ECLI:NL:RBNHO:2024:5252

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
C/15/349456 / JU RK 24-319
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in een complexe gezinscontext met zorgen over communicatie en opvoeding

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 maart 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat er zorgen zijn over de opvoedingssituatie van [de minderjarige] bij zijn ouders, die beiden een gebrekkige communicatie en samenwerking vertonen. De ouders zijn gescheiden en hebben gezamenlijk gezag over [de minderjarige], die bij de moeder woont. De vader maakt zich zorgen over de negatieve impact van de conflicten tussen de ouders op [de minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] gevoelens van verdriet, onbegrip en onvoorspelbaarheid ervaart, wat zijn ontwikkeling bedreigt. De ouders zijn deels bereid om hulp te zoeken, maar er is onvoldoende overeenstemming over de benodigde hulpverlening.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder, die slachtoffer is geweest van huiselijk geweld, zich niet kan verenigen met de voorgestelde hulpverlening en pleit voor solo parallel ouderschap. De vader steunt het verzoek tot ondertoezichtstelling, omdat eerdere pogingen tot hulpverlening niet succesvol zijn geweest. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn vervuld en heeft de ondertoezichtstelling uitgesproken, met als doel dat de ouders [de minderjarige] de nodige stabiliteit en emotionele veiligheid kunnen bieden. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ondertoezichtstelling is ingegaan op 27 maart 2024, met een looptijd tot 27 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/349456 / JU RK 24-319
Datum uitspraak: 27 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.J. Robbers, kantoorhoudende te Amsterdam,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 21 februari 2024;
  • de e-mail, met bijlage, van de vader van 24 maart 2024;
  • de e-mail, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 26 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [de minderjarige] , die apart is gehoord;
  • de vader, bijgestaan door een tolk in de Engelse taal;
  • de moeder, bijgestaan door een tolk in de Engelse taal;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers (hierna te noemen: de GI).
De advocaat van de moeder heeft ter zitting spreekaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn op [datum] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 17 februari 2021.
2.2.
De vader heeft [de minderjarige] erkend. Het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] is na de echtscheiding in stand gebleven. [de minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
[de minderjarige] en de vader zijn (in ieder geval ook) Brits burger. De moeder heeft (in ieder geval ook) de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De Raad heeft hieraan het volgende ten grondslag gelegd. [de minderjarige] groeit al jaren op in twee verschillende opvoedingssituaties met ouders die een zeer gebrekkige communicatie, relatie en samenwerking hebben. Beide ouders hebben ook geen zicht op de opvoedingssituatie bij de ander zoals welke regels er gelden en op welke manier [de minderjarige] begeleid en ondersteund wordt in zijn ontwikkeling. De problematiek tussen de ouders heeft al langere tijd een negatieve impact op [de minderjarige] ’s functioneren en ontwikkeling. Met name op school wordt gezien dat het niet goed gaat met [de minderjarige] en dat hij niet lekker in zijn vel zit door de thuissituatie. Hij maakt steeds meer een ongelukkige indruk en ook zijn resultaten lijden eronder. Daarnaast kan [de minderjarige] zich op school meer terugtrekken en opmerkingen maken richting klasgenoten waardoor zij zich ongemakkelijk kunnen voelen (hij lijkt zich geen houding te kunnen geven).
[de minderjarige] lijkt veel onvoorspelbaarheid te ervaren; niet weten wat er gaat gebeuren als de vader en de moeder tegen elkaar praten en niet weten wat te verwachten wanneer de vader en zijn partner ruzie hebben. Hij lijkt de negatieve gevoelens, de onvoorspelbaarheid en de confrontaties te willen vermijden en heeft zichzelf ervan overtuigd dat het beter is als de ouders helemaal niet meer tegen elkaar praten.
[de minderjarige] heeft meerdere ingrijpende en stressvolle gebeurtenissen heeft meegemaakt in het contact tussen zijn ouders, waaronder een incident waarbij het glas van vaders voordeur is stukgeslagen tijdens een ruzie tussen de ouders en de partner van de vader (mei 2023). Eind december 2023 is er wederom een situatie geweest waarin [de minderjarige] spanning en onduidelijkheid heeft ervaren, doordat de ouders onderling geen overeenstemming konden bereiken ten aanzien van de overdrachtslocatie en ook door de onzekerheid die dit met zich meebracht ten aanzien van het wel/niet doorgaan van [de minderjarige] ’s reis naar Frankrijk. Hoewel de ouders wel begrijpen hoe ingrijpend en stressvol het voor [de minderjarige] kan zijn om getuige te zijn van de spanningen, slechte communicatie en ruzies tussen de ouders onderling, lukt het hen niet om te voorkomen dat hij hieraan blootgesteld wordt.
Waar de moeder zich geen zorgen lijkt te maken om [de minderjarige] en denkt dat hij geen last heeft van de problematiek tussen de ouders, maakt de vader zich juist veel zorgen om de loyaliteitsproblemen die [de minderjarige] zou ervaren en de invloed hiervan op zijn sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling. Doordat de ouders geen overeenstemming kunnen vinden over de in te zetten hulpverlening, kan de situatie voor [de minderjarige] onvoldoende verbeterd worden en kunnen ook de zorgen niet worden weggenomen.
Vanuit de hulpverlening is het belangrijk dat er zicht komt op beide opvoedingssituaties en dat er hulp wordt ingezet gericht op het verbeteren van de communicatie en samenwerking tussen de ouders onderling. Hierbij kan gedacht worden aan ouderschapsbemiddeling, mediation, communicatietrajecten, de SCHIP-aanpak en systeemgerichte therapie. De hulpverlening kan de ouders ook ondersteunen bij het verduidelijken van afspraken rondom de overdrachten. Voor [de minderjarige] is een vorm van individuele hulpverlening nodig zoals gesprekken met een kinderpsycholoog/therapeut bij wie hij zijn gedachten en gevoelens kan uiten en iemand die hem kan ondersteunen bij het verwerken van de ingrijpende en stressvolle gebeurtenissen die hij heeft meegemaakt in het contact tussen de ouders.
Ter zitting heeft de moeder benoemd dat zij wel hulp wil maar in een andere richting. Ze is bang dat een ondertoezichtstelling geen zin heeft als voor hulpverlening wordt gekozen die voor haar niet haalbaar is. De Raad heeft daarop als volgt gereageerd.
Het is goed dat de moeder dat benoemt. Uit het onderzoek van de Raad is naar voren gekomen dat het rustig moet worden voor [de minderjarige] . De GI zal een hulpverleningsplan opstellen en kan daarbij afwijken van de suggesties van de Raad. Daar kan bijvoorbeeld uitkomen dat solo parallel ouderschap meer passend is.

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter naar voren gebracht dat hij zich verdrietig voelt. Hij wordt belast met volwassen zaken (zoals geldzaken) en kan er niet tegen als de ouders zich niet precies aan de afspraken houden. Hij wil graag dat het halen en brengen via school verloopt want hij kan het niet meer aan om bij schreeuwpartijen aanwezig te zijn.
4.2.
De moeder kan zich niet met het verzoek tot ondertoezichtstelling verenigen als de weg wordt ingeslagen die door de Raad wordt geadviseerd. De moeder is jarenlang slachtoffer geweest van intieme terreur, huiselijk geweld en uitbuiting door de vader, zodat van haar niet kan worden verwacht dat zij met de vader een traject als de SCHIP-aanpak, ouderschapsmiddeling of mediation doorloopt. De moeder is bang dat dit averechts werkt en nog meer trauma bij de moeder en [de minderjarige] veroorzaakt. De moeder heeft daarom solo parallel ouderschap voorgesteld, maar voelt zich in haar zorgen niet gehoord door Kenter Jeugdzorg. Ze vindt het lastig dat ze als slechte moeder wordt neergezet omdat de geadviseerde hulpverlening voor haar niet haalbaar is.
Het klopt niet dat de moeder zich geen zorgen over [de minderjarige] maakt en zij is het ermee eens dat hij hulpverlening moet krijgen. De moeder staat nog altijd achter een traject solo parallel ouderschap waarbij de focus op haarzelf en haar relatie met [de minderjarige] ligt. Als die weg wordt ingeslagen, kan de moeder zich vinden in een ondertoezichtstelling. [de minderjarige] heeft twee ouders nodig die emotioneel beschikbaar voor hem zijn en de zorgregeling nauwgezet nakomen.
4.3.
De vader staat achter het verzoek tot ondertoezichtstelling. Het is Kenter Jeugdzorg, het CJG en de school niet gelukt om hulpverlening op te starten, zodat een gedwongen kader nodig is. De vader kan nog niet zeggen of hij achter solo parallel ouderschap staat, omdat hij zich daar eerst in moet verdiepen. Hij heeft er hoe dan ook geen vertrouwen in dat er in een vrijwillig kader iets van de grond komt.
4.4.
De GI staat achter het verzoek tot ondertoezichtstelling. Als er een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken zal de GI onderzoeken wat [de minderjarige] nodig heeft van zijn ouders om zich verder te ontwikkelen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de draagkracht van de moeder. De ouders willen dat het goed gaat met [de minderjarige] en hebben nog veel pijn in hun relatie. Het is de vraag waarom het nog niet is gelukt om hulpverlening op touw te zetten.

5.De beoordeling

rechtsmacht en toepasselijk recht

5.1.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, Brussel II ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.
5.2.
Nu de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] in Nederland, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Ingevolge artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is Nederlands recht toepasselijk.
ondertoezichtstelling
5.3.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.4.
[de minderjarige] ervaart gevoelens van verdriet, onbegrip, angst en onvoorspelbaarheid, zodat hij in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De ouders zijn deels bereid maar onvoldoende in staat om die zorgen weg te nemen. Zo hebben geen overeenstemming over de in te zetten hulpverlening, zodat de nodig geachte zorg en hulp voor [de minderjarige] en de ouders niet van de grond komt. De kinderrechter zal daarom [de minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
5.5.
Het doel waaraan gewerkt dient te worden is dat de ouders [de minderjarige] voldoende voorspelbaarheid, rust, stabiliteit en emotionele veiligheid kunnen bieden zodat [de minderjarige] zich weer gezond kan ontwikkelen op sociaal-emotioneel en cognitief gebied. Hiervoor is zowel hulpverlening voor de ouders als individuele hulpverlening voor [de minderjarige] nodig. Het is nog niet duidelijk welk deel van zijn somberheid voortkomt uit de strijd tussen zijn ouders en welk deel uit hemzelf komt. Dit zal pas duidelijk worden als het de ouders lukt om hun problemen op te lossen. Ter zitting heeft de moeder verduidelijkt dat het instrument dat door de Raad wordt geadviseerd voor haar onhaalbaar is en de GI heeft aangegeven te zullen onderzoeken wat [de minderjarige] nodig heeft en daarbij de grenzen van de moeder te respecteren. De kinderrechter gaat ervan uit dat daarbij ook betrokken zal worden of solo parallel ouderschap voor deze ouders een passend traject is.
Tegelijkertijd loopt er nog een bodemprocedure over (onder meer) de zorgregeling, die is aangehouden in afwachting van het verloop van de hulpverlening. De advocaat van de moeder heeft daarover ter zitting om advies gevraagd. De kinderrechter laat het over aan de belanghebbenden om te dien aanzien, mogelijk in overleg met de GI, naar eigen inzicht te handelen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [de minderjarige] onder toezicht van Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers met ingang van 27 maart 2024 tot 27 maart 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024 door mr. P.W.M. de Wolf MSM, kinderrechter, in aanwezigheid van A.E.J. van Schie als griffier, en op schrift gesteld op 10 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.