ECLI:NL:RBNHO:2024:520

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
C/15/346946 / JU RK 23-1904
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 2 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 4 januari 2025 en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, eveneens voor de duur van een jaar. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en de minderjarige aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen die hebben geleid tot de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn en dat de ouders, ondanks hun liefde voor [de minderjarige], niet in staat zijn om haar de benodigde emotionele steun en zorg te bieden. De ouders hebben beiden te maken met ernstige psychische problematiek, wat de opvoeding van [de minderjarige] bemoeilijkt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat [de minderjarige] een veilige en stabiele omgeving nodig heeft om haar ontwikkeling te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummers: C/15/346946 / JU RK 23-1904 (verzoek machtiging uithuisplaatsing) en C/15/346602 / JU RK 23-1836 (verzoek verlenging ondertoezichtstelling)
Datum uitspraak: 2 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Alkmaar,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. E. van Meeteren, kantoorhoudende te Schagen,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedures

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
ten aanzien van de zaak met zaaknummer C/15/346602 / JU RK 23-1836 (verzoek verlenging ondertoezichtstelling):
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 13 november 2023.
ten aanzien van de zaak met zaaknummer C/15/346946 / JU RK 23-1904 (verzoek machtiging uithuisplaatsing):
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 7 december 2023;
- het e-mailbericht met bijlage, van de advocaat van de moeder van 29 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 januari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [de minderjarige] ;
- de vader;
  • de moeder met haar advocaat;
  • [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld.
1.4.
Gelet op de nauwe samenhang tussen beide procedures zullen deze hierna gezamenlijk worden behandeld.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 4 januari 2022 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld welke ondertoezichtstelling nadien is verlengd en thans voortduurt tot
4 januari 2024.
2.3.
[de minderjarige] woont sinds 6 december 2023 op de woongroep van [accommodatie jeugdhulpaanbieder] in [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en een machtiging te verlenen tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder eveneens voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de GI het volgende aangevoerd. Ter zitting is het verzoek namens de GI nader toegelicht. [de minderjarige] is een meisje van 13 jaar en volgt tweetalig onderwijs op VWO niveau. [de minderjarige] is creatief, slim en wijs voor haar leeftijd. [de minderjarige] heeft al veel meegemaakt en heeft al vele hulpverleners gezien. Beide ouders hebben te maken met psychische problematiek. De moeder heeft de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis, afhankelijkheidsstoornis, vermijdende persoonlijkheidsstoornis en PTSS. In het verleden is ook sprake geweest van een verslavingsproblematiek bij ouders. De ouders hebben weinig financiële middelen gezien beide ouders in de ziektewet zitten. De vader is in 2002 gediagnosticeerd met uitgezaaide schildklierkanker. De moeder zit sinds 2019 in de ziektewet door een burn-out. De ouders van [de minderjarige] zijn sinds 2020 uit elkaar en sinds 2021 gescheiden. [de minderjarige] maakte zich zorgen om haar ouders omdat de moeder geen vaste verblijfplaats had en de vader al lange tijd ernstig ziek is. [de minderjarige] heeft traumatische ervaringen door gebeurtenissen uit het verleden zoals de heftige ruzies tussen haar ouders en het middelengebruik van de moeder. [de minderjarige] is afgelopen jaar gediagnosticeerd met PTSS en hechtingsproblematiek. [de minderjarige] woont sinds juli 2023 volledig bij haar moeder. Beide ouders zijn zwaar belast met hun persoonlijke problematiek. Door de persoonlijke en psychische problemen van ouders is het lastig voor ouders om [de minderjarige] emotioneel steun te bieden en zorg te dragen over de dagelijkse opvoeding van [de minderjarige] . Ondanks de hulpverlening lukt het niet om verbetering te krijgen in de thuissituatie en worden de zorgen om [de minderjarige] groter. De moeder loopt op dit moment vast in haar eigen problematiek, waardoor zij veel stress ervaart. Beide ouders geven aan dat ze overbelast zijn. Op 30 november hebben ouders in het gesprek met de GI en FamilySupporters aangegeven dat ze de zorg voor [de minderjarige] niet meer aankunnen en niet kunnen voldoen aan de eisen die worden gesteld om [de minderjarige] veilig te laten opgroeien. Daarbij zijn er grote zorgen om de ontwikkeling van [de minderjarige] doordat ze ernstige slaapproblemen heeft en op verschillende momenten een apathische indruk maakt. Door de psychosomatische klachten lukt het [de minderjarige] nauwelijks meer om naar school te gaan. [de minderjarige] volgt nog maar gedeeltelijk onderwijs. School geeft aan dat [de minderjarige] steeds meer afwezig is waardoor een positieve voortgang op deze manier niet haalbaar is. [de minderjarige] is erg gesloten en kan haar emoties lastig benoemen. [de minderjarige] heeft moeite met concentreren, ze heeft een vol hoofd en ze zegt dat ze zich misselijk en ziek voelt.
3.3.
Samenvattend is de GI van mening dat [de minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [de minderjarige] heeft rust nodig in een stabiele leefomgeving. De ouders zijn onvoldoende in staat de bedreiging weg te nemen door de complexiteit van het gezin. De GI is hierdoor van mening dat [de minderjarige] een veilige, rustige, stabiele woonomgeving nodig heeft waar ze niet wordt belast met de problematiek van haar ouders. Daarbij kan [de minderjarige] beter werken aan traumaverwerking, een gezond dag- en nachtritme, en het toewerken naar het
volledig naar school gaan.

4.De standpunten

het standpunt van de moeder
4.1.
De moeder staat achter de verzoeken van de GI. Om [de minderjarige] te kunnen helpen heeft de moeder hulpverlening ingezet om te werken aan haar persoonlijke problematiek.
het standpunt van de vader
4.2.
De vader staat eveneens achter de verzoeken van de GI. De vader wil het beste voor [de minderjarige] .
het standpunt van [de minderjarige]
4.3.
is het eens met de verzoeken van de GI. [de minderjarige] vindt het wonen op de woongroep van [accommodatie jeugdhulpaanbieder] rustiger dan thuis en dat vindt ze fijn. [de minderjarige] wil volledig op de woongroep wonen en niet in het weekend naar huis. [de minderjarige] wil zelf kunnen bepalen wanneer zij haar ouders ziet. [de minderjarige] heeft aangegeven dat ze een keer per week EMDR therapie volgt en een keer per week creatieve therapie.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium voor een ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
5.2.
De kinderrechter stelt vast dat de zorgen die hebben geleid tot de ondertoezichtstelling nog niet zijn weggenomen. Hoewel gezien wordt dat de ouders veel van [de minderjarige] houden en het beste met haar voor hebben, lukt het de ouders niet om aan te sluiten bij hetgeen [de minderjarige] nodig heeft en haar emotioneel te steunen in deze voor haar stressvolle situatie. De ouders worden volledig opgeslokt door hun persoonlijke en psychische problemen en door hun onderlinge relatie. [de minderjarige] zit daardoor nog steeds volledig klem tussen de ouders. [de minderjarige] maakt zich grote zorgen om haar ouders en heeft hier voelbaar last. De kinderrechter acht het van belang dat [de minderjarige] zich kan richten op haar eigen ontwikkeling en toekomst zonder zich zorgen te maken om haar ouders. Omdat [de minderjarige] niet kan vertrouwen op de beschikbaarheid van een stabiele ouder, is een gedwongen kader noodzakelijk om de belangen van [de minderjarige] te borgen.
5.3.
Het is de kinderrechter bovendien duidelijk dat de thuissituatie van [de minderjarige] bij beide ouders te onveilig is. De ouders hebben zelf aangegeven dat zij door de zware persoonlijke problematiek de zorg voor [de minderjarige] niet langer aankunnen en dat zij [de minderjarige] op dit moment niet veilig kunnen laten opgroeien. De kinderrechter vindt het moedig dat de ouders zelf erkennen dat zij onder de gegeven omstandigheden [de minderjarige] geen veilige opvoedsituatie kunnen bieden. Door deze zorgwekkende thuissituatie en de problematiek van de ouders is een terugkeer van [de minderjarige] in de thuissituatie bij beide ouders thans niet mogelijk.
[de minderjarige] verblijft op de woongroep van [accommodatie jeugdhulpaanbieder] in [plaats] waar [de minderjarige] veilig is en de rust krijgt die zij nodig heeft. De kinderrechter is van oordeel dat het huidige verblijf geborgd wordt zodat [de minderjarige] op een neutrale plek de rust moet gaan ervaren en vanuit daar kan worden bezien welke behandeling verder passend is voor haar.
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, van het BW) en de machtiging tot uithuisplaatsing verlenen. De kinderrechter zal met instemming van alle betrokkenen de machtiging tot uithuisplaatsing om proceseconomische redenen afgeven op 4 januari 2024 voor de duur van een jaar, zodat de termijn van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing gelijk lopen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
ten aanzien van de zaak met zaaknummer C/15/346602 / JU RK 23-1836 (verzoek verlenging ondertoezichtstelling):
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] tot 4 januari 2025;
ten aanzien van de zaak met zaaknummer C/15/346946 / JU RK 23-1904 (verzoek machtiging uithuisplaatsing):
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 4 januari 2024 tot 4 januari 2025;
ten aanzien van de zaak met zaaknummer C/15/346602 / JU RK 23-1836 (verzoek verlenging ondertoezichtstelling) en ten aanzien van de zaak met zaaknummer C/15/346946 / JU RK 23-1904 (verzoek machtiging uithuisplaatsing):
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2024 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Udo de Haes als griffier, en op schrift gesteld op 16 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.