In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland (eisende partij) en een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft de ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden van Drinkwater PWN 2021 in combinatie met de Tarievenregeling 2024. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 17 januari 2024 de eisende partij de gelegenheid gegeven om de algemene voorwaarden over te leggen en zich uit te laten over de eventuele oneerlijkheid van de daarin opgenomen bedingen. De eisende partij heeft hierop gereageerd met een akte op 14 februari 2024.
De kantonrechter heeft de algemene voorwaarden en de Tarievenregeling beoordeeld aan de hand van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en artikel 6:233 BW. De rechter heeft vastgesteld dat de bedingen in de algemene voorwaarden niet oneerlijk zijn, mits ze in overeenstemming zijn met de wettelijke bepalingen. De eisende partij vorderde onder andere buitengerechtelijke incassokosten en rente, welke door de kantonrechter zijn toegewezen, met inachtneming van de wettelijke regels.
De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 311,20, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de gedaagde partij ook verplicht om de proceskosten van € 419,84 te vergoeden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.