In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een verstekvonnis tussen de Stichting Pré Wonen en twee gedaagden die niet verschenen. De eisende partij, vertegenwoordigd door Van der Hoeden / Mulder Gerechtsdeurwaarders en Juristen, vorderde onder andere de vernietiging van artikel 13.1 en 13.2 van de Algemene Huurvoorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte, die volgens hen oneerlijk waren. De kantonrechter had eerder in een tussenvonnis van 21 februari 2024 geoordeeld dat de eisende partij zich moest uitlaten over de oneerlijkheid van deze bedingen. In de daaropvolgende akte van 20 maart 2024 heeft de eisende partij betoogd dat de bedingen niet oneerlijk zijn, maar de kantonrechter volgde deze redenering niet. De rechter oordeelde dat de bedingen in combinatie met een boetebeding wel degelijk oneerlijk zijn en vernietigde deze artikelen.
Daarnaast vorderde de eisende partij betaling van € 3.081,66 aan achterstallige huurpenningen, waarbij de gedaagde partij een deelbetaling van € 613,87 had gedaan. De kantonrechter wees de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, waardoor de deelbetaling enkel in mindering kwam op de hoofdsom. Uiteindelijk werd een bedrag van € 2.467,79 aan huurachterstand toegewezen. De gedaagde partijen werden in de proceskosten veroordeeld, inclusief een nasalaris van € 102,00, en de rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. Het vonnis werd uitgesproken door mr. M.P.E. Oomens in aanwezigheid van de griffier.