. De incidentele vordering tot opheffing van het gelegde beslag is afgewezen, en [eiser] is veroordeeld in de kosten van het incident.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10625822 \ CV EXPL 23-4742
Vonnis in incident en hoofdzaak in het verzet van 5 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1],
eisende partij in verzet,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: [eiser],
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2],
gedaagde partij in verzet,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. C. Hofmans.

1.De procedure

1.1.
Op 7 juni 2023 is tegen [eiser] door de kantonrechter een verstekvonnis gewezen.
1.2.
Bij dagvaarding van 17 juli 2023 is [eiser] in verzet gekomen van dat verstekvonnis. Daarbij heeft [eiser] een incidentele vordering ingesteld.
1.3.
[gedaagde] heeft schriftelijk gereageerd op de verzetsdagvaarding (conclusie van antwoord in oppositie) en op de incidentele vordering (conclusie van antwoord in incident).
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
In het verstekvonnis van 7 juni 2023, gewezen onder rolnummer 10467396
CV EXPL 23-2453 (hierna: het verstekvonnis) heeft de kantonrechter [eiser] veroordeeld tot betaling van € 14.275,84 aan [gedaagde], te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 13.367,17 vanaf 29 januari 2023 tot aan de dag van algehele betaling en tot betaling van de wettelijke rente over een bedrag van € 908,67 vanaf de vijftiende dag na de dagtekening van het vonnis tot aan de dag van de gehele betaling. Daarnaast is [eiser] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [gedaagde].
2.2.
Het verstekvonnis is op 20 juni 2023 aan [eiser] betekend en op 6 juli 2023 heeft [gedaagde] in het kader van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis executoriaal derdenbeslag doen leggen ten laste van [eiser] onder de bank.
2.3.
Bij dagvaarding van 17 juli 2023 is [eiser] in verzet gekomen tegen het verstekvonnis. In de hoofdzaak vordert hij dat hij zal worden ontheven van de veroordelingen tegen hem uitgesproken bij het verstekvonnis, met afwijzing van de vordering van [gedaagde] en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
2.4.
Tevens vordert [eiser] in het incident – samengevat- dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening de uitvoerbaarheid van het verstekvonnis opschort, het beslag op de rekening van [eiser] opheft en [gedaagde] verbiedt opnieuw beslag te leggen op verbeurte van een dwangsom.
2.5.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
2.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

In de hoofdzaak
3.1.
[eiser] heeft tijdig verzet ingesteld tegen het verstekvonnis zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.
3.2.
[eiser] stelt dat hij de werkzaamheden voor [gedaagde] heeft uitgevoerd als vriendendienst, dat partijen geen overeenkomst hebben opgesteld, dat hij geen factuur heeft gestuurd en ook nooit een uurtarief aan [gedaagde] heeft voorgehouden. Ook stelt [eiser] dat de werkzaamheden nog niet waren afgerond en dat [gedaagde] de werkzaamheden heeft stilgelegd omdat hij op vakantie ging, waardoor [eiser] niet de mogelijkheid kreeg om de werkzaamheden op correcte wijze te voltooien. [eiser] stelt dat hij niet verantwoordelijk is voor de schade omdat sprake is van eigen schuld van [gedaagde] aangezien deze niet bereid was om te betalen voor goede materialen. Ten slotte betwist [eiser] de schade.
3.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Vriendendienst?
3.4.
Uit de uitgevoerde werkzaamheden, die door [eiser] niet worden weersproken, volgt dat partijen hebben afgesproken dat [eiser] werkzaamheden zou verrichten aan de daken van de garage, de uitbouw en de dakkapel van [gedaagde]. Nog daargelaten dat ook een vriendendienst goed moet worden uitgevoerd, heeft [eiser] zijn stelling dat sprake was van een vriendendienst op geen enkele wijze onderbouwd. Daar komt bij dat [eiser] zich in zijn verweer ook op het standpunt stelt dat het werk pas voltooid is als de aannemer het uitgevoerde werk heeft opgeleverd en dat hij het werk nooit heeft opgeleverd. Die stelling is onbegrijpelijk als sprake zou zijn geweest van een vriendendienst. De kantonrechter houdt het er daarom voor dat [eiser] het werk beroepsmatig heeft uitgevoerd.
Werk niet afgerond?
3.5.
Ook het verweer van [eiser] dat het werk nog niet was afgerond kan hem niet baten. In dat geval had van [eiser] namelijk mogen worden verwacht dat hij maatregelen zou hebben genomen om te voorkomen dat er zolang de werkzaamheden nog niet waren afgerond regenwater de woning en/of garage van [gedaagde] zou kunnen binnendringen. Voorts blijkt nergens uit dat [eiser] na 4 mei 2022 bij [gedaagde] heeft aangegeven dat hij de werkzaamheden nog moest afmaken en ook niet dat [gedaagde] het werk zou hebben stilgelegd in verband met een vakantie. Maar ook als [gedaagde] het werk zou hebben stilgelegd in verband met een vakantie zou ook in dat geval van [eiser] mogen worden verwacht dat hij maatregelen zou nemen om te voorkomen dat er gedurende die vakantie regenwater zou kunnen binnendringen in de woning en/of de garage van [gedaagde].
Eigen schuld?
3.6.
De verwijzing naar het vonnis van de rechtbank Midden Nederland in het kader van een beroep op eigen schuld van [gedaagde] treft geen doel, alleen al niet omdat de aangehaalde passage niet het oordeel is van de rechtbank, maar een weergave van de stellingen van de gedaagde partij in die zaak.
Dat in deze zaak sprake is van eigen schuld omdat [gedaagde] niet zou willen betalen voor goede materialen is door [eiser] onvoldoende onderbouwd gesteld. Van [eiser] had mogen worden verwacht dat hij expliciet zou benoemen welke materialen hij aan [gedaagde] zou hebben opgegeven en welke materialen [gedaagde] niet zou hebben willen betalen. Daarnaast had [eiser] expliciet moeten stellen en onderbouwen dat hij [gedaagde] heeft gewaarschuwd voor het gebruik van ondeugdelijke materialen. Voor zover [eiser] in dit verband doelt op lichtkappen heeft hij de noodzaak voor die aanschaf onvoldoende onderbouwd, zeker nu uit de bevindingen van Gofilex, die de reparatie bij [gedaagde] heeft uitgevoerd, niet blijkt dat de lichtkappen (koepels) zelf ondeugdelijk waren. Gofilex constateert alleen dat de hoeken bij de koepels slecht waren ingeplakt waardoor er diverse lekkages waren.
Schade
3.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat voldoende vaststaat dat de lekkages het gevolg zijn van ondeugdelijk werk van [eiser] en dat [eiser] in beginsel aansprakelijk is voor de door [gedaagde] als gevolg daarvan geleden schade.
[eiser] stelt dat de door [gedaagde] ingebrachte factuur van Gofilex niet als bewijs van de schade kan worden aangenomen, onder meer omdat in de factuur geen specificatie wordt gegeven van uitgevoerde werkzaamheden. Dit verweer slaagt gedeeltelijk. De factuur is voor uitgevoerde dakwerkzaamheden. Dat sprake is van werkzaamheden die verband houden met waterschade blijkt niet uit de factuur en ook niet uit de schriftelijke toelichting van Gofilex. Ter zitting heeft [gedaagde] toegelicht dat de werkzaamheden onder meer betrekking hebben gehad op het vervangen van de koepels en het aanbrengen van isolatie op het dak. Omdat de factuur van Gofilex daarom betrekking heeft op meer werkzaamheden dan aan [eiser] waren opgedragen en rekening houdend met een aftrek van nieuw voor oud heeft [gedaagde] zijn vordering verminderd met een bedrag van € 1.000,00.
3.8.
De kantonrechter houdt het ervoor dat het bedrag dat Gofilex in rekening heeft gebracht verband houdt met het deugdelijk uitvoeren van de dakwerkzaamheden. Dit betekent dat [gedaagde] dit bedrag ook zou hebben moeten betalen als hij de opdracht direct aan Gofilex zou hebben verstrekt. De kantonrechter wordt gesterkt in dit oordeel door de stelling van [gedaagde] dat [eiser] “ruim onder de door de ander geoffreerde offerte” is gaan zitten. Bovendien heeft [gedaagde] ter zitting verklaard dat de offerte die hij in eerste instantie voor de dakwerkzaamheden had ontvangen vergelijkbaar was met de factuur van Gofilex.
3.9.
Als [gedaagde] de opdracht meteen aan Gofilex zou hebben verstrekt zou hij een deugdelijk dak hebben gekregen en zou hij niet hebben hoeven te betalen voor de ondeugdelijke werkzaamheden van [eiser]. Om die reden begroot de kantonrechter de schade van [gedaagde] op het bedrag dat hij aan [eiser] heeft betaald en dat hij ten behoeve van diens werkzaamheden heeft uitgegeven aan materialen. [gedaagde] stelt dat hij in totaal € 5.719,00 voor de werkzaamheden van [eiser] en de materialen heeft uitgegeven. [eiser] heeft zijn stelling dat [gedaagde] uitsluitend € 2.700,- per bank heeft betaald onvoldoende onderbouwd. Daarom houdt de kantonrechter het er voor dat [gedaagde] aan [eiser] € 5.719,00 heeft betaald. Dit bedrag zal als vergoeding voor de schade worden toegewezen.
3.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verstekvonnis niet in stand kan blijven. Het vonnis zal daarom gedeeltelijk worden vernietigd en [eiser] zal worden veroordeeld tot betaling aan [gedaagde] van een schadebedrag van € 5.719,00, vermeerderd met de wettelijke rente, zoals hierna bij de beslissing is vermeld.
3.11.
De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 660,95. Dit is het bedrag dat op grond van de vastgestelde normering in het Besluitvergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten correspondeert met het toegewezen deel van de vordering.
3.12.
Omdat beide partijen deels gelijk en deels ongelijk krijgen zullen de proceskosten tussen hen zo worden verdeeld dat iedere partij de eigen kosten draagt. De kosten die [gedaagde] heeft moeten maken voor de betekening van het verstekvonnis komen wel voor rekening van [eiser].
In het incident
3.13.
Uit hetgeen hierboven is overwogen en beslist ten aanzien van de hoofdzaak volgt dat er geen grond is voor opheffing van het gelegde beslag. De vordering in het incident zal daarom worden afgewezen.
3.14.
[eiser] krijgt ongelijk en zal worden veroordeeld in de kosten van het incident, tot vandaag aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 82,00.

4.De beslissing

De kantonrechter
in het incident
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 82,00.
in de hoofdzaak
4.3.
vernietigt het door de kantonrechter op 7 juni 2023 onder zaaknummer / rolnummer 10467396 CV EXPL 23-2453 gewezen verstekvonnis, voor zover [eiser] daarbij is veroordeeld om aan [gedaagde] te betalen:
- een bedrag van € 14.275,84 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 13.367,17 vanaf 29 januari 2023 tot aan de dag van de gehele betaling,
- de wettelijke rente over € 908,67 vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het verstekvonnis tot aan de dag van de gehele betaling
- de proceskosten, waaronder ook begrepen de nakosten,
en opnieuw beslissend:
4.4.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van € 6.379.95 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.719,00 vanaf 29 januari 2023 tot aan de dag van de gehele betaling,
4.5.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van de wettelijke rente over € 660,95 vanaf 22 juni 2023 tot aan de dag van de gehele betaling
4.6.
compenseert de proceskosten tussen partijen zo dat iedere partij de eigen kosten draagt, met uitzondering van de kosten die [gedaagde] heeft moeten maken voor de betekening van het verstekvonnis welke kosten voor rekening van [eiser] komen,
4.7.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in de hoofdzaak en in het incident
4.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.