ECLI:NL:RBNHO:2024:5202

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
C/15/339113 / FA RK 23-1885
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot eenhoofdig gezag aan de moeder na gewijzigde omstandigheden en gebrek aan betrokkenheid van de vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over een minderjarige. De moeder, die de Nederlandse nationaliteit bezit, verzocht om het eenhoofdig gezag over hun kind, omdat de vader, die in Turkije woont, al geruime tijd niet of nauwelijks invulling gaf aan zijn ouderlijk gezag. De vader was niet ter zitting verschenen en had geen verweer gevoerd, maar had eerder schriftelijk aangegeven in te stemmen met het verzoek van de moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader sinds zijn verhuizing naar Turkije in december 2022 geen actieve rol meer speelt in het leven van de minderjarige en dat de moeder feitelijk alle belangrijke beslissingen neemt. De rechtbank oordeelde dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die het verzoek van de moeder rechtvaardigen. De rechtbank heeft daarbij ook de belangen van de minderjarige in overweging genomen, waaronder de noodzaak van tijdige beslissingen over medische en onderwijskundige zaken. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder alleen het gezag over de minderjarige toe te kennen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
gezagswijziging
zaak-/rekestnr.: C/15/339113 / FA RK 23-1885
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 28 mei 2024
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H. Schouten, kantoorhoudende te Haarlem,
--tegen--
[de vader],
wonende te [plaats] , Turkije,
hierna mede te noemen: de vader.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 25 april 2023.
- het F-formulier van de advocaat van de moeder van 21 september 2023;
- het F-formulier van de advocaat van de moeder van 1 februari 2024;
- het F-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder van 29 april 2024.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 april 2024 in aanwezigheid van de moeder bijgestaan door mr. H. Schouten.
Verder was als informant ter zitting aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad). Als toehoorder was aanwezig de vader van de moeder, [toehoorder] .
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] in [plaats] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 23 december 2020.
2.2.
Tijdens dit huwelijk is geboren het volgende nu nog minderjarige kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [datum] (Turkije
).
Het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] is na de echtscheiding in stand gebleven. De hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] is bij de moeder.
2.3.
Bij genoemde beschikking van 23 december 2020 is bepaald dat het door partijen op 30 november 2020 ondertekende ouderschapsplan (hierna; het Ouderschapsplan) deel uitmaakt van de beschikking.
In het Ouderschapsplan is ten aanzien van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] het volgende tussen de ouders overeengekomen:
- Zolang de vader nog in Nederland woont hebben de ouders gekozen voor “bird nesting”. Daarbij zorgde de vader een weekend en 1 zondag per 14 dagen voor [de minderjarige] . Voor het geval de vader naar Turkije verhuisde is er een belregeling en een vakantieregeling afgesproken.
2.4.
De vader verblijft sinds 27 december 2022 in Turkije.
2.5.
De vader heeft de Turkse nationaliteit en de moeder en [de minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.Verzoek

Het verzoek van de moeder strekt tot wijziging van het gezag over [de minderjarige] in die zin dat het gezag over [de minderjarige] voortaan alleen aan haar toekomt.

4.Verweer

De vader is niet ter zitting verschenen en heeft geen schriftelijk verweer gevoerd. In het WhatsApp bericht van 3 januari 2023 heeft de vader schriftelijk aangegeven dat hij instemt met het verzoek van de moeder om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] .

5.Beoordeling

5.1.
Uit de stukken kan worden afgeleid dat de moeder de Nederlandse nationaliteit bezit, de vader de Turkse nationaliteit en [de minderjarige] (in ieder geval ook) de Nederlandse nationaliteit. Het verzoek betreft een geschil over het gezamenlijk gezag en valt als zodanig binnen het materiële toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 , hierna: Brussel II ter. [1] Ingevolge artikel 7, eerste lid, Brussel II ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.
Nu [de minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen. Ingevolge artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is Nederlands recht toepasselijk.
5.2.
Ingevolge artikel 1:253n, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag worden beëindigd, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.3.
Niet in geschil is dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden als bedoeld in artikel 1:253n, eerste lid, BW.
5.4.
Op grond van artikel 1:253n lid 2 BW zijn de gronden van artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. Hierin is bepaald dat de rechter het gezamenlijk gezag kan beëindigen en één van beide ouders met het gezag over een kind kan belasten, indien:
- er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders, en
- niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt of
- indien dit anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.5.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg ter zake en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen, zodanig dat de minderjarige niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
5.6.
De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek aangevoerd dat de vader twee jaar na de echtscheiding naar Turkije is verhuisd, daar is hertrouwd en uit dit huwelijk in februari 2024 een zoon heeft gekregen. De moeder gaat ervan uit dat de vader definitief Nederland heeft verlaten. De moeder neemt feitelijk gezien al langere tijd de beslissingen over [de minderjarige] alleen en de vader geeft geen invulling aan zijn ouderlijk gezag
.Afgezien van de wekelijkse telefooncontacten tussen de vader en [de minderjarige] toont de vader weinig interesse in en betrokkenheid bij [de minderjarige] . Dit terwijl de moeder weet (en controleert) dat de school de vader ook over de ontwikkelingen van [de minderjarige] op de hoogte houdt. De vader speelt geen wezenlijke rol in de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] en heeft niet de noodzakelijke betrokkenheid getoond bij de ingezette hulpverleningstrajecten voor [de minderjarige] .
Bovendien heeft de vader tijdens de relatie van partijen en nadien getoond niet betrouwbaar te zijn in het nakomen van afspraken tegenover de moeder en [de minderjarige] , zoals afspraken over het dragen van zorg voor [de minderjarige] , opvang voor [de minderjarige] en financiële verplichtingen.
[de minderjarige] heeft mogelijk autisme in combinatie met een onverwerkt trauma, zit in een behandeltraject bij Passend Onderwijs IJmond en komt in aanmerking voor speciaal onderwijs. Ondanks herhaaldelijke verzoeken van de moeder en (in eerste instantie) toezeggingen van de vader, blijft het daadwerkelijk verlenen van toestemming voor (onder andere) noodzakelijke hulpverlening aan [de minderjarige] in de meeste gevallen uit. Een voorbeeld hiervan was het uitblijven van toestemming van de vader voor de traumabehandeling van [de minderjarige] . Deze behandeling heeft daardoor vertraging opgelopen. Vanwege de verdenking van autisme wordt jaarlijks geëvalueerd op welke school [de minderjarige] geplaatst wordt, hiervoor moet elke keer opnieuw toestemming van de vader worden gevraagd. De vader gelooft niet dat [de minderjarige] autisme heeft. In januari 2023 was schriftelijke toestemming nodig van beide ouders voor de overgang van [de minderjarige] van de behandelgroep naar de onderwijszorgklas van de [school] . De vader is hierover benaderd door verschillende personeelsleden en behandelaren. Uiteindelijk is [de minderjarige] , op basis van de mondelinge toestemming die de vader had gegeven voor zijn vertrek naar Turkije, alsnog naar de onderwijszorgklas over gegaan. Daarmee bestaat het risico dat de beslissingen over [de minderjarige] , bijvoorbeeld over de schoolkeuze of medisch handelen, niet in het vereiste tempo genomen kunnen worden. Ook loopt de moeder tegen problemen aan bij de aanvraag van een ID-kaart van [de minderjarige] . Daarnaast verloopt de communicatie (buiten het videobellen tussen de vader en [de minderjarige] ) tussen de ouders moeizaam. De vader is vaak niet bereikbaar of de moeder (en/of andere hulpverleners) moet hem meerdere keren om toestemming vragen voordat hij actie onderneemt. Er zijn geen aanwijzingen dat partijen in de nabije toekomst wel op ouderniveau met elkaar zullen kunnen overleggen over [de minderjarige] .
De moeder heeft op 3 januari 2023 via WhatsApp contact met de vader opgenomen en haar wens tot eenhoofdig gezag en de noodzaak daartoe besproken. De vader heeft hierop direct gereageerd dat hij akkoord gaat met haar verzoek (productie 9 van het verzoekschrift). Kort voor de zitting was de vader minder positief en bang dat hij zijn recht op omgang met [de minderjarige] zou verliezen. De moeder heeft de vader aangespoord om een advocaat in de arm te nemen en naar de zitting te komen, maar dat heeft de vader niet gedaan. De vader is voor het laatst in september/oktober 2023 in Nederland geweest. De omgang met [de minderjarige] verliep toen goed. [de minderjarige] spreekt geen Turks en de vader spreekt geen Nederlands, maar op hun eigen manier hebben ze geleerd met elkaar te communiceren.
5.7.
De Raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat het lastig is advies te geven, nu de Raadsvertegenwoordiger [de minderjarige] niet kent en de vader niet op de zitting aanwezig is. Het verhaal van de moeder is echter duidelijk en genuanceerd. Ten aanzien van de angst van de vader dat hij straks als vader alles kwijt raakt, wijst de Raad er op dat gebleken is dat de moeder vindt dat de vader belangrijk is voor [de minderjarige] en dat zij checkt of school ook informatie doorgeeft aan de vader. De Raad adviseert de moeder dit te blijven doen, ook bij de eventuele uitoefening van het eenhoofdig gezag.
5.7.
De rechtbank stelt vast dat de vader geen verweer heeft gevoerd en op een bepaald moment aan de moeder schriftelijk heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verzoek. Vast staat ook dat de vader twee jaar geleden naar Turkije is verhuisd en dus al enige tijd op afstand staat van het dagelijkse leven van [de minderjarige] . Als onweersproken staat verder vast dat de vader al enige tijd niet of nauwelijks invulling heeft gegeven aan het ouderlijk gezag, dat hij niet goed bereikbaar is en dat het voor de moeder moeilijk en soms onmogelijk is om tijdig toestemming van de vader te krijgen voor noodzakelijke belangrijke beslissingen ten behoeve van [de minderjarige] , zoals bijvoorbeeld traumabehandeling, inschrijving voor de onderwijszorgklas, en behandeling voor autisme. Onder die omstandigheden, acht de rechtbank het niet langer in het belang van [de minderjarige] dat de ouders gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] uitoefenen en zal de rechtbank het verzoek van de moeder toewijzen. Daarbij speelt een rol dat de rechtbank ervan uit gaat dat de moeder, zoals tot nu toe ook bij de uitoefening van het eenhoofdige gezag over [de minderjarige] alles in het werk blijft stellen om de vader te blijven informeren over belangrijke ontwikkelingen in het leven van [de minderjarige] en de omgang tussen [de minderjarige] en de vader zal blijven faciliteren. De rechtbank zal daarom bepalen dat de moeder overeenkomstig haar verzoek met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] wordt belast.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarige [de minderjarige] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [datum] , Turkije,
wordt beëindigd en dat de moeder alleen het gezag over voornoemde minderjarige toekomt;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Swinkels, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.E. Vogel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.

Voetnoten

1.Verordening betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (Brussel II ter).