ECLI:NL:RBNHO:2024:5145

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
9737618 \ CV EXPL 22-1516
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht door buitengewone omstandigheden en de gevolgen voor aansluitende vluchten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder Delta Air Lines, Inc. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Austin via Detroit op 10 januari 2020. De passagier miste zijn aansluitende vlucht en vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk harde tegenwind. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging volledig te wijten was aan deze omstandigheden. De rechter concludeerde dat de passagier, ondanks de vertraging, de aansluitende vlucht had kunnen halen zonder de buitengewone omstandigheden. De vordering van de passagier werd afgewezen, en de proceskosten werden aan de passagier opgelegd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vervoerders om voldoende rekening te houden met mogelijke vertragingen in hun vluchtplanning.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9737618 \ CV EXPL 22-1516
Uitspraakdatum: 22 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Delta Air Lines, Inc.,
gevestigd te Wilmington, Verenigde Staten,
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 20 december 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 10 januari 2020 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Wayne County Airport, Detroit, Verenigde Staten, naar Austin-Bergstrom International Airport, Verenigde Staten, met de vluchtcombinatie DL139 en DL2311.
2.2.
Vlucht DL139 van Amsterdam naar Detroit (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft de aansluitende vlucht gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee hij met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 januari 2020, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van de betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00 (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder aantoont dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden als hiervoor bedoeld. De vlucht is met een vertraging van 21 minuten uitgevoerd. Deze vertraging is het gevolg van slechte weersomstandigheden, namelijk zeer harde tegenwind tijdens de uitvoering van de vlucht. Daartoe heeft de vervoerder verwezen naar de zogenaamde ‘
Flight Advisory Messages’, die voor zover relevant het volgende vermelden:
’14 MINS LATE DUE UNFAV ENRTE WINDS’. Dit staat volgens de vervoerder voor
‘14 minutes later due to unfavorable en route winds’.De luchtverkeersleiding heeft de vlucht 2 minuten voor schema toestemming gegeven om van de gate te mogen vertrekken (om 15:18 uur lokale tijd). Het toestel heeft vervolgens tot 15:45 uur lokale tijd moeten wachten om toestemming om op te mogen stijgen. De slotsom is volgens de vervoerder dat de vlucht vóór schema is vertrokken maar met een vertraging van 21 minuten op de bestemming is gearriveerd als gevolg van de zeer harde tegenwind. Volgens de vervoerder heeft hij alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken.
4.4.
De passagier betwist dat er sprake is van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht hebben gehinderd. Sterkte tegenwind is geen buitengewone omstandigheid want een variërende windsnelheid is inherent aan vliegen, aldus de passagier. De vervoerder had hiermee rekening moeten houden in de planning van de vlucht. De passagier erkent dat de vlucht tijdig is vertrokken. Het verschil tussen het vertrek van de gate en het opstijgen is gelegen in de taxitijd naar de Polderbaan te Schiphol. De vertraging is dus onderweg ontstaan, aldus de passagier.
4.5.
Bij conclusie van dupliek heeft de vervoerder nog aangevoerd dat de vertraging van 21 minuten twee oorzaken heeft, namelijk een late klaring door de luchtverkeersleiding (7 minuten) en harde tegenwind (14 minuten). Beide oorzaken zijn buitengewone omstandigheden, aldus de vervoerder. Daarnaast heeft hij wel degelijk rekening gehouden met de mogelijkheid van een wisselende windsnelheid op de route in de planning van de vlucht.
4.6.
De vervoerder heeft eerst bij conclusie van dupliek aangevoerd dat de vertraging van de vlucht niet alleen veroorzaakt is door de weersomstandigheden maar ook door een late klaring door de luchtverkeersleiding. Ook heeft hij met betrekking tot de gestelde vertraging als gevolg van de late klaring door de luchtverkeersleiding, eerst bij conclusie van dupliek een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft niet toegelicht waarom hij dit verweer eerst in dupliek heeft ingenomen en gesteld noch gebleken is dat hij dit al niet bij conclusie van antwoord naar voren heeft kunnen brengen. Hiertoe was hij op grond van het in artikel 128 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering neergelegde vereiste van concentratie van verweer wel gehouden. Nu hij dit heeft nagelaten, is dit verweer tardief. De kantonrechter zal dan ook aan dit verweer voorbij gaan.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder met de door hem overgelegde
‘Flight Advisory Messages’en zijn toelichting daarop, voldoende onderbouwd dat de vlucht voor de duur van 14 minuten is vertraagd vanwege weersomstandigheden die de oorspronkelijke uitvoering van de vlucht verhinderden in de vorm van onverwachte harde tegenwind. Daar kan niet altijd van tevoren rekening mee worden gehouden in de planning van een vlucht. Van de overige 7 minuten van de vertraging is echter onvoldoende vast komen te staan dat deze het gevolg waren van de weersomstandigheden.
4.8.
Nu de vertraging van de vlucht deels door een buitengewone omstandigheid en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagier de aansluitende vlucht zou hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheid. Vast staat dat de passagier met een vertraging van 21 minuten om 18:51 uur lokale tijd op de luchthaven van Detroit aangekomen. Daarnaast staat vast dat de aansluitende vlucht om 20:14 uur lokale tijd is vertrokken. Zonder de buitengewone omstandigheid van 14 minuten zou de vlucht in kwestie om 18:37 aangekomen zijn op de luchthaven van Detroit. De passagier heeft aangevoerd dat de minimumoverstaptijd (MCT) te Detroit 90 minuten bedraagt. De vervoerder heeft dit niet betwist. Indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden, had de passagier de vlucht dus kunnen halen. Hieruit volgt dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.9.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagier op de eindbestemming te voorkomen. De passagier heeft betoogt dat dit niet het geval was omdat de vervoerder onvoldoende overstaptijd heeft aangehouden bij de planning van de overstapt. Als de vervoerder een buffer van 20 minuten bovenop de minimumoverstaptijd had ingepland, dan had hij de overstap kunnen halen, aldus de passagier. De vervoerder heeft hier nog tegenin gebracht dat de passagier ook bij een buffer van 20 minuten de aansluitende vlucht zou hebben gemist, nu de vlucht met 21 minuten vertraging is uitgevoerd. Dit betoog slaagt.
4.10.
Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 104 minuten gepland. Vast staat dat de minimale overstaptijd in dit geval 90 minuten bedroeg. Een buffer van 20 minuten wordt redelijk geacht, dus de vervoerder heeft onvoldoende buffer aangehouden om eventuele vertragingen op te vangen. Dit neemt echter niet weg dat de passagier een aankomstvertraging van 21 minuten had. Daarom had hij, ook als de vervoerder voldoende reservetijd in acht had genomen, de aansluitende vlucht niet meer kunnen halen. De passagier heeft niet betwist dat de vervoerder hem heeft omgeboekt naar het eerst mogelijke alternatief. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagier zal daarom worden afgewezen.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis – wat de proceskosten betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter