ECLI:NL:RBNHO:2024:5115

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
10831554 \ CV EXPL 23-8017
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Europees civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de algemene voorwaarden Drinkwater PWN 2021 in combinatie met de Tarievenregeling 2024

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland (eisende partij) en een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft de ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden van Drinkwater PWN 2021 in combinatie met de Tarievenregeling 2024. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 17 januari 2024 de eisende partij de gelegenheid gegeven om de algemene voorwaarden over te leggen en zich uit te laten over de eventuele oneerlijkheid van de daarin opgenomen bedingen. De eisende partij heeft hierop gereageerd met een akte op 14 februari 2024.

De kantonrechter heeft de algemene voorwaarden en de Tarievenregeling beoordeeld aan de hand van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en artikel 6:233 BW. De rechter heeft vastgesteld dat de bedingen in de algemene voorwaarden niet oneerlijk zijn, mits ze in overeenstemming zijn met de wettelijke bepalingen. De eisende partij vorderde onder andere buitengerechtelijke incassokosten en rente, welke door de kantonrechter zijn toegewezen, met inachtneming van de wettelijke regels.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 311,20, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de gedaagde partij ook verplicht om de proceskosten van € 419,84 te vergoeden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10831554 \ CV EXPL 23-8017
Vonnis van 10 april 2024
in de zaak van
N.V. PWN WATERLEIDINGBEDRIJF NOORD-HOLLAND,
te Velserbroek,
eisende partij,
hierna te noemen: de eisende partij,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 17 januari 2024 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de beslissing aangehouden en de eisende partij in de gelegenheid gesteld de
juistealgemene voorwaarden over te leggen en zich uit te laten over de eventuele oneerlijkheid van de daarin opgenomen bedingen die verband houden met de vordering. De eisende partij heeft op 14 februari 2024 een akte genomen.

2.De verdere beoordeling

Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden:Algemene Voorwaarden Drinkwater PWN 2021 in combinatie met de Tarievenregeling 2024
2.1.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de
Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
2.2.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
2.3.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
2.4.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.5.
Voor deze zaak betekent dat het volgende.
Incasso- en rentebeding
2.6.
Omdat de eisende partij buitengerechtelijke incassokosten en rente vordert, moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of de eisende partij in de overeenkomst of in de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden een regeling heeft opgenomen over incassokosten en rente, die zodanig afwijkt van de wettelijke regelingen over incassokosten en rente dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld.
2.7.
De bedingen die voor de beoordeling relevant zijn, zijn de verzuimregeling in artikel 15 lid 3 van de Algemene Voorwaarden en het rente- en incassobeding in artikel 15 lid 6 van de Algemene Voorwaarden voor de levering van drinkwater van 1 januari 2021. De tekst van deze bedingen is op zichzelf niet oneerlijk.
2.8.
In artikel 15 lid 6 van de Algemene Voorwaarden wordt echter verwezen naar de tarievenregeling van de eisende partij omdat daarin de hoogte van de vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten is opgenomen, zodat eveneens moet worden beoordeeld of het in de tarievenregeling opgenomen beding waarnaar wordt verwezen, niet oneerlijk is.
2.9.
In artikel 4 van de tarievenregeling 2024 van de eisende partij wordt vermeld:
“Wanneer betaling van deze facturen uitblijft, worden er extra kosten in rekening gebracht zodra is voldaan aan de vereisten van de wet 6:96 BW en 6:81 BW. De kosten zijn conform de geldende wettelijke regelingen zoals bepaald in 6:96BW, 6:81 [1] en Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente (6:119 en 119a BW).”
2.8.
In dit beding wordt expliciet aangesloten bij de wettelijke regels, zodat dit niet oneerlijk is. Dit betekent dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten worden toegewezen.
2.9.
De eisende partij vordert rente vanaf 1 november 2022. Dat is alleen mogelijk als de gedaagde partij met betaling in verzuim is. Het verzuim treedt op grond van artikel 15 lid 3 van de Algemene Voorwaarden in 14 dagen na ontvangst van de factuur dan wel na de op de factuur aangegeven termijn, indien die langer is. In de Tarievenregeling 2024 is vermeld dat de betalingstermijnen van de facturen staan vermeld op de factuur. Drie van de vier facturen zijn van latere datum dan 1 november 2022, zodat de gedaagde partij ten aanzien van de betaling van die drie facturen op 1 november 2022 nog niet in verzuim was. De rente zal daarom voor de eerste factuur (van 23 augustus 2022 ad € 80,00) worden toegewezen vanaf 1 november 2022 en voor de overige facturen vanaf de datum van dagvaarding, 6 november 2023.
2.10.
Voor het overige wordt de vordering toegewezen.
2.11.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
271,20
- buitengerechtelijke incassokosten
40,00
+
totaal
311,20
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
311,20
2.12.
De gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de eisende partij worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
82,00
Totaal
317,84
2.13.
De kosten van de akte blijven voor rekening van de eisende partij, omdat aangezien het aan hemzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 311,20, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 80,00 met ingang van 1 november 2022 en over een bedrag van € 191,20 met ingang van 6 november 2023, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen de door de gedaagde partij aan de eisende partij verschuldigde voorschotbedragen, voor zover er perioden of een gedeelte van een periode verlopen, alsmede eventueel de door de gedaagde partij aan de eisende partij verschuldigde jaar- en/of eindafrekening, een en ander vanaf 23 mei 2023 tot de dag waarop de eisende partij de waterafsluiting deactiveert;
3.2.
bepaalt dat de eisende partij op grond van artikel 558 onder b Rv gerechtigd is werkzaamheden op of aan een onroerende zaak te verrichten, te weten werkzaamheden om te komen tot het afsluiten van de wateraansluiting van het pand op het verbruiksadres [adres] te [plaats];
3.3.
veroordeelt de gedaagde partij op grond van artikel 558 onder b Rv te gedogen dat de eisende partij de werkzaamheden verricht om te komen tot het afsluiten van de wateraansluiting van het pand op het verbruiksadres;
3.4.
bepaalt dat de eisende partij ter uitvoering van de werkzaamheden tot het afsluiten van de wateraansluiting gerechtigd is tot tijdelijke en (gedeeltelijke) ontruiming van de woning op het verbruiksadres over te gaan;
3.5.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 315,01 inclusief btw ten titel van de kosten ten behoeve van het deactiveren van de wateraansluiting;
3.6.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten van € 419,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de gedaagde partij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.7.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.De kantonrechter begrijpt: artikel 6:81 BW