4.3.1Zaaksdossier Ararat
4.3.1.1 Bewijsoverweging
Door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van het dossier en de bewijsmiddelen in de bijlage neemt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand aan.
Aantreffen van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Op maandag 14 juni 2021 rond 13:55 uur kreeg de politie een melding dat in de woning aan het [adres 2] te Berkhout een overleden persoon lag. De politie is naar de woning gegaan en trof op de grond in de woonkamer, het levenloze lichaam aan van [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] ). [slachtoffer 1] lag op zijn buik, was op blote voeten en droeg alleen een onderbroek.
Sporen in de woning van het slachtoffer
De voordeur en het kozijn van de woning waren beschadigd door wrikken met een breekijzer en een schroevendraaier. De ruit van de voordeur was gebroken. Op de vloer van de woning was een bloedsporenpatroon te zien en zijn afdruksporen gevonden die zijn veroorzaakt door blote voeten. Deze sporen liepen van de gang, via de woonkamer en de keuken tot bij de achterdeur in de bijkeuken en vervolgens terug tot aan de plaats in de woonkamer waar het lichaam van [slachtoffer 1] is gevonden. In de bijkeuken is op de grond een hockeystick gevonden. Op de buitenzijde van de voordeur en op de vloer in de gang zijn schoenzoolafdruksporen gevonden met een profiel dat overeenkomt met dat van Nike-schoenen. Moeten (indrukken) in het kozijn van de deur tussen de gang en de woonkamer wijzen erop dat daar een worsteling is geweest waarbij een breekijzer en een hockeystick zijn gehanteerd.
Op de grond in de woonkamer is de vaste telefoon gevonden. Gebleken is dat er om 02:56:43 uur en 02:57:29 uur met deze telefoon is geprobeerd om te bellen. Beide keren is er geen verbinding tot stand gekomen.
Onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer
Onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer 1] toonde aan dat hij een schotletsel aan de borst had waardoor de rechterondersleutelbeenader en rechterlong waren geperforeerd. Dit heeft geleid tot ademhaling- en longfunctiestoornissen en bloedverlies op basis waarvan het overlijden wordt verklaard. [slachtoffer 1] had ook een schotwond aan zijn linker ellenboog; dit betrof een doorschot en dit letsel was op één lijn te brengen met het schotkanaal door de borst. Verder waren er meerdere bloeduitstortingen, waaronder één aan de borst die kan zijn opgelopen door een krachtinwerking met een langwerpig voorwerp. Het tijdstip van zijn overlijden werd door de schouwarts geschat op waarschijnlijk rond 03:00 uur.
Geluidsopname camerasysteem [adres 9]
Een camerasysteem bij de woning aan het [adres 9] heeft een video- en geluidsopname gemaakt. Op de geluidsopname is omstreeks 02:33 uur en 02:39 uur een auto te horen die een zwaar, sportief geluid maakt. Tussen 02:54 uur en 02:56 uur zijn meerdere dreunen te horen, en om ongeveer 02:55 uur is er een harde knal te horen die nog even na-echoot en waarna de schapen in het weiland beginnen te blaten. Om 02:59:21 uur is de eerder genoemde auto met zwaar, sportief geluid wederom te horen, die ditmaal in tegengestelde richting reed.
Tussenconclusie ten aanzien van het overlijden van [slachtoffer 1]
Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat één of meer personen door middel van braak de woning van [slachtoffer 1] zijn binnengedrongen en dat er een gewelddadige confrontatie is geweest tussen deze persoon/personen en [slachtoffer 1] . De rechtbank concludeert voorts dat [slachtoffer 1] op 14 juni 2021 omstreeks 03:00 uur is overleden als gevolg van een schotwond in de borst.
Vuurwapen
Sporen op de kogel die in het lichaam van [slachtoffer 1] is gevonden zijn vergeleken met sporen op proefkogels uit het zilverkleurige vuurwapen dat op 29 juni 2021 bij het levenloze lichaam van [naam 1] is gevonden. De deskundige heeft in het rapport wapen- en munitieonderzoek gerapporteerd dat de resultaten van dit onderzoek veel waarschijnlijker tot en met zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer de kogel is afgevuurd uit de loop van dat vuurwapen, dan wanneer de kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als de loop van het vuurwapen.
Schotresten op het lichaam van [slachtoffer 1] zijn vergeleken met schotresten op het lichaam van [naam 1] en schotresten die zijn aangetroffen op het lichaam van [slachtoffer 2] (een slachtoffer in het onderzoek Mainz). De drie verzamelingen deeltjes vertonen volgens de deskundige overeenkomsten. Zij worden alle drie gekenmerkt door de aanwezigheid van deeltjes met een bepaalde elementsamenstelling en er zijn deeltjes in aangetroffen die zelden door de deskundige zijn aangetroffen. De deskundige rapporteerde dat de bevindingen van het onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer de verzamelingen deeltjes dezelfde bron van herkomst hebben, dan wanneer de verzamelingen deeltjes verschillende bronnen van herkomst hebben. Bron van herkomst is voor dit onderzoek gedefinieerd als schoten met dezelfde vuurwapen-munitie combinatie. De rechtbank heeft de deskundige die deze rapportage heeft opgesteld tijdens de zitting gehoord.
Op het in de woning van [naam 1] aangetroffen wapen is ook DNA-onderzoek verricht. In het rapport van 26 augustus 2021 schreef de deskundige dat in drie bemonsteringen (namelijk #21, #23 en #29) DNA-materiaal is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte 3] . In het rapport vergelijkend DNA-onderzoek van 28 oktober 2022 staat beschreven dat de bemonsteringen waarin DNA-materiaal was aangetroffen van op dat moment nog onbekende personen is vergeleken met de DNA-profielen van diverse slachtoffers, verdachten en andere personen. Uit dat rapport volgt dat in nog eens drie bemonsteringen (namelijk #17, #22, #24) DNA-materiaal is gevonden dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte 3] . Uit deze zes bemonsteringen zijn telkens mengprofielen van verschillende donoren verkregen. Het DNA-profiel van [medeverdachte 3] komt overeen met deze DNA-mengprofielen. De bewijskracht van de overeenkomsten met het profiel van [medeverdachte 3] variëren van circa 1,3 miljoen tot meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat DNA van [medeverdachte 3] in de bemonsteringen aanwezig is dan de kans dat het DNA betreft van een willekeurige, niet aan hem verwante persoon.
In één bemonstering (#17) is DNA-materiaal aangetroffen dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer [slachtoffer 1] . Het DNA-mengprofiel AANF5679NL#17 is circa 240 duizend keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer 1] en drie willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier willekeurige onbekende personen.
Op dit wapen is ook DNA-materiaal aangetroffen (in bemonstering #27) dat van [medeverdachte 6] afkomstig kan zijn. Uit deze bemonstering is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen. Het DNA-profiel van [medeverdachte 6] komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – [medeverdachte 6] één van de donoren is dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
[medeverdachte 6] is met dat onderzoeksresultaat geconfronteerd en heeft toen gezegd dat dit wapen van [medeverdachte 3] is.
Tussenconclusies ten aanzien het vuurwapen
Op grond van het wapen- en munitieonderzoek, het vergelijkend schotrestenonderzoek en de toelichting van de deskundige ter terechtzitting, bovengenoemd DNA-onderzoek en de verklaring van [medeverdachte 6] , concludeert de rechtbank dat het wapen dat bij [naam 1] is gevonden, ook het wapen moet zijn geweest waarmee het schot is gelost dat [slachtoffer 1] dodelijk heeft getroffen. De rechtbank verwijst ook naar haar overwegingen op dit punt in haar bewijsoverweging in het onderzoek Mainz. Aangezien in zes bemonsteringen op dit wapen DNA-materiaal is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte 3] en gezien de hoge bewijskracht van de overeenkomsten met het DNA-profiel van [medeverdachte 3] , gaat de rechtbank ervan uit dat er DNA-materiaal van [medeverdachte 3] aanwezig was op het bij de dood van [slachtoffer 1] gebruikte wapen.
Camerabeelden en vluchtauto
Op camerabeelden van [adres 9] is te horen dat rond drie uur ’s nachts een auto komt aanrijden uit de richting van de woning van [slachtoffer 1] . De auto lijkt snel op te trekken en rijdt zonder verlichting. Op diverse camerabeelden is de auto te volgen via Spierdijk tot in Opmeer.
Getuige [getuige 1] heeft de auto die is te horen in een geluidsopname van het camerasysteem van een perceel aan de [adres 10] te Spierdijk herkend als zijn groene Opel Astra met kenteken [kenteken] en heeft verklaard dat hij zijn auto op 13 juni 2021 heeft uitgeleend aan [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] .
De rechtbank acht zijn verklaring betrouwbaar omdat zijn verklaringen consistent en gedetailleerd zijn geweest en bovendien bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal. Zo passen de zendmastgegevens van de telefoons van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] van
13 juni 2021 bij de verklaring van [getuige 1] en heeft [medeverdachte 4] in afgeluisterde gesprekken tussen hem en zijn moeder en met zijn toenmalige vriendin bevestigd dat hij de auto van [getuige 1] heeft geleend.
De Opel Astra met kenteken [kenteken] is op 11 november 2021 door [medeverdachte 4] ingeleverd bij een autodemontagebedrijf in Blokker.
Tussenconclusie ten aanzien van de groene Opel Astra
Vanwege het tijdstip (zeer kort nadat [slachtoffer 1] dodelijk gewond is geraakt) en omdat de auto zonder verlichting reed en snel optrok, gaat de rechtbank ervan uit dat de groene Opel Astra van [getuige 1] is gebruikt als vluchtauto.
Telefoongegevens
Op twee telefoons van [naam 1] zijn notities gevonden die beide op 5 december 2020 zijn gemaakt. In de notities staat: ‘Berkhout [adres 2] ’ resp. ‘ [adres 2] ’.
Op 6 juni 2021 om 16:14 uur heeft [medeverdachte 2] een bericht gestuurd aan [naam 1] dat luidt: “32 min”. [naam 1] antwoordde “aii totzo”.
Uit locatiegegevens gekoppeld aan de telefoon van [naam 1] (Google Cloud gegevens) blijkt dat hij op 6 juni 2021 van 16:02 uur tot ten minste 16:57 uur in de buurt van treinstation Hoorn was.
Vervolgens reed [naam 1] over het Westeinde te Berkhout in de richting van De Goorn, bijna tot aan het eind van het Westeinde waar hij om 17:09 uur was. Op datzelfde tijdstip maakte [medeverdachte 2] contact met een Cell-ID in De Goorn.
Daarna reed [naam 1] terug richting Hoorn, via de Kerkebuurt en het Oosteinde te Berkhout. Om 17:13 uur reed [naam 1] ter hoogte van de woning van [slachtoffer 1] . Op datzelfde tijdstip maakte [medeverdachte 2] contact met een Cell-ID gelegen aan de Venneweg 2 te Berkhout. Om 17:16 uur maakten zowel [naam 1] als [medeverdachte 2] contact met de Cell-ID gelegen aan de Venneweg 2 te Berkhout. Deze Cell-ID biedt dekking aan de woning van het slachtoffer.
Om 17:31 uur was [naam 1] in de omgeving van het treinstation Hoorn. Op datzelfde tijdstip maakte [medeverdachte 2] contact met een Cell-ID die ook dekking geeft aan het treinstation te Hoorn.
Uit deze gegevens leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] en [naam 1] op 6 juni 2021 samen in de directe omgeving van de woning van [slachtoffer 1] zijn geweest.
Uit chatberichten die [medeverdachte 5] en [naam 1] op 7 juni 2021 vanaf 18:21 uur hebben uitgewisseld en uit de locatiegegevens van hun telefoons leidt de rechtbank af dat zij elkaar hebben ontmoet bij een coffeeshop in Hoorn. De chatberichten suggereren dat ook [medeverdachte 4] daarbij aanwezig was en dit wordt bevestigd door de verklaring van [medeverdachte 5] .
Vervolgens bewoog de telefoon van [naam 1] omstreeks 19:00 uur heen en weer over het Oosteinde te Berkhout. Daarna waren de telefoons van [medeverdachte 5] en [naam 1] wederom in Hoorn.
Op 7 juni 2021 om 21:12 uur schreef [naam 1] aan [medeverdachte 2] : “mondhoude zitten wij op iedereen wachte die enge en punt ze getallen taart gelijke 100procent stil in punten gaat wel snijden”. [medeverdachte 2] antwoordde om 21:23 uur: “krijgt zelfde zowie 100 de deel bro zo iedereen”.
Op 8 juni 2021 hadden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] contact. [medeverdachte 2] schreef [medeverdachte 5] : “gezegt heb je die crabs bro”, waarop [medeverdachte 5] antwoordde: “jaaa”, “klaar alles zere wij gaan”. Crabs (ook: Krabz ) is de bijnaam van [medeverdachte 4] .
Op 9 juni 2021 rond 03:15 uur heeft de telefoon van [naam 1] wederom over het Oosteinde in Berkhout bewogen. Aan het eind van het Oosteinde is hij gekeerd en dezelfde weg terug gereden. Voorafgaand aan en na deze reisbeweging was de telefoon van [naam 1] bij de woning van [medeverdachte 3] .
Op 9 juni 2021 rond 11:15 uur schreef [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] : “ slootje checken je komen is”. [medeverdachte 3] antwoordde: “aaai”, “was daaar”, “efe die kijke jwz man moete”. Vervolgens schreef [medeverdachte 2] : “ai”, “is maar goeie”, “happen g deze moeten we”, “geen grap”, “alles ready”. In een verhoor vertelde [medeverdachte 2] dat “happen” betekent ‘proberen bij te verdienen’.
In de middag van 9 juni 2021 probeerde [medeverdachte 2] [medeverdachte 4] telefonisch te bereiken. [medeverdachte 4] schreef in chatberichten aan [medeverdachte 2] vervolgens: “aan stiefmoeder thuis t werk is”, “dat niet te horen bro die hoeft”. [medeverdachte 2] antwoordde: “oke bro cool”, “ pinda naar dalijk ga”, “bro en”, “regel alles”, “je weet precies”. Pinda is een bijnaam van [medeverdachte 3] .
Op 10 juni 2021 vroeg [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 2] : “wie is rastta ”. [medeverdachte 2] antwoordde: “ [voornaam 1] broertje”. [medeverdachte 5] schreef daarop: “ rasta en hij [voornaam 1] halen zegt”. [verdachte] heeft verklaard dat hij door anderen ‘ rasta ’ wordt genoemd en zijn telefoonnummer stond in de telefoon van [naam 1] opgeslagen als ‘ Rastaaaa Teammmlid’.
Op 11 juni 2021 zijn er chatberichten verstuurd tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] . [medeverdachte 5] uitte daarin zijn onvrede over [medeverdachte 4] (“ krabz ”) die hij ‘kk driver’ noemt. [medeverdachte 2] antwoordde: “dingen met hem gesproken”, “zondag gaan”, “bro ik die doen torrie weet”, “goed alles hij moet fixen maken”, “ook gaat doen ie”.
Op 12 juni 2021 schreven [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] elkaar onderstaande berichten.
[medeverdachte 4] : [voornaam 2]
[medeverdachte 5] : ja
wat is plan
wil je doen wat
[medeverdachte 4] : jagen
[medeverdachte 5] : nooo
je blijf rustig
vandaag
risico lopen nu geen voor ga saus
morgen belangrijk dag
verpeste het niet ga
[medeverdachte 4] : zijn met oke dan rijden pak morgen we [voornaam 2] even rustig rondje ik en bespreken ook want auto gaan
weten te hij hoeft niet veel
die eventueel voet licht als ik andere er heb al nieuwe niet
[medeverdachte 5] : niks je hem zegt
die je auto pakt
gewoon
[medeverdachte 4] : yes
op aan kunnen maar wel van moet
[medeverdachte 5] : auto geregeld
morgen voor jongen
[medeverdachte 4] : ik pak zijn auto
heb gezegd keer tien je al ik
anders morgen starten de we alfa en op
niet tijds we dat voor bij auto ga verrassingen mar komen pakken te staan zijn
(…)
[medeverdachte 5] : bel [naam 2]
is hoeveel vraag ze tank
[medeverdachte 4] : didii zijn tank is
voor hij heeft auto wat
astra sport
En op 13 juni 2021:
[medeverdachte 5] : nu hij onderweg is
[medeverdachte 4] : si
mij ook osso haal.
Op 13 juni 2021 om 22:29 uur stuurde [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 3] : “broer moet je halen we”. [medeverdachte 3] antwoordde: “waar jullie”, “reddy”. [medeverdachte 5] schreef vervolgens: “nu obdam”, waarna [medeverdachte 3] chatte: “loods ga wacht”.
Op 14 juni 2021 om 00:06 uur schreef [getuige 2] aan [medeverdachte 5] : “Ewa broer, doe je ding goed”. [medeverdachte 5] antwoordde: “Ja broer thans”.
Op 14 juni 2021 om 00:21 uur stuurde [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 2] : “open dan swa”.
Tussenconclusie met betrekking tot telefoongegevens
De politie heeft de verdachten gevraagd naar de betekenis van de hiervoor genoemde chatberichten. Geen van de verdachten heeft een enigszins aannemelijke uitleg voor deze chatberichten gegeven. De chatgesprekken die de verdachten met elkaar voerden zijn door de verdachten gewist. De politie heeft de chatgesprekken gedeeltelijk kunnen terughalen, maar de woordvolgorde is daardoor gewijzigd (‘scrambled’). Desondanks wijst de inhoud van de berichten op een overval (torrie, happen, iedereen krijgt een gelijk deel) en er wordt ook gesproken over “zondag gaan” en “morgen belangrijk dag” wat past bij de nacht waarin de overval op [slachtoffer 1] plaatsvond (van zondag 13 op maandag 14 juni 2021). Ook voor de kortstondige bezoeken aan het Oosteinde te Berkhout op 6, 7 en 9 juni 2021 hebben de verdachten geen aannemelijke verklaringen gegeven. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in chatgesprekken en door middel van voorverkenningen de overval op [slachtoffer 1] hebben voorbereid.
Locaties van de telefoons van de verdachten in de avond en nacht van de overval
De telefoon van [medeverdachte 5] maakte tussen 13 juni 2021 22:50 uur en 14 juni 2021 01:34 uur contact met een Cell-ID van een zendmast die dekking geeft aan de loods in Hoogwoud.
De telefoon van [medeverdachte 3] heeft op 14 juni 2021 tussen 01:18 uur en 02:05 uur middels data contact gemaakt met Cell-ID’s van een zendmast die dekking biedt aan diezelfde loods.
Op 14 juni 2021 om 01:23 uur maakte de telefoon van [medeverdachte 4] contact met een Cell-ID van diezelfde zendmast.
De telefoon van [medeverdachte 2] maakte om 01:34:06 uur contact met een Cell-ID die dekking biedt aan de loods in Hoogwoud.
Uit zendmastgegevens en locatiegegevens van de telefoon van [verdachte] volgt dat hij tussen ongeveer 18:01 uur en 23:06 uur in de buurt van de woning van [medeverdachte 3] is geweest en vanaf 00:26 uur in de omgeving van de loods in Hoogwoud aanwezig was.
Tussenconclusie met betrekking tot aanwezigheid in de loods voorafgaand aan overval
Uit de hiervoor genoemde gegevens over de locatie van de telefoons van de verdachten leidt de rechtbank af dat [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] rond half twee ’s nachts in de nacht waarin de overval op [slachtoffer 1] plaatsvond, in de omgeving van de loods in Hoogwoud zijn geweest.
De rechtbank ziet steun voor die conclusie in het hiervoor genoemde chatgesprek tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] op 13 juni 2021 (“loods ga wacht”), de verklaring van [medeverdachte 5] bij de politie op 12 juli 2022, de ARS-gegevens van de auto van [naam 3] (de vriendin van [medeverdachte 2] ), en het volgende chatgesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] op 13 juni 2021 tussen 21:49 en 00:04 uur:
[medeverdachte 5] : broer al je onderweg ben
pinda wij moeten halen toch
[medeverdachte 2] : slootje halen zou ze gaan
(…)
[medeverdachte 2] : er ik bijna bro ben
[medeverdachte 5] : toch hoogwoud
[medeverdachte 2] : man ja
[medeverdachte 5] : aii
broer parra op niet mijn worden
straks
[medeverdachte 2] : waarom
wat
[medeverdachte 5] : krabz
[medeverdachte 2] : net die mat wat
[medeverdachte 5] : neus
[medeverdachte 2] : met lat hem ze neus
maar als shit ze ie
doet
is daat ie
[medeverdachte 5] : ja
(…)
[medeverdachte 2] : ben er ik.
De rechtbank begrijpt uit deze (gewiste en gescrambled teruggehaalde) berichten dat [medeverdachte 2] onderweg was naar de loods in Hoogwoud en dat [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] daar reeds waren. [verdachte] en [medeverdachte 3] zijn kennelijk door [naam 1] naar de loods gebracht. [medeverdachte 2] is gelet op het chatbericht van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 2] (“open dan swa”) kennelijk eerder dan hen aangekomen in de loods en moest de deur voor hen openen.
Beeldmateriaal gemaakt in de loods
Dat [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] rond half twee ’s nachts in de loods in Hoogwoud waren, wordt bevestigd door beeldmateriaal dat daar is gemaakt. Op de telefoon van [verdachte] stonden foto’s opgeslagen waar hij en [medeverdachte 3] samen op te zien zijn. Die foto’s zijn gemaakt in de loods om 01:27 uur en 01:28 uur. Om 01:29 uur is in het kantoor van de loods een filmpje gemaakt met de telefoon van [medeverdachte 5] . Op dat filmpje is [medeverdachte 5] te zien en is de stem van onder andere [medeverdachte 3] te horen. Op het filmpje is een tas zichtbaar met daarin een zwart vuurwapen met een houtkleurig handvat (dat volgens verbalisant overeenkomsten heeft met een Scorpion vuurwapen), handschoenen en tape.
De rechtbank stelt vast dat alle verdachten tijdens deze video-opname in de loods aanwezig waren. De rechtbank acht het voorts onwaarschijnlijk dat dit wapen tijdens de overval op [slachtoffer 1] is achtergebleven in de loods, gelet op het feit dat dit wapen ook is gebruikt bij de woningovervallen die zijn gepleegd voor en na de overval op [slachtoffer 1] (onderzoeken Zulpich, pleegdatum 4 juni 2021 en Willich, pleegdatum 22 juli 2021). Daarbij speelt ook een rol dat geen van de verdachten heeft verklaard dat de Scorpion is achtergebleven in de loods. Dit is alleen gesuggereerd door de raadslieden.
Telefoons van de verdachten uitgeschakeld of inactief tijdens overval
Kort na de video-opname zijn de telefoons van de verdachten uitgezet of was daarop geen activiteit in de zin van telecommunicatie of geregistreerde stappen.De rechtbank stelt vast dat dit ook nog zo was gedurende de tijd dat de overval op [slachtoffer 1] plaatsvond.
Locatie van de telefoons van de verdachten na de overval en de vlucht van [verdachte]
Toen de telefoon van [medeverdachte 2] om 03:24 uur weer een dataverbinding maakte, is de verbinding opgebouwd via een Cell-ID die dekking biedt aan de loods in Hoogwoud. De telefoon van [medeverdachte 3] maakte om 04:26 uur een datacontact met een zendmast die dekking bood aan diezelfde loods. De telefoons van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] maakten voor het eerst weer contact om respectievelijk 05:52 uur en 05:39 uur, via zendmasten die onder meer dekking bieden aan hun woningen.
De telefoon van [verdachte] is om 03:03 uur weer aangezet, dus zeer kort na de overval. [verdachte] was op dat moment in Berkhout. [verdachte] is te zien op camerabeelden die zijn opgenomen op het [adres 11] en [adres 12] te Berkhout en de [adres 13] te Hoorn. De kleding en de schoenen die [verdachte] die avond droeg (te zien op de foto’s die in de loods in Hoogwoud zijn gemaakt om 01:27 uur en 01:28 uur) komen overeen met de kleding en schoenen van de persoon die op deze camerabeelden te zien is en [verdachte] heeft in verhoren bij de politie bevestigd dat hij de persoon is die op de camerabeelden is te zien. Behalve [verdachte] zijn op die camerabeelden geen andere personen te zien. [verdachte] heeft voorts verklaard dat hij samen met anderen in een auto naar de plek in Berkhout is gereden waar – volgens [verdachte] – zou worden ingebroken.
Om 10:54 uur startte een dataverbinding vanaf de telefoon van [verdachte] naar een Cell-ID in een zendmast die dekking geeft aan de woning van [medeverdachte 3] . Uit een om 13:21 uur opgenomen video opgeslagen op de telefoon van [verdachte] volgt dat [verdachte] toen in de schuur bij de woning van [medeverdachte 3] was.
Tussenconclusie aankomst bij en vertrek van de plaats van het delict
Het voorgaande in onderlinge samenhang bezien brengt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachten in de groene Opel Astra vanaf de loods in Hoogwoud naar de woning van het slachtoffer zijn gereden. Na de overval is [verdachte] te voet gevlucht in de richting van Hoorn en hij is in de loop van de ochtend bij de woning van [medeverdachte 3] gearriveerd. De andere vier verdachten zijn met de groene Opel Astra gevlucht, die via Spierdijk naar de loods in Hoogwoud is gereden.
Chat [getuige 2] en [medeverdachte 5] 14 juni 2021
Op 14 juni 2021 om 15:50 uur vroeg [getuige 2] aan [medeverdachte 5] : “Was gelukt of niet”, en hij vroeg [medeverdachte 5] om geld. [medeverdachte 5] stuurde [getuige 2] vervolgens twee audioberichten, waarin hij zegt: “Broer ik heb echt geen doekoe op me bank man. Echt waar man. Ik heb alleen maar vijf euro op me bank, denk ik. Ik moet even kijken, ik weet niet man broer. Maar sowieso een donnie heb ik niet man broer. Ennuhhh broer uhhh… Het is uit de hand gelopen broer uhhh.” en “Zoals ik gister al zei broer. Ik ben er klaar mee. Je weet toch. Ik ben er echt klaar mee broer.”
Verklaringen van getuigen met wie de verdachten hebben gesproken
[getuige 2] is als getuige gehoord bij de rechter-commissaris. Hij heeft toen verteld dat hij van [medeverdachte 5] heeft gehoord dat [medeverdachte 5] bij de overval op [slachtoffer 1] betrokken was. Hij vertelde dat [medeverdachte 5] veel moeite heeft gehad met wat er is gebeurd, er slecht van sliep, geschrokken was en er nachtmerries van had.
De rechtbank acht de verklaring van [getuige 2] bruikbaar voor het bewijs, omdat deze steun vindt in de verklaring van getuige [getuige 3] .
[getuige 3] heeft verklaard dat hij van [medeverdachte 5] heeft gehoord dat [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] betrokken waren bij de overval op [slachtoffer 1] en dat bij die overval door [medeverdachte 3] is geschoten met een revolver. Hij hoorde dit van [medeverdachte 5] op de dag na de overval, toen zij bij een feestje bij [naam 4] thuis waren.
De rechtbank acht deze verklaring van [getuige 3] betrouwbaar. [getuige 3] is consistent en gedetailleerd geweest in zijn verklaringen en niet gebleken is van een motief bij [getuige 3] om een valse verklaring af te leggen. Maar belangrijker nog is dat zijn verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dat [slachtoffer 1] is doodgeschoten met een revolver komt overeen met de resultaten van het forensisch onderzoek. Daarnaast is DNA van [medeverdachte 3] aangetroffen op het bij de dood van [slachtoffer 1] gebruikte wapen. Verder schreef [medeverdachte 5] in een chatbericht aan [medeverdachte 3] van 14 juni 2021 om 18:25 uur (de dag na de overval op [slachtoffer 1] ): “zit bij [voornaam 3] ”. Dat bevestigt dat [medeverdachte 5] die dag bij [naam 4] thuis was, zoals [getuige 3] heeft verklaard.
Wat verder bijdraagt aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [getuige 3] is een afgeluisterd telefoongesprek tussen [getuige 3] en [medeverdachte 5] van 9 september 2022. Dit was kort nadat bekend werd dat er zich een getuige had gemeld die (uitsluitend anoniem) een verklaring wilde afleggen. Deze bedreigde anonieme getuige X heeft verklaard dat hij/zij van één van de daders van de overval met dodelijke afloop in Berkhout heeft gehoord dat [medeverdachte 3] het slachtoffer van deze overval heeft neergeschoten.
In het telefoongesprek van 9 september 2022 gaat [medeverdachte 5] ervan uit dat [getuige 3] deze getuige X is. Immers, hij zegt in dat gesprek onder andere: “je weet toch ik hou niet van veel praten man, begrijp je wat ik bedoel, ik weet in ieder geval wel dat ik jou één keer wat verteld heb, ik krijg vandaag een brief binnen, je weet toch, gooi mij niet in de saus broer, een brief van justitie”. Vervolgens leest hij letterlijk het proces-verbaal van de officier van justitie van 13 juli 2022 voor waarin staat dat de officier van justitie in contact is gekomen met getuige X en dat getuige X aan de verbalisanten van het Team Bijzondere Getuigen heeft verklaard: “ik heb van één van de daders van de overval met dodelijke afloop in Berkhout gehoord, dat [medeverdachte 3] het slachtoffer van deze overval heeft neergeschoten”. [getuige 3] zegt vervolgens dat hij niet snapt waarom [medeverdachte 5] hier op zijn naam komt, waarop [medeverdachte 5] zegt: “waarom broer, omdat ik jou… ik heb jou iets verteld, je weet toch en verder tegen niemand!”.
De uitlatingen van [medeverdachte 5] in dit telefoongesprek bevestigen dus de juistheid van de verklaring van [getuige 3] .
Er is ook een verklaring afgelegd door een persoon die op enig moment gedetineerd heeft gezeten in dezelfde penitentiaire inrichting als [medeverdachte 3] . Deze ‘beperkt anonieme medegedetineerde ( 11990029 )’ heeft verklaard dat [medeverdachte 3] hem heeft verteld over een overval met dodelijke afloop. [medeverdachte 3] heeft deze medegedetineerde gezegd dat [medeverdachte 3] voorop liep en gewapend was, dat na het betreden van de woning een aantal stappen gedaan zijn en dat er toen iemand de trap af kwam. Het wapen is toen gericht, er heeft een klein handgemeen plaatsgevonden waarbij het vuurwapen vastgepakt werd of tegen het wapen is geslagen door het slachtoffer en het vuurwapen is afgegaan. Het slachtoffer is ter hoogte van zijn borst geraakt. Nadat het schot gelost was, wat niet de intentie was, werd besloten om weg te gaan en zijn de daders niet verder gegaan, aldus deze getuige. [medeverdachte 3] heeft de getuige ook verteld dat het wapen dat bij de overval is gebruikt, een Smith & Wesson .357 was en dat een vriend van [medeverdachte 3] met hetzelfde wapen zelfmoord gepleegd zou hebben.
Ook deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank bruikbaar voor het bewijs. Onderdelen van de verklaring van de medegedetineerde vinden steun in andere bewijsmiddelen. Dat de verdachten slechts enkele stappen in de woning hebben gedaan, dat er een handgemeen is geweest in de buurt van de trap en dat de verdachten zijn vertrokken nadat het schot is gelost, komt overeen met de sporen die zijn gevonden in de woning van [slachtoffer 1] . Dat zowel [medeverdachte 3] als het slachtoffer het wapen hebben aangeraakt komt overeen met de resultaten van het DNA-onderzoek dat is verricht op het wapen. Verder is juist dat het gebruikte wapen een Smith & Wesson .357 was, dat [slachtoffer 1] in de borst is geraakt en dat ook [naam 1] met datzelfde wapen om het leven is gekomen. Er is niet gebleken van een motief bij deze getuige om een valse verklaring af te leggen en ook is niet aannemelijk geworden dat deze getuige de informatie in zijn verklaring heeft verkregen uit de media of door het lezen van het (voorgeleidings)dossier van [medeverdachte 3] . Belangrijk om op te merken is dat de medegedetineerde de informatie van [medeverdachte 3] heeft gehoord in december 2021, terwijl pas uit het DNA-rapport van 28 oktober 2022 bleek dat er ook DNA van [slachtoffer 1] op het wapen zat. De medegedetineerde kon in december 2021 dan ook niet weten dat in oktober 2022 bevestigd zou worden dat [slachtoffer 1] het wapen heeft aangeraakt. Sommige onderdelen van de verklaring van de medegedetineerde kloppen weliswaar niet met andere onderzoeksresultaten (namelijk dat er een Audi RS3 is gebruikt en dat degene die te voet vluchtte dezelfde persoon is als degene die zelfmoord pleegde), maar de hiervoor beschreven punten die wel overeenstemmen wegen voor de rechtbank zwaarder.
Tot slot is van belang om te markeren dat deze drie getuigenverklaringen elkaar ook onderling ondersteunen.
Tussenconclusie met betrekking tot verklaringen van getuigen
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat drie personen hebben verklaard dat zij van [medeverdachte 5] of [medeverdachte 3] hebben gehoord dat [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 3] betrokken is/zijn geweest bij de overval op [slachtoffer 1] . Twee van deze getuigen hebben [medeverdachte 3] aangewezen als de schutter. Nu deze verklaringen steun vinden in de resultaten van het forensisch onderzoek, gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 3] degene is geweest die het schot heeft gelost als gevolg waarvan [slachtoffer 1] is overleden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen is dat alle vijf de verdachten als medeplegers betrokken zijn geweest bij de overval op [slachtoffer 1] .
De betrokkenheid van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zou volgens de officier van justitie moeten worden gekwalificeerd als het medeplegen van een gekwalificeerde doodslag en als het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld, de dood ten gevolge hebbend. Deze vier verdachten zijn ook betrokken geweest bij één of meerdere overvallen waarbij wapens zijn gebruikt en zijn afgevuurd. Bij de overval in Avenhorn op 7 januari 2021 (onderzoek Zwenkau) is de bewoonster door [medeverdachte 3] in de keel geschoten. Het was bij deze vier verdachten dus bekend dat er een scherp schietend vuurwapen mee zou gaan en zou worden gebruikt als dat nodig was. Deze vier daders hebben dan ook op z’n minst het voorwaardelijk opzet gehad op het gericht gebruik van een met scherp schietend vuurwapen ten aanzien van het slachtoffer.
Wat betreft [verdachte] staat de officier van justitie een andere bewezenverklaring voor ogen. Hij is namelijk niet betrokken geweest bij eerdere overvallen. Het is daarom niet bewijsbaar dat [verdachte] wist dat [medeverdachte 3] de trekker zou overhalen als het slachtoffer zich zou verzetten. [verdachte] dient daarom te worden vrijgesproken van de gekwalificeerde doodslag.
Volgens de officier van justitie dient [verdachte] wel veroordeeld te worden voor het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld, de dood ten gevolge hebbend. In de aard van het plan om een woningoverval te plegen ligt besloten dat [verdachte] bereid was daarbij enig geweld toe te passen, hetgeen het meenemen van de vuurwapens, het breekijzer en de tape laten zien. [verdachte] heeft het opzet, in voorwaardelijke zin, gehad om het geweld toe te passen nu mag worden aangenomen dat iemand zich niet zomaar van zijn geld laat beroven. Als medepleger is [verdachte] medeverantwoordelijk voor het geweld dat is gepleegd door zijn medeverdachten, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank opgeroepen om uit te gaan van de verklaring van de verdachte, die er kort samengevat op neerkomt dat hij op 13 juni 2021 is geïnformeerd over een plan om in een vrijstaand huis in te breken. De bewoner zou niet thuis zijn en er zou een grote hoeveelheid contant geld in een kluis in de woning aanwezig zijn. Omdat de andere daders luidruchtig waren – de verdachte dacht een geluid te horen alsof iemand in het huis aanwezig was en meende te zien dat ergens een licht aan ging en gordijnen bewogen – is hij zonder zijn mededaders te voet vertrokken. Dit was voordat er toegang was verkregen tot de woning van [slachtoffer 1] . De verdediging doet dus een beroep op vrijwillige terugtred. Als de rechtbank dat beroep honoreert, zou de verdachte ten aanzien van feit 1 en 2 moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Net als de officier van justitie is de verdediging van mening dat er geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op het dodelijke geweld dat tegen [slachtoffer 1] is gebruikt. Voorts is geen sprake van medeplegen. Ook om die reden zou de verdachte moeten worden vrijgesproken van feit 1 (gekwalificeerde doodslag).
Anders dan de officier van justitie vindt de verdediging dat de verdachte ook moet worden vrijgesproken van feit 2 (poging tot diefstal/afpersing met geweld). De verdachte heeft geen rol gehad in de voorbereiding van de overval, er zijn geen afspraken gemaakt over zijn rol, er was geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de verdachte heeft ook geen intellectuele bijdrage geleverd die maakt dat hij als medepleger kan worden gezien. De verdachte kan daarnaast niet verantwoordelijk worden gehouden voor het geweld dat door anderen op [slachtoffer 1] is uitgeoefend. Hij was niet betrokken bij eerdere overvallen, wist niet dat er wapens werden meegebracht en hem was gezegd dat de bewoner niet thuis was. Er kan hooguit worden gesproken van medeplichtigheid aan een poging tot diefstal met braak, maar dat is hem niet ten laste gelegd, aldus de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank gevraagd uit te gaan van de verklaring van de verdachte. De verklaringen van de verdachte verschillen echter op cruciale punten in zo’n hoge mate, dat de rechtbank geen waarde hecht aan zijn verklaringen. Zo verklaarde de verdachte verschillend over onder meer de volgende punten:
- of hij wel of niet op het erf van [slachtoffer 1] is geweest,
- wat de reden is geweest om de plaats van het delict te verlaten (licht aan zag gaan/staan, gordijnen zien bewegen, het horen van een geluid, en zo ja, in/vanuit welke woning),
- hoe hij de plaats van het delict heeft verlaten (lopend/rennend),
- of hij vervolgens met de trein van Hoorn naar Alkmaar (Noord) is gereisd.
Verder is van belang dat de verdachte veel vragen niet wilde beantwoorden. Zo heeft de verdachte niet willen zeggen hoeveel mededaders erbij betrokken waren, of zij gezichtsbedekking droegen en wat de rolverdeling was. Ook heeft hij in het geheel geen locaties of namen willen noemen. Zijn verklaring wordt bovendien weersproken door andere onderzoeksresultaten. De verklaringen van buurtbewoners sluiten bijvoorbeeld uit dat zij de gordijnen hebben bewogen bij een voor de verdachte zichtbaar raam. Desondanks is getracht om zijn verklaring te verifiëren door middel van een reconstructie, maar de verdachte werkte aan die reconstructie niet mee en die reconstructie werd door hem gefrustreerd door onder meer te weigeren zich om te kleden, de enkelband niet te willen dragen en de auto niet te willen verlaten.
De verklaring van de verdachte is dus inconsistent, onvolledig en onjuist gebleken. Dat de verdachte is vertrokken voordat de deur van de woning van [slachtoffer 1] was opengebroken wordt door niets ondersteund en is dus niet aannemelijk geworden. Het beroep op vrijwillige terugtred wordt daarom door de rechtbank verworpen.
Dat de verdachte pas op 13 juni 2021 voor het eerst is betrokken bij de plannen en hij in de veronderstelling verkeerde dat het zou gaan om een inbraak in een woning terwijl de bewoner niet thuis was, acht de rechtbank evenmin aannemelijk. De bijnaam van de verdachte ( Rasta ) werd al in een chatgesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] op 10 juni 2021 genoemd en zijn telefoonnummer stond als ‘teamlid’ opgeslagen in de telefoon van [naam 1] . Daarnaast heeft de verdachte eerst urenlang verbleven in de woning van [medeverdachte 3] en is hij vervolgens met [medeverdachte 3] en [naam 1] naar de loods in Hoogwoud gegaan. De verdachte was samen met de medeverdachten in de loods op het moment dat het filmpje is gemaakt van een tas met daarin handschoenen, tape en de Scorpion. De verdachte is weliswaar niet op dat filmpje te zien of te horen, maar gelet op de omvang en inrichting van de loods is moeilijk voorstelbaar dat hem dit is ontgaan. De verdediging heeft erop gewezen dat de verdachte één minuut voor deze opname elders in de loods nog foto’s heeft gemaakt, maar [medeverdachte 3] staat ook op die foto’s en hij is wel op het filmpje te horen.
Dat de medeverdachten de verdachte een onjuiste voorstelling van zaken hebben geschetst blijkt nergens uit. Als de verdachte dacht dat het ging om een inbraak waarbij niemand thuis zou zijn, ligt het in de lijn der verwachting dat hij verbaasd of verontwaardigd zou zijn over de gebeurtenissen bij de woning van [slachtoffer 1] . Daarvan blijkt echter niet in chatgesprekken die zijn gevoerd na afloop van de overval en de verdachte verbleef de dag na de overval in de woning van [medeverdachte 3] . De rechtbank ziet ook niet in waarom de medeverdachten de verdachte op het verkeerde been zouden zetten, terwijl zij de overval door onder meer voorverkenningen zorgvuldig hebben voorbereid. Het meebrengen van een mededader die met heel andere verwachtingen naar de woning van het beoogde slachtoffer gaat brengt immers extra risico’s met zich mee. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat de verdachte deelgenoot is gemaakt van het plan om [slachtoffer 1] te beroven en van het plan dus op de hoogte was. In dat plan lag ook besloten dat rekening moest worden gehouden met (bedreiging met) geweld tegen de bewoner. De verdachten gingen immers midden in de nacht naar een woning, met het doel om een geldbedrag buit te maken dat in een kluis in die woning lag. De voordeur is opengebroken door middel van een breekijzer en men wist niet waar in de woning de kluis stond. Behalve een breekijzer zijn ook twee vuurwapens meegebracht. Dat breekijzer en de Scorpion moeten voor de verdachte zichtbaar zijn geweest. In die omstandigheden moesten de verdachten ernstig rekening houden met een confrontatie met de bewoner die zou uitmonden in (bedreiging met) geweld. Die aanmerkelijke kans is door de verdachte bewust aanvaard door in te stemmen met het plan en mee te gaan naar de woning van het slachtoffer. De verdachte had daarom voorwaardelijk opzet op het tegen [slachtoffer 1] gebruikte geweld. Als gevolg van dat geweld is [slachtoffer 1] komen te overlijden.
De rechtbank is het met de officier van justitie en de verdediging van de verdachte eens dat niet gezegd kan worden dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven zou worden beroofd (feit 1). De verdachte was immers niet betrokken bij de eerdere overvallen waarbij vuurwapens tegen de bewoners zijn gebruikt. Anders gezegd: de verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er geweld tegen [slachtoffer 1] zou worden gebruikt, maar niet dat [slachtoffer 1] bij de overval opzettelijk van het leven zou worden beroofd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. De verdachte is gekend in het plan om [slachtoffer 1] te overvallen, is samen met hen naar de woning van [slachtoffer 1] gereden en was erbij toen de voordeur werd opengebroken. Gelet op het chatgesprek tussen [medeverdachte 2] en [naam 1] zou ook de verdachte een gelijk deel van de buit krijgen, wat wijst op een volwaardige bijdrage van de verdachte aan het delict. Er is daarom sprake van medeplegen.
Ten aanzien van de verdachte acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld, de dood ten gevolge hebbend (feit 2).
4.3.1.2 Vrijspraak gekwalificeerde doodslag en medeplegen van poging tot afpersing
De verdachte wordt gelet op hetgeen hiervoor is overwogen vrijgesproken van het medeplegen van gekwalificeerde doodslag (feit 1). Hij wordt ook vrijgesproken van het medeplegen van een poging tot afpersing (feit 2 tweede cumulatief/alternatief) omdat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachten hebben geprobeerd om [slachtoffer 1] te dwingen geld of goederen af te geven.