ECLI:NL:RBNHO:2024:5062

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/15/348597 / HA ZA 24-55
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in verband met arbitragebeding en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een incident betreffende de bevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van een geschil tussen Joli's TDC Holding B.V. en Mavitec B.V. Joli's, de eisende partij, vorderde in de hoofdzaak betaling van een bedrag van € 167.871,- van Mavitec, terwijl Mavitec in het incident aanvoerde dat de rechtbank zich onbevoegd diende te verklaren op basis van een arbitragebeding in hun Consultancy Agreement. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onduidelijkheid in het arbitragebeding voor rekening komt van de opsteller van de overeenkomst, in dit geval Joli's. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat het arbitragebeding van toepassing is en dat zij zich onbevoegd moet verklaren om van het geschil kennis te nemen. Joli's is in het ongelijk gesteld en wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 614,00, en ook in de proceskosten van de hoofdzaak, die zijn begroot op € 5.737,00. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke formuleringen in contracten, vooral bij arbitragebedingen, en de gevolgen van onduidelijkheid voor de opsteller.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/348597 / HA ZA 24-55
Vonnis in incident van 24 april 2024
in de zaak van
JOLI'S TDC HOLDING B.V.,
te Maastricht,
eisende partij,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: Joli's,
advocaat: mr. F.B. Keulen te Utrecht,
tegen
MAVITEC B.V.,
te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard,
gedaagde partij,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: Mavitec,
advocaat: mr. R.I. Loosen te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 december 2023, met producties 1-23;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid;
- het antwoord in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De hoofdzaak

2.1.
Joli's vordert in de hoofdzaak - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
primairMavitec veroordeelt tot betaling van het volle loon ex artikel 7:411 lid 2 BW aan Joli’s van een bedrag van € 167.871,- te vermeerderen met de wettelijke handelsrente,
II.
subsidiairMavitec veroordeelt tot betaling van een redelijk loon ex artikel 7:411 lid 1 BW, zijnde een bedrag van € 167.871,- dan wel een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen loon, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente,
III. Mavitec veroordeelt in de proceskosten, daaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Mavitec vordert in incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van het geschil en de vorderingen in de dagvaarding kennis te nemen, met de veroordeling van Joli’s in de proceskosten. Volgens Mavitec zijn partijen in artikel 11.2 van hun Consultancy Agreement een arbitrageclausule overeengekomen. Dat artikel luidt als volgt:
“In the event of any dispute arising under, out of or in connection with this Agreement the Parties shall hereby undertake to use their best endeavours to amicably resolve any dispute or misunderstanding that may arise between them in relation to the term of this Agreement. That where parties are unable to resolve any dispute amicably within thirty (30) days of holding consultations after the dispute arises; such dispute shall be referred to a sole arbitrator to be appointed by the chief judge of the respective court through an application by either of the parties thereto.”
3.1.1.
Deze clausule voorziet volgens Mavitec in zogenoemde ad hoc arbitrage, waarbij de uitvoering van de arbitrageovereenkomst is overgelaten aan de partijen waar het de benoeming van de arbiter betreft. Een dergelijke arbitrageclausule is niet ongewoon, is rechtsgeldig en bindt partijen, aldus Mavitec. Bovendien stelt Mavitec dat er geen sprake is van een keuzemogelijkheid voor partijen om de zaak ook aan de overheidsrechter voor te leggen.
3.2.
Joli’s voert hier primair tegen aan dat artikel 11.2 niet van toepassing is, omdat dit artikel was bedoeld om te gebruiken in gevallen dat er een geschil zou ontstaan over de duur van de overeenkomst. Dit omdat de overeenkomst in artikel 6 (“Term”) geen einddatum kent. Subsidiair voert Joli’s aan dat artikel 11.2 een “pathologische clausule” bevat waarin twee rechtsingangen en verschillende soorten geschilbeslechting naast elkaar zijn opgenomen, en dat sprake is van onduidelijke formulering waardoor er geen sprake is van ondubbelzinnig vastleggen van ad hoc arbitrage. Evenmin hebben partijen opgenomen dat zij toegang tot de overheidsrechter uitsluiten. De rechtbank is volgens Joli’s hoe dan ook alsnog bevoegd.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De rechtbank volgt het primaire verweer van Joli’s niet. De eerste zin van artikel 11.2 van de Consultancy Agreement is naar het oordeel van de rechtbank innerlijk tegenstrijdig, omdat is opgeschreven “
In the event of any dispute arising under, out of or in connection with this Agreement”, maar tegelijkertijd ook “
amicably resolve any dispute or misunderstanding that may arise between them in relation to the term of this Agreement.”. De rechtbank kan op basis hiervan niet oordelen wat de bedoeling is geweest van partijen en zal daarom geen waarde toekennen aan deze eerste zin. Op basis van de tweede zin van artikel 11.2 van de Consultancy Agreement kan de rechtbank echter alsnog concluderen dat partijen hebben bedoeld om “
any dispute” aan een arbiter voor te leggen.
4.2.
Joli’s voert daarnaast het subsidiaire verweer dat de overheidsrechter naast de arbiter ook bevoegd is, omdat artikel 11.2 twee rechtsingangen en verschillende soorten geschilbeslechting naast elkaar bevat. Bovendien voert Joli’s aan dat artikel 11.2 onduidelijk is geformuleerd.
4.2.1.
De rechtbank is het met Joli’s eens dat artikel 11.2 van de Consultancy Agreement onduidelijk is geformuleerd. Ondanks die onduidelijkheid is echter wel duidelijk dat als partijen ondanks overleg en bemiddeling geen overeenstemming bereiken, hun geschil moet worden voorgelegd aan een arbiter. Bovendien dient de eventuele onduidelijkheid van artikel 11.2 niet voor rekening van Mavitec te komen, maar in het nadeel te werken van Joli’s als opsteller van de overeenkomst.
4.3.
De conclusie die uit de voorgaande overwegingen volgt is dat de arbitrageclausule van toepassing is. De rechtbank is daarom niet bevoegd om van dit geschil kennis te nemen.
Proceskosten
4.4.
Joli's is in het ongelijk gesteld en wordt daarom in de proceskosten van het incident veroordeeld. De kosten van Mavitec worden begroot op € 614,00 (1 punt, tarief II) aan salaris advocaat.
4.5.
Joli’s zal in de proceskosten van de hoofdzaak worden veroordeeld, nu zij nodeloos kosten heeft veroorzaakt door de hoofdzaak bij de rechtbank aanhangig te maken. De kosten aan de zijde van Mavitec in de hoofdzaak worden begroot op € 5.737,00 aan griffierecht.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
5.2.
veroordeelt Joli’s in kosten van het incident, aan de zijde van Mavitec tot op heden begroot op € 614,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
veroordeelt Joli’s in de proceskosten, aan de zijde van Mavitec tot op heden begroot op € 5.737,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Flipse en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.