ECLI:NL:RBNHO:2024:5273

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
HAA 23/5824
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling verkeersbesluit voor aanwijzing parkeerplaatsen voor deelauto's in Haarlem

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 30 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen een verkeersbesluit van de gemeente Haarlem beoordeeld. Het verkeersbesluit betreft de aanwijzing van twee parkeerplaatsen voor het uitsluitend parkeren van deelauto's van OnzeAuto. Eiser, woonachtig in de nabijheid, betwist de keuze van de locatie en stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van de bewoners en de parkeerdruk in de omgeving. De rechtbank oordeelt dat de gemeente voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de locatie zorgvuldig is gekozen, rekening houdend met ondergrondse leidingen, verkeersveiligheid en de wensen van bewoners. De rechtbank concludeert dat de door eiser gestelde nadelige gevolgen niet onevenredig zijn ten opzichte van de belangen die met het verkeersbesluit worden gediend. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/5824

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder

(gemachtigden: B. Hoos, J.R.S. Bolwidt en A.A. Almeida Sallé).

Totstandkoming van het besluit

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder om twee parkeerplaatsen ter hoogte van de [adres 1] in [plaats] aan te wijzen voor het uitsluitend parkeren door deelauto’s van OnzeAuto.
1.1.
Eiser woont op het adres [adres 2] in [plaats] .
1.2.
Bij besluit van 20 januari 2023 heeft verweerder twee van de drie parkeerplaatsen aan de [straat] gereserveerd, zodat elektrische auto’s daar kunnen opladen aan een laadvoorziening.
1.3.
Bij besluit van 21 februari 2023 heeft verweerder het besluit van 20 januari 2023 gewijzigd. De twee gereserveerde parkeervakken zijn uitsluitend bestemd voor deelauto’s van OnzeAuto. Hiermee is gegarandeerd dat deze deelauto’s gebruik kunnen maken van een laadvoorziening. Dit doet het verweerder door het verkeersbord E4 (van bijlage 1 van het RVV 1990) te plaatsen met het onderbord met de tekst ‘deelauto OnzeAuto’ en met het onderbord OB504, met twee pijlen naar de twee parkeervakken (hierna: het verkeersbesluit).
1.4.
Eiser heeft bezwaar gemaakt.
1.5.
Met de beslissing van 29 augustus 2023 op het bezwaar (bestreden besluit) van eiser is verweerder bij de aanwijzing gebleven.
1.6.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld.
1.7.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.8.
Eiser heeft op 22 april 2024 de beroepsgronden aangevuld.
1.9.
De rechtbank heeft het beroep op 7 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn partner en de gemachtigden van verweerder.

Standpunt eiser

2. Eiser stelt dat verweerder de locatie voor het verkeersbesluit lukraak heeft gekozen. Niet is gebleken dat het verweerder een parkeermeting heeft gedaan. Eiser stelt verder dat verweerder bij de besluitvorming te weinig rekening heeft gehouden met de belangen van de bewoners. Zo is bijvoorbeeld geen rekening gehouden met de parkeerdruk die door het aanwijzen van vaste parkeerplekken voor de deelauto’s van OnzeAuto verder zal toenemen. Tot slot zijn de bewoners niet geïnformeerd over het verkeersbesluit.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder op goede gronden heeft besloten twee parkeerplaatsen aan te wijzen voor uitsluitend deelauto’s van OnzeAuto. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De rechtbank zal daarbij eerst het relevante wettelijke kader en het beoordelingskader benoemen, nu aan de hand van deze kaders het verkeersbesluit van verweerder wordt getoetst.
Wettelijk kader
5. Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt als volgt:
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
6. Artikel 3:4, lid 1, van de Awb, luidt als volgt:
1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
7. Artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) luidt als volgt:
1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
2. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
8. Artikel 15, lid 1, van de WVW 1994 luidt als volgt:
De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
9. Ingevolge artikel 12, aanhef en onder a, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) dient plaatsing of verwijdering van het bord E4, nu die is opgenomen in bijlage 1, behorende bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, te geschieden bij verkeersbesluit.
10. Ingevolge artikel 21 van het BABW dient de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval te vermelden welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
11. Ingevolge artikel 24 van het BABW worden verkeersbesluiten genomen na overleg met de Korpschef (van de politie).
Beoordelingskader
12. Het bestreden besluit is een verkeersbesluit. Een besluit vereist een zorgvuldige voorbereiding. Verweerder komt bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe. De bestuursrechter toetst het gebruik van die beoordelingsruimte. Verder dient verweerder de relevante belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij heeft het beleidsruimte. De bestuursrechter toetst of het verkeersbesluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften en of – kort gezegd - sprake is van zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet tot dat verkeersbesluit heeft kunnen komen.
Zorgvuldige voorbereiding
13. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zorgvuldige voorbereiding van het besluit geldt het volgende. Verweerder heeft betoogd dat bij de locatiekeuze rekening is gehouden met de ondergrondse leidingen en kabels, boomwortels, water, verkeersveiligheid en het voorkomen van onnodig zoekverkeer in de wijk. Op de zitting is verder toegelicht dat vanuit bewoners in het Raampleinkwartier om deelmobiliteit is verzocht en, gelet op het beleid van verweerder, dat ook is gewenst door verweerder. Rond de zeventig deelnemers, bewoners uit het Raamplankwartier, maken gebruik van in totaal vier deelauto’s. Het totale autobezit neemt dus af, aldus verweerder. Er is verder voor gekozen om de deelauto’s niet op een publieke laadplek te laten staan, omdat de auto’s niet altijd worden gebruikt en dan voor langere tijd op de publieke laadplek blijven staan. Daarom heeft verweerder met OnzeAuto, die de deelmobiliteit faciliteert, gekeken naar een goede vaste plek met laadfaciliteiten. Voor het aspect verkeersveiligheid heeft de verkeerspolitie meegekeken, die voor de gekozen locatie een positief advies heeft gegeven. In dit geval hebben ook de netwerkbeheerder en kabelaar meegekeken, omdat de locatie ook geschikt moet zijn voor het plaatsen van een laadpaal. In totaal waren er, gelet op al deze aspecten, vier geschikte locaties in het Raampleinkwartier. De gekozen locatie was uiteindelijk het meest geschikt, omdat op de andere locaties andere belemmeringen waren, zoals vervuilde grond of strijd met de beleidsregels om geen laadpaal direct voor een woning te plaatsen.
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aldus voldoende aannemelijk gemaakt dat de locatie voor het verkeersbesluit, in tegenstelling tot wat eiser stelt, niet lukraak gekozen is, maar dat dit gepaard is gegaan met zorgvuldig feitenonderzoek, overleg met de aangewezen instanties, advies van de politie en met kennisneming van de af te wegen belangen. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
Beoordelingsruimte
15.1.
Verweerder heeft zijn beoordelingsruimte in het bestreden besluit als volgt ingevuld:
“Het verkeersbesluit is genomen met als doelstelling het realiseren van een schoon wagenpark als maatregel om aan de Europese wet- en regelgeving te voldoen aan luchtkwaliteitsdoelstellingen, te weten het verminderen van de uitstoot van fijnstof en stikstofdioxide. De gemeente Haarlem staat voor de uitdaging om een gezondere en groenere stad te worden. Daarvoor is een transitie nodig waarbij voorrang wordt gegeven aan schone manieren van vervoer. Het is naar het oordeel van het college de verwachting dat het toepassen van deelauto’s het autobezit in de stad laat afnemen. Het aanbieden van twee exclusieve parkeer- en oplaadplekken voor elektrische deelauto’s past naar het oordeel van het college goed bij het vastgestelde mobiliteitsbeleid van de gemeente Haarlem. Daarmee wordt naar het oordeel van het college prioriteit gegeven aan vormen van mobiliteit die, zowel rijdend als stilstaand het meest ruimte-efficiënt en duurzaam zijn. Om de mobiliteit van dergelijke deelauto’s te waarborgen is het noodzakelijk een laadpaal op de openbare weg te realiseren. Het belang van een schoon wagenpark prevaleert naar het oordeel van het college boven het verlies aan parkeergelegenheid. De maatregel sterkt tot het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan. Ook is het besluit genomen met als doel het voorkomen of beperken van de door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer. Het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer wordt van ondergeschikt belang geacht.”
15.2.
Uit bovenstaande volgt dat verweerder, in het licht van de luchtkwaliteitsdoelstellingen, prioriteit wenst te gegeven aan vormen van mobiliteit die, zowel rijdend als stilstaand het meest ruimte-efficiënt en duurzaam zijn. In dat kader heeft verweerder een mobiliteitsbeleid ontwikkeld. Het verkeersbesluit past in dat beleid, aldus verweerder, waarbij het is getoetst aan de voorwaarden uit artikel 2 van de WVW 1994, zijnde concreet het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan en het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer. Dit is goed te volgen voor de rechtbank en naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarmee op juiste gronden de boordelingsruimte ingevuld.
Belangenafweging
16.
16.1.
Met het oog op de evenredigheid van het verkeersbesluit moet worden nagegaan of het verkeersbesluit geschikt is om het doel te bereiken, of het verkeersbesluit noodzakelijk is om dat doel te bereiken en of het verkeersbesluit evenwichtig is. Bij deze laatste stap moet worden beoordeeld of het op zichzelf geschikte en noodzakelijke verkeersbesluit, gelet op alle omstandigheden van het geval, niet onredelijk bezwarend is voor eiser als belanghebbende. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
16.2.
Verweerder heeft aangegeven dat, om ruimte te winnen en bij te dragen aan een klimaat neutrale stad, ervoor is gekozen om prioriteit te geven aan duurzame en ruimte-efficiënte vormen van mobiliteit. Deze verschuiving is volgens verweerder al zichtbaar in Haarlem door de opkomst van Smart Mobility. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarmee het doel van het verkeersbesluit concreet onderbouwd. Verweerder heeft ook voldoende onderbouwd betoogd dat het verkeersbesluit het directe doel van verweerder helpt te realiseren en dat geen andere minder belastend verkeersbesluit kan worden genomen. Verweerder heeft daartoe aangegeven dat er altijd openbare parkeerplekken worden ontnomen bij een dergelijk verkeersbesluit, dat het onwenselijk is om deelauto’s bij een publieke laadpaal te plaatsen, dat de parkeerdruk in de wijk niet (onaanvaardbaar) wordt verhoogd, dat het belang van een schoon wagenpark prevaleert boven het verlies aan parkeergelegenheid en een door eiser verondersteld recht op uitzicht of eigen parkeerplaats voor de deur, niet een te effectueren recht is, omdat het gaat om publieke ruimte.
16.3.
De rechtbank is - concluderend - van oordeel dat niet is gebleken dat met de keuze voor een andere locatie een gelijkwaardig resultaat met aanmerkelijk minder bezwaren had kunnen worden bereikt. Zoals overwogen, heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom voor deze locatie is gekozen. Hierbij is verweerder op goede gronden tot de conclusie gekomen dat de door eiser gestelde nadelige gevolgen van het op die locatie aanwijzen van vaste parkeerplaatsen voor de deelauto’s van OnzeAuto, niet onevenredig zijn ten opzichte van de met het verkeersbesluit te dienen belangen. Althans, dit heeft eiser niet draagkrachtig (met stukken) onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

17. De conclusie is dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. I.A. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.