ECLI:NL:RBNHO:2024:5222

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
349917
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een vereffenaar in een nalatenschap zonder erfgenamen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 mei 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de benoeming van een vereffenaar voor de nalatenschap van een overleden persoon, hierna te noemen erflater. De verzoekende partij, de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, heeft verzocht om de benoeming van een vereffenaar op basis van artikel 4:204 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW). De erflater, geboren in 1976 en overleden in 2021, heeft geen erfgenamen achtergelaten en de nalatenschap is aangemeld als vermoedelijk onbeheerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat erflater op het moment van overlijden niet gehuwd was en geen afstammelingen had. De nalatenschap is niet onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard, en er is geen boedelnotaris of executeur aangesteld. De Staat heeft aangegeven dat de nalatenschap, ondanks de vermoedelijke negatieve waarde, kostendekkend kan worden afgewikkeld. De rechtbank heeft de bevoegdheid om een vereffenaar te benoemen, aangezien er geen erfgenamen bekend zijn en de nalatenschap onbeheerd is gelaten.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek van de Staat gegrond is en heeft besloten om het Rijksvastgoedbedrijf te benoemen als vereffenaar van de nalatenschap. De benoeming is gedaan met inachtneming van de wettelijke bepalingen en de belangen van eventuele schuldeisers. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier is opgedragen om de benoeming in het boedelregister in te schrijven en bekend te maken in de Staatscourant.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer / rekestnummer: C/15/349917 / HA RK 24-29
Beschikking van 23 mei 2024
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, RIJKSVASTGOEDBEDRIJF,
gevestigd te 's-Gravenhage,
verzoekende partij,
hierna te noemen: de Staat,
advocaat: mr. S.J. van Baasbank,
met betrekking tot de nalatenschap van
[erflater],
geboren te Alkemade op [geboortedatum] 1976,
overleden op [datum] 2021 te Zwaag,
hierna te noemen: erflater,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift ingekomen op 7 maart 2024 met producties 1 tot en met 7 van de Staat. Verder heeft de Staat bij e-mail van 15 mei 2024 een nadere toelichting gegeven over het kostendekkend kunnen afwikkelen van de nalatenschap.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot het benoemen van een vereffenaar ex artikel 4:204 lid 1 aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW). De Staat heeft zijn verzoek als volgt toegelicht.
2.2.
Erflater was op het moment van overlijden niet gehuwd of geregistreerd als partner. Erflater heeft geen afstammelingen achtergelaten. De gemeente Hoorn heeft in een e-mail aan het Rijksvastgoedbedrijf de nalatenschap aangemeld als vermoedelijk onbeheerde nalatenschap. Blijkens het boedelregister is de nalatenschap niet onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard. Verder is niet bekend of er erfgenamen zijn. Een erfgenamenonderzoek is achterwege gelaten vanwege het gebrek aan middelen daarvoor binnen de nalatenschap.
2.3.
In de nalatenschap is geen boedelnotaris aangewezen en geen executeur benoemd. De Staat vermoedt dat de nalatenschap, ondanks de waarschijnlijkheid dat deze negatief is, kostendekkend kan worden afgewikkeld.
2.4.
De Staat heeft ter onderbouwing van zijn belang bij benoeming van een vereffenaar gerefereerd aan zijn aan artikel 4:226 BW te ontlenen belang alsmede gewezen op het maatschappelijk belang van de vereffening. Dat laatste belang is er in gelegen dat een na aftrek van de vereffeningskosten overblijvend substantieel van de nalatenschap aan de schuldeisers van de nalatenschap toekomt.
2.5.
Op de (overige) stellingen van de Staat wordt hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De laatste woonplaats van erflater was in Zwaag, gemeente Hoorn, zodat deze rechtbank bevoegd is kennis te nemen van het verzoek.
3.2.
Op grond van artikel 4:204 lid 1 aanhef en onder a BW kan de rechtbank als de nalatenschap niet onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard, op verzoek van een belanghebbende een vereffenaar benoemen. De rechtbank kan tot die benoeming onder meer besluiten wanneer het niet bekend is of er erfgenamen zijn, of wanneer de nalatenschap niet door een executeur wordt beheerd en de erfgenamen die bekend zijn haar geheel of ten dele onbeheerd laten.
3.3.
De Staat is belanghebbende op basis van artikel 4:226 lid 1 BW. Dit artikel bepaalt dat wanneer de vereffening is voltooid en met een overschot is geëindigd, de vereffenaar deze goederen aan de Staat dient af te geven. Dit geldt in het geval er geen erfgenamen zijn, niet bekend is of er erfgenamen zijn of wanneer de erfgenamen niet bereid zijn de goederen in ontvangst te nemen. Krachtens artikel 4:226 lid 4 BW vervallen goederen of hetgeen daarvoor in de plaats komt aan de Staat wanneer deze niet zijn opgeëist binnen twintig jaar na het openvallen van de nalatenschap.
3.4.
De rechtbank constateert dat van belang is dat er een vereffenaar wordt benoemd ter afwikkeling van de nalatenschap van erflater. De Staat heeft zijn belang bij het benoemen van een vereffenaar voldoende onderbouwd. Hij is belanghebbende van de nalatenschap en deze wordt thans onbeheerd gelaten.
3.5.
De rechtbank kan niet overgaan tot benoeming van een vereffenaar, zonder de in artikel 4:206 BW genoemde personen, voor zover bekend, te horen, althans op te roepen voor een mondelinge behandeling. De rechtbank is van oordeel dat van verhoor of oproeping als bedoeld in voornoemd artikel kan worden afgezien. De Staat heeft namelijk aangegeven geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling. Gelet op het feit dat erflater geen afstammelingen heeft, zijn beide ouders en broer zijn overleden en de nalatenschap niet onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard, is niet bekend wie de mogelijke erfgenamen van erflater zijn. Het nader onderzoek naar het bestaan van erfgenamen, nodig om de erfgenamen te kunnen oproepen, zou kosten met zich meebrengen. De Staat heeft aannemelijk gemaakt dat de nalatenschap negatief is, maar dat de nalatenschap bij de huidige stand van zaken waarschijnlijk kostendekkend kan worden afgerond. Voor zover de Staat bekend zijn er geen preferente vorderingen op de nalatenschap. Na aftrek van de vereffeningskosten blijft er nog een substantieel bedrag over dat gebruikt kan worden om de vorderingen van de schuldeisers gedeeltelijk te voldoen. Het maken van verdere kosten zou daarom niet in het belang zijn van de afwikkeling van de nalatenschap en evenmin in het belang van (eventuele) erfgenamen.
3.6.
Het verzoek is op de wet gegrond en zal worden toegewezen.
3.7.
De rechtbank zal het Rijksvastgoedbedrijf te Den Haag als vereffenaar benoemen. Blijkens het verzoekschrift heeft het Rijksvastgoedbedrijf te kennen gegeven bereid te zijn als vereffenaar te worden benoemd.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
benoemt
HET RIJKSVASTGOEDBEDRIJF,
kantoorhoudende te 2511 DP Den Haag aan de Turfmarkt 147,
correspondentieadres: postbus 20011, 2500 EA Den Haag,
tot vereffenaar van de nalatenschap van:
[erflater],
geboren te Alkemade op [geboortedatum] 1976,
laatstelijk wonende te gemeente Hoorn,
overleden op [datum] 2021 te Zwaag,
4.2.
draagt de griffier op de benoeming van deze vereffenaar onverwijld in het boedelregister in te schrijven,
4.3.
draagt de vereffenaar op de benoeming bekend te maken in de Staatscourant,
4.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.M. Auwerda en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2024.