ECLI:NL:RBNHO:2024:526

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
9805379 \ CV EXPL 22-2170
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers na annulering van vlucht door weersomstandigheden

In deze zaak hebben vier passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, naar aanleiding van de annulering van hun vlucht van München naar Amsterdam op 4 februari 2020. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. R.A.C. Telkamp, vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht en arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming. De vervoerder heeft de annulering van de vlucht gerechtvaardigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de grondafhandelings- en cateringdiensten beïnvloedden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht noodzakelijk was vanwege de weersomstandigheden. De passagiers hebben betwist dat de weersomstandigheden zo slecht waren dat annulering gerechtvaardigd was, en hebben bewijs geleverd van andere vluchten die wel zijn uitgevoerd. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet heeft aangetoond dat de capaciteitsreductie en de problemen bij de grondafhandeling de annulering van de vlucht noodzakelijk maakten. Daarom wordt de vordering van de passagiers toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 2.835,60 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9805379 \ CV EXPL 22-2170
Uitspraakdatum: 31 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1]

2. [eiser 2]wonende te [plaats 2]
3. [eiser 3]wonende te [plaats 1]
4. [eiser 4]wonende te [plaats 2]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp
tegen
de buitenlandse vennootschap
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen, Duitsland
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.C.C.M. Bootsman & mr. F.B. Mahabali

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 24 januari 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Auckland International Airport, Auckland (Nieuw-Zeeland) via Changi Airport (Singapore) en via München Franz Josef Strauss Airport, München (Duitsland) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 3 en 4 februari 2020, met de vluchtcombinatie SQ286, LH791 en LH2300.
2.2.
Vlucht LH2300 van München naar Amsterdam (hierna: de vlucht) is geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarmee zij met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 februari 2020, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum der betekening der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 435,60 dan wel € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, lid 1, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3 van de Verordening. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat sprake was van slechte weersomstandigheden op de luchthaven van München op 4 februari 2020, die tot gevolg hadden dat de grondafhandelings- en cateringdiensten werden opgeschort en er een capaciteitsreductie werd uitgevaardigd. Als gevolg daarvan kreeg de vlucht een aantal latere slottijden (hierna: CTOT’s) /CTOT’s opgelegd door het luchtverkeersbeheer. Omdat de vervoerder verwachtte dat de SLOT-vertragingen nog verder zouden oplopen, heeft hij de vlucht geannuleerd.
5.4.
De passagiers hebben hier tegenin gebracht dat de weersomstandigheden niet dusdanig slecht waren dat de vlucht geannuleerd diende te worden. Ze overleggen hiertoe een schema met vluchten die rond de geplande vertrektijd van de vlucht in kwestie vanaf München zijn vertrokken. Deze vluchten hebben allemaal geen extreme vertraging opgelopen. De passagiers betwisten dan ook dat sprake is geweest van een algehele grondafhandelingsstop. Voorts stellende passagiers dat de laatst opgelegde CTOT door het luchtverkeersbeheer slechts zou leiden tot een vertrekvertraging van 16 minuten en dat de vervoerder daarom voorbarig was in het annuleren van de vlucht.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan een capaciteitsreductie een buitengewone omstandigheid vormen indien de vervoerder aantoont, dat hij, gelet op de duur en mate van de restricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder daar met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop niet in is geslaagd. De vervoerder heeft onvoldoende toegelicht dan wel aangetoond in welke mate de luchtverkeersleiding vanwege de weersomstandigheden de capaciteit van de luchthaven heeft aangepast. Tevens is onvoldoende duidelijk geworden in welke mate de capaciteitsreductie invloed heeft gehad op het aantal uit te voeren vluchten, noch is onderbouwd welke afwegingen de vervoerder heeft gemaakt bij het annuleren van de onderhavige vlucht. Met name is het onvoldoende duidelijk geworden dat de gestelde problemen bij de grondafhandeling de annulering van de vlucht noodzakelijk maakten.
5.6.
Het is de kantonrechter niet duidelijk geworden waarom de vervoerder ervoor heeft gekozen om specifiek de vlucht in kwestie te annuleren in plaats van, bijvoorbeeld, de weersomstandigheden af te wachten en de vlucht (al dan niet vertraagd) uit te voeren. Daar komt bij dat de vervoerder heeft aangegeven dat sprake was van een SLOT-vertraging van meer dan drie uur, maar dat uit de overgelegde stukken (zoals het Daily Traffic Report) niet blijkt dat bij de vlucht in kwestie ook sprake was van een dergelijke vertraging. In tegendeel: de vervoerder stelt zelf dat er sprake zou zijn van een vertrekvertraging van 31 minuten. De vervoerder heeft de stelling van de passagiers dat er wel andere vluchten vanaf München vlogen onvoldoende gemotiveerd weersproken. Ook indien de stelling van de vervoerder dat al deze vluchten die rond de geplande vertrektijd van de vlucht in kwestie reeds vóór de gestelde grondafhandelingsstop gereed waren gemaakt, zou worden aanvaard, dan is nog onvoldoende duidelijk geworden dat de problemen bij de grondafhandeling reden vormden om de vlucht te annuleren. Hierdoor staat niet vast dat de vervoerder vanwege de slechte weersomstandigheden te München, de problemen bij de grondafhandeling en de afgekondigde capaciteitsreductie genoodzaakt was de vlucht te annuleren.
5.7.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen.
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief (inclusief btw), zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.11.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De hierover gevorderde rente is eveneens toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.835,60, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.400,00 vanaf 4 februari 2020, en over € 435,60 vanaf 24 januari 2022, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 125,03;
griffierecht € 244,00;
salaris gemachtigde € 464,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 116,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter