ECLI:NL:RBNHO:2024:5189

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
C/15/351925 / KG ZA 24-221
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van de echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 30 mei 2024, vordert de man dat de vrouw meewerkt aan de verkoop van hun gezamenlijke woning na hun echtscheiding. De partijen zijn voormalig echtelieden, en hun huwelijk is op 14 juni 2023 ontbonden. De vrouw woont met hun minderjarige kinderen in de woning, terwijl de man stelt dat de vrouw niet tijdig de woning aan zich heeft kunnen toedelen, ondanks eerdere vonnissen die haar daartoe de gelegenheid gaven. De vrouw heeft aangegeven dat zij door persoonlijke omstandigheden, waaronder de zorg voor de kinderen, niet in staat was om de financieringsaanvraag tijdig in te dienen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw tot 15 juli 2024 de tijd krijgt om de woning aan zich te laten toedelen. Indien de financieringsaanvraag wordt afgewezen, moet de vrouw meewerken aan de verkoop van de woning. De voorzieningenrechter benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders voor het welzijn van de kinderen en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/351925 / KG ZA 24-221
Vonnis in kort geding van 30 mei 2024
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. T.C. Cooman te De Meern,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. W.J.G. Schröder te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord met producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de man
  • de pleitnota van de vrouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1. 2.2.
Partijen zijn voormalig echtelieden. Hun huwelijk is op 14 juni 2023 ontbonden door inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van een woning aan de [adres] te [postcode] [plaats] (hierna: de woning). De vrouw bewoont thans de woning met de minderjarige kinderen van partijen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vrouw heeft een nieuwe partner.
2.4.
In de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 19 april 2023 is voor zover relevant het volgende overwogen:
2.9
Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat zij binnen een week na de zitting gezamenlijk opdracht zullen geven aan Tromp Makelaardij om de echtelijke woning in de verkoop te zetten. Met de opbrengst van de woning wordt de hypothecaire geldlening afgelost. Uit de overwaarde komt eerst aan de man toe het aan hem toekomende vergoedingsrecht op de gemeenschap van € 149.428 en aan de vrouw het aan haar toekomende vergoedingsrecht van € 30.000. De (eventueel) resterende overwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld, na aftrek van de kosten van de verkoop van de woning.
2.5.
Over de afwikkeling van deze woning hebben partijen tweemaal eerder in kort geding geprocedeerd bij deze rechtbank. Dit heeft geleid tot een vonnis van de voorzieningenrechter van 10 oktober 2023 en een vonnis van de voorzieningenrechter van 26 januari 2024.
2.6.
In het vonnis van 26 januari 2024 is onder meer bepaald dat de vrouw tot 1 april 2024 de tijd krijgt om de woning op de voet van het in 5.1 van dat vonnis bepaalde aan zich te laten toedelen, welke termijn (telkens) met drie maanden zou worden verlengd zodra de man enige nieuwe belemmering zou opwerpen, waardoor die toedeling wordt vertraagd.
2.7.
De vrouw is er niet in geslaagd de woning vóór 1 april 2024 aan zich te laten toedelen. In een bericht van 14 februari 2024 heeft de advocaat van de man aan de advocaat van de vrouw meegedeeld dat de beschikking uiterlijk 19 april 2024 moet worden nagekomen.
2.8.
Op 22 april 2024 heeft de makelaar aan de advocaat van de vrouw gevraagd hoe verder te handelen omdat de datum 19 april 204 is verstreken.
In reactie hierop heeft de advocaat van de vrouw laten weten dat verkoop nog niet aan de orde is omdat de financieringsaanvraag nog loopt als gevolg van bureaucratie tussen de bemiddelaar en de bank en dat verkoop pas aan de orde zal zijn als er een definitieve afwijzing is.
2.9.
In een reactie hierop van 22 april 2024 heeft de advocaat van de man meegedeeld dat de termijn uit coulance al was verlengd tot 19 april 2024 en dat de omstandigheid dat nog geen financiering is verkregen niet het gevolg is van een belemmering door de man opgeworpen, zodat de in het vonnis aan de vrouw gegunde termijn verstreken is.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. de vrouw zal veroordelen om haar volledige medewerking te verlenen aan de verkoop door makelaar Tromp en levering van de woning aan een derde;
b. de vrouw zal veroordelen tot het dulden van de door de makelaar aangekondigde
bezichtigingen door aspirant-kopers, het dulden van een verkoopbord in de tuin en/of op de gevel van de woning en het toonbaar maken van de woning voor bezichtigingen en het volgen van elke aanwijzing die de makelaar voor de verkoop zal geven:
c. de vrouw zal veroordelen om binnen twee weken na een daartoe strekkend advies van de makelaar haar medewerking te verlenen aan het tekenen van een door de makelaar geadviseerde koopovereenkomst met een koper;
d. de vrouw zal veroordelen om op eerste verzoek te verschijnen op een door de kopers/makelaar aangewezen notaris te bepalen datum en tijdstip voor de levering van de woning en de door de notaris opgestelde leveringsakte te tekenen;
e. het vorenstaande op straffe van een dwangsom van € 5.000 per dag met een
maximum van € 100.000;
f. zal bepalen dat (ook in het geval het maximum aan dwangsommen is bereikt), als de vrouw op eerste verzoek weigert de door deze makelaar geadviseerde koopovereenkomst met een koper te tekenen en/of weigert mee te werken aan de levering van de woning aan die derde, dit vonnis in de plaats treedt van de voor de verkoopopdracht c.q. koopovereenkomst c.q. notariële levering van de woning vereiste wilsverklaring van de vrouw;
g. de vrouw zal veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat van hem niet verlangd kan worden dat hij als deelgenoot in een onverdeeldheid blijft zitten. Hij stelt dat de termijn van 1 april 2024 die aan de vrouw is gegeven in het vonnis van 26 januari 2024 kwalificeert als een fatale termijn. Omdat de vrouw de woning nog niet aan zich heeft kunnen laten toedelen, moet de woning nu worden verkocht. Verder voert hij aan dat hij van de makelaar heeft gehoord dat er belangstellende kopers zijn die de woning voor meer dan € 700.000,- zouden willen kopen. De man benadrukt dat hij verder wil met zijn leven en dat de vrouw moet inzien dat zij, net als hijzelf, een stapje terug moet doen en beter de woning kan verkopen en een goedkopere woning kan zoeken, ook om de kinderen zo een frisse start te geven.
3.3.
De vrouw voert verweer. Zij betwist dat sprake is van een fatale termijn in het vonnis van 26 januari 2024. Zij verklaart dat zij de woning nog steeds aan zich wil laten toedelen maar dat zij, door de situatie rond de kinderen de afgelopen maanden, niet in staat was de definitieve financieringsaanvraag te doen. Met name de situatie van de jongste zoon van partijen, die van school verwijderd was en heel veel begeleiding nodig had om in een normaal dagelijks ritme te blijven, speelde daarbij een rol. De vrouw wijst er op dat zij met ingang 1 februari 2024 in loondienst zou treden, maar dat dit door de thuissituatie die haar aandacht vroeg niet mogelijk was. Zij verklaart dat haar beoogde werkgever hier gelukkig begrip voor had zodat zij inmiddels per 1 mei 2024 alsnog in dienst getreden is. De vrouw stelt dat zij naast dit dienstverband inkomsten heeft uit haar eigen cateringbedrijf, maar dat de bank met de cijfers van het cateringbedrijf geen genoegen nam omdat zij daar kort voor Corona mee was begonnen. Inmiddels is de aanvraag voor de financiering gedaan en zijn alle stukken ingediend bij de hypotheekadviseur, aldus de vrouw. Deze heeft per e-mail bevestigd dat hij verwacht dat de bank akkoord zal gaan als de loonstrook over de maand mei 2024 zal zijn toegestuurd. De vrouw voert aan dat de verwachting is dat de bank dan waarschijnlijk binnen 2 weken daarna zal beslissen. Zij benadrukt dat het behoud van de woning juist ook in het belang van de kinderen is, die zo in hun eigen omgeving kunnen blijven.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Het spoedeisend belang van de man vloeit voort uit de aard van de vordering.
Fatale termijn
4.2.
De voorzieningenrechter moet beoordelen of de datum 1 april 2024 die is genoemd in het vonnis van de voorzieningenrechter van 26 januari 2024 moet worden aangemerkt als een fatale termijn of niet. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van een fatale termijn. Daarbij acht zij van belang dat de vrouw in het genoemde vonnis niet in het dictum is veroordeeld om, als zij de woning niet vóór 1 april 2024 aan zich heeft kunnen laten toedelen, haar medewerking te verlenen aan verkoop van de woning. Dit laat onverlet dat de vrouw zich op basis van voornoemd vonnis wel tot het uiterste diende in te spannen om ervoor te zorgen dat de woning uiterlijk op 1 april 2024 aan haar zou zijn toegedeeld. De man heeft immers -net als de vrouw overigens- een groot belang bij duidelijkheid rondom de toedeling dan wel verkoop van de voormalige echtelijke woning.
4.3.
De voorzieningenrechter is op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de omstandigheid dat het haar nog niet is gelukt om de benodigde financiering te verkrijgen om de woning aan zich te laten toedelen, vooral het gevolg is van de situatie rondom de zoons van partijen. Zij hadden extra aandacht en zorg nodig, hetgeen de man ook niet heeft weersproken. Met name de intensieve dagelijkse zorg om de jongste zoon in het gareel te houden kwam volledig op de schouders van de vrouw terecht, omdat de man zich door de afstand niet dagelijks met de kinderen kan bezig houden. Van de man mag worden verwacht dat hij waardeert dat de vrouw deze zorg aan de zoons verleent en er begrip voor opbrengt dat als gevolg daarvan het indienen van de financieringsaanvraag vertraging heeft opgelopen. De situatie rondom de zoons heeft er immers toe geleid dat de vrouw nog niet kon starten met haar dienstverband, en de voorzieningenrechter acht aannemelijk dat dit dienstverband nodig was voor een succesvolle financieringsaanvraag. De vrouw heeft ter zitting haar arbeidsovereenkomst getoond, waaruit haar indiensttreding per 1 mei 2024 blijkt.
Hoe nu verder?
4.4.
Duidelijk is dat er een oplossing moet komen, omdat dit geschil partijen in ieder geval al sinds september 2023 verdeeld houdt. De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de financieringsaanvraag inmiddels is gedaan en dat de hypotheekadviseur verwacht dat zij een goede kans maakt op toewijzing van haar aanvraag. Zij heeft verklaard dat zij alleen nog haar loonstrook over de maand mei 2024 moet overleggen en dat de bank daarna de aanvraag zal kunnen beoordelen.
De vrouw heeft desgevraagd gesteld dat zij verwacht dat zij uiterlijk 15 juli 2024 de woning aan zich moet kunnen hebben laten toedelen. Weliswaar heeft de man tegen die termijn bezwaar gemaakt, maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat, mede gelet op de oorzaak van de vertraging in de financieringsaanvraag, de vrouw deze laatste termijn moet worden gegund. Ter zitting is tussen partijen besproken dat de vrouw in dat verband alvast de notaris in [plaats] zal benaderen waar partijen eerder zijn geweest om te kijken of zij alvast op voorhand een afspraak kan maken voor het passeren van de akte van verdeling uiterlijk op 15 juli 2024.
4.5.
De voorzieningenrechter wijst de vrouw er op dat dit haar laatste kans is om de woning alsnog aan zich te laten toedelen, met dien verstande dat als de bank met betrekking tot de reeds ingediende aanvraag, ondanks de verwachting van de hypotheekadviseur dat met het inleveren van de loonstrook van de vrouw over de maand mei de aanvraag volledig is, toch nog om een aanvullend stuk vraagt, de vrouw de gelegenheid moet krijgen dat stuk nog in te dienen. Dus ook als daardoor het passeren van de akte van verdeling mogelijk niet uiterlijk op 15 juli 2024 kan plaatsvinden maar binnen enige dagen daarna. Omdat dit een omstandigheid is die niet in de macht van de vrouw ligt, dient de man hierin nog enige coulance te betrachten. Als de bank de thans ingediende financieringsaanvraag van de vrouw afwijst, moet de woning verkocht worden. De vordering van de man om de vrouw te veroordelen mee te werken aan verkoop en levering zal op de hierna onder ‘de beslissing ‘ te vermelden wijze worden toegewezen.
4.6.
De vordering van de man om aan die veroordeling dwangmiddelen te verbinden wordt afgewezen als prematuur, omdat onvoldoende feiten of omstandigheden zijn gesteld waaruit moet worden afgeleid dat de vrouw niet haar medewerking zal verlenen aan verkoop en levering van de woning.
4.7.
Partijen hebben ter zitting afgesproken dat de woning bij verkoop aan een derde uiterlijk op 1 november 2024 zal worden geleverd (tenzij deze datum voor de koper(s) niet haalbaar is).
Ten overvloede
4.8.
Gelet op hetgeen partijen ter zitting naar voren hebben gebracht hecht de voorzieningenrechter er aan nogmaals te benadrukken dat partijen
samende ouders zijn van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en in die hoedanigheid nog regelmatig met elkaar te maken zullen hebben. Zij hebben immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid om te zorgen dat de jongens zich ontwikkelen tot gezonde, evenwichtige en weerbare volwassenen. Op dit moment vertonen beide jongens probleemgedrag, mogelijk (mede) als gevolg van de gespannen verhouding tussen partijen. Wellicht is dat gedrag nog bij te sturen als partijen hierin één lijn trekken; duidelijkheid en wederzijdse erkenning van ieders belangrijke rol voor de kinderen is nu van het grootste belang. Partijen zouden zich daarom moeten inspannen om hun onderlinge communicatie te verbeteren, zodat zij in ieder geval als zorgzame ouders van hun kinderen met elkaar kunnen communiceren.
Proceskosten
4.9.
Omdat het geschil voortkomt uit de omstandigheid dat partijen voormalig echtelieden zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
bepaalt dat de vrouw tot en met 15 juli 2024 de tijd krijgt om de woning alsnog aan zich te laten toedelen, met inachtneming van hetgeen is overwogen in r.o. 4.5,
5.2.
bepaalt dat als de thans door de vrouw ingediende financieringsaanvraag wordt afgewezen, de vrouw de man daarvan binnen drie dagen in kennis moet stellen, waarna de woning moet worden verkocht aan een derde,
5.3.
veroordeelt de vrouw in dat geval haar volledige medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan een derde door makelaar Tromp, onder meer door het dulden van de door de makelaar aangekondigde bezichtigingen door aspirant-kopers, het dulden van een verkoopbord in de tuin en/of op de gevel van de woning en het toonbaar maken van de woning voor bezichtigingen alsmede door het opvolgen van elke aanwijzing die de makelaar voor de verkoop zal geven,
5.4.
veroordeelt de vrouw in dat geval tevens om:
- binnen twee weken na een daartoe strekkend advies van de makelaar haar medewerking te verlenen aan het tekenen van een door de makelaar geadviseerde koopovereenkomst met een koper,
- op eerste verzoek te verschijnen op een door de kopers/makelaar aangewezen notaris te bepalen datum en tijdstip voor de levering van de woning (met inachtneming van de blijkens 4.7 afgesproken termijn) en de door de notaris opgestelde leveringsakte te tekenen,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.J. Berkers en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 30 mei 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1155