ECLI:NL:RBNHO:2024:5059

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/15/339575 / HA ZA / 23-273
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de Vereniging van Eigenaren in vorderingen tegen Westomij B.V. wegens gebrek aan rechtsgeldig besluit

In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaren (VvE) een rechtszaak aangespannen tegen Westomij B.V. met de vraag of Westomij verplicht is om inzage te geven in haar financiële administratie. Westomij heeft echter een niet-ontvankelijkheidsverweer ingediend, stellende dat de VvE zonder een rechtsgeldig besluit van de algemene ledenvergadering deze procedure is gestart. De rechtbank heeft vastgesteld dat Westomij ook lid is van de VvE en niet heeft gestemd tijdens een digitale stemming die door het bestuur was georganiseerd. De rechtbank concludeert dat de procedure door de VvE niet op basis van een rechtsgeldig besluit is gestart, waardoor de VvE niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vorderingen.

De procedure begon met een dagvaarding op 8 mei 2023, gevolgd door verschillende processtukken en een mondelinge behandeling op 6 maart 2024. Tijdens deze behandeling hebben partijen geprobeerd een minnelijke regeling te treffen, maar dit is niet gelukt. De rechtbank heeft uiteindelijk op 15 mei 2024 vonnis gewezen, waarin de VvE niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het bestuur van de VvE niet bevoegd was om de procedure te starten zonder goedkeuring van de algemene ledenvergadering, zoals vereist door de statuten en de wet. Dit leidde tot de conclusie dat het besluit van het bestuur nietig was, waardoor de VvE niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vorderingen. De proceskosten werden toegewezen aan Westomij.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/339575 / HA ZA 23-273
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van
VERENIGING VAN EIGENAREN BUNGALOWPARK [de VvE],
te [plaats] , gemeente Schagen,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: [de VvE] ,
advocaat: mr. K.R. Stephan,
tegen
WESTOMIJ B.V.,
te Burgerbrug, gemeente Schagen,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: Westomij,
advocaat: mr. K. Dirlik.
De zaak in het kort
In deze zaak stelt [de VvE] onder andere de vraag aan de orde of Westomij verplicht is om inzage te geven in haar financiële administratie. Westomij heeft een niet-ontvankelijkheidsverweer opgeworpen, omdat [de VvE] volgens haar zonder een rechtsgeldig besluit van de algemene ledenvergadering deze procedure tegen Westomij is gestart. Westomij is zelf ook lid van de VvE en heeft niet gestemd tijdens een door het bestuur georganiseerde (digitale) stemming. De rechtbank komt tot de conclusie dat deze procedure door [de VvE] inderdaad niet op basis van een rechtsgeldig besluit is gestart en verklaart [de VvE] daarom niet-ontvankelijk in haar vorderingen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 mei 2023, met producties 1-10;
- de akte vermeerdering van eis van [de VvE] , met productie 11;
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie, met producties 1-27;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 12-15;
- het tussenvonnis van 25 oktober 2023;
- het bericht van [de VvE] , met producties 16-17;
- de akte overlegging producties, tevens wijziging van eis, van de zijde van Westomij met producties 28-37;
- de mondelinge behandeling van 6 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Mrs. Stephan en Dirlik hebben daarbij spreekaantekeningen overgelegd.
1.2.
Tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling hebben partijen een minnelijke regeling beproefd. Partijen zijn toen tot de conclusie gekomen dat zij langer de tijd nodig hadden voor hun onderhandelingen, zodat de rechtbank de zaak vier weken heeft aangehouden. Omdat de rechtbank vervolgens op 3 april 2024 niets van partijen vernam, heeft de griffier contact opgenomen met mrs. Stephan en Dirlik. Op 10 april 2024 hebben partijen laten weten dat zij een vonnis in deze zaak wensen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Westomij is eigenaar van percelen gelegen aan de [adres 1] en [adres 2] te ( [postcode] ) [plaats] . Westomij heeft op de percelen vakantiewoningen ontwikkeld en exploiteert aldaar ‘Vakantiepark [naam 1] ’ (hierna: het vakantiepark).
2.2.
Het vakantiepark bestaat uit twee delen; het deel van de bungalows en het deel van de chalets. Westomij heeft op het deel van de bungalows de percelen in erfpacht uitgegeven en een deel van de bungalows verkocht en overgedragen aan particulieren.
2.3.
De erfpachters en eigenaren (hierna samen te noemen: de eigenaren) zijn verenigd in [de VvE] . Westomij is ook lid van de VvE.
2.4.
Westomij levert aan de eigenaren diensten, zoals water, elektriciteit, kabel-tv en internet. Daarnaast draagt Westomij zorg voor het onderhoud van wegen en groenvoorzieningen, vuilafvoer en de afdracht van lokale belastingen en heffingen. Westomij belast de kosten daarvan halfjaarlijks door aan de eigenaren.
2.5.
Op de erfpacht zijn de Algemene Erfpachtvoorwaarden van toepassing verklaard, zoals vastgesteld bij akte van 26 augustus 1991. In de Algemene Erfpachtvoorwaarden is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:

Artikel 4.
CANON.
1. Door de erfpachter is jaarlijks aan de grondeigenaar verschuldigd:
a. een canon (…).
b. een vergoeding (de parkbijdrage), (…) ter bestrijding van de kosten van beheer en onderhoud der algemene delen als omschreven in artikel 18 (…).
2. De canon zal (…) jaarlijks worden verhoogd of verlaagd overeenkomstig de stijging of daling welke het totaalprijsindexcijfer van de gezinsconsumptie, (…), door het Centraal Bureau voor de Statistiek (…) vastgesteld (…), zal vertonen ten opzichte van (…) het jaar daarvoor.(…)
Artikel 8.
LASTEN
1. Alle lasten, welke op of wegens de eigendom van de grond of wegens de bebouwing van de grond geheven worden, komen ten laste van de erfpachter.
2. De kosten van gas-, water- en elektriciteitslevering zullen zo mogelijk door de leveranciers rechtstreeks aan de erfpachter in rekening worden gebracht. Nota’s (…) worden door de grondeigenaar doorberekend, verhoogd met vijf procent administratiekosten (…).
2.6.
In de statuten van [de VvE] is onder andere het volgende opgenomen:
Artikel 11
4. Met een besluit van de ledenvergadering staat gelijk een door alle leden ondertekend geschrift, waarin zij allen verklaren zich te kunnen verenigen met de inhoud van dat geschrift.
Artikel 12
7. Voor elke verbintenis, waarmee een financieel belang ten laste van de vereniging is gemoeid, en waarvan de hoogte het bedrag overschrijdt dat jaarlijks door de algemene vergadering zal worden vastgesteld, is een besluit van de algemene ledenvergadering vereist tenzij het bedrag of de desbetreffende in een reeds eerder goedgekeurde begroting was opgenomen.
2.7.
In de koopovereenkomst die de individuele eigenaren met Westomij hebben gesloten, is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:

Opgaven door verkoper
Artikel 2
Verkoper garandeert:
(…)
o. De zakelijke lasten en parkbijdrage betreffen hier de volgende lasten:
- onroerende zaak belasting;
- waterschapslasten;
- erfpachtscanon;
- beheerdersbijdrage/parklasten, waaronder kabel tv.
2.8.
Op aan de eigenaren gerichte facturen van 9 december 2021 en 30 mei 2022 die zien op respectievelijk het eerste en het tweede halfjaar van 2022, heeft Westomij onder andere de volgende posten opgenomen:

Totaal
Parkbijdrage (…) 388,03
Erfpacht (…) 585,54
Bijdrage huisvuil (…) 67,61
Kabel TV en internet (…) 240,00
Vastrecht Brandkranen en onderhoud (…) 3,82
HHNK Zuiveringsheffing (voorheen uitwaterende sluizen) (…) 32,59
PWN Vastrecht (voorheen verhuur watermeter) (…) 25,63
Bijdrage kosten Speeltoestellen (…) 40,93
2.9.
Bij e-mail van 21 oktober 2022 heeft mr. Stephan namens een van de eigenaren, de heer [naam 2] , Westomij onder meer gesommeerd om een kostenspecificatie te verstrekken. In deze e-mail is - voor zover van belang - het volgende meegedeeld:

(…) Gegeven de verschillende definities van ‘parkbijdrage’ alsmede gelet op de discrepantie tussen de koopovereenkomst, de leveringsakte en de facturen als het gaat om doorberekening van kosten, is thans niet duidelijk voor welke diensten cliënt nu betaalt en hoeveel hij betaalt.
In de koopakte wordt onder de noemer ‘zakelijke lasten en parkbijdrage’ geschaard OZB, waterschapslasten, erfpachtcanon en beheerdersbijdrage/parklasten, waaronder kabel-TV. In de factuur wordt daarentegen een onderscheid gemaakt tussen parkbijdrage, erfpacht(canon), kabel-TV (en internet) en water(…) Indien erfpacht(canon), kabel-TV (en internet) en water evenwel anders dan artikel 2 sub o van de koopovereenkomst stelt niet onder de parkbijdrage vallen, welke kosten vallen dan wel onder het kopje ‘parkbijdrage’ op de factuur? (…)
Cliënt heeft herhaaldelijk verzocht om duidelijkheid te verschaffen over de doorberekening van kosten. Daar heeft uw cliënte tot op heden geen gevolg aan gegeven. (…)
Op grond van het voorgaande sommeer ik uw cliënte hierbij om mij uiterlijk op vrijdag 28 oktober 2022 een duidelijke specificatie van alle aan cliënt doorberekende kosten te verstrekken (…).
2.10.
Bij brief van 8 november 2022 heeft mr. Stephan - voor zover van belang - het volgende meegedeeld:

In de eerste plaats bericht ik u hierbij dat ik thans naast de heer [naam 2] ook mevrouw [naam 3] bijsta. (…) Volledigheidshalve merk ik op dat ook mevrouw [naam 3] uw cliënte meermaals om verstrekking van specificaties van de doorberekende kosten heeft verzocht, maar dat uw cliënte de gevraagd informatie nooit heeft verstrekt. De vordering tot verstrekking van informatie zal ik dan ook mede namens haar instellen.
2.11.
Bij brief van 16 november 2022 heeft mr. Dirlik namens Westomij hier onder andere als volgt op gereageerd:

(…) Uw cliënten willen inzicht in de financiële situatie van cliënte, maar de grondslag hiervoor ontbreekt. Cliënte zal hier daarom geen gevolg aangeven.
2.12.
Bij e-mail van 6 december 2022 heeft het bestuur van [de VvE] de leden - kort gezegd - verzocht om uiterlijk op 12 december per e-mail te stemmen over het aanvangen van een juridische procedure tegen Westomij. Op 14 december 2022 bericht het bestuur van [de VvE] haar leden dat een meerderheid hiermee instemt.
2.13.
Bij brief van 9 januari 2023 heeft mr. Stephan Westomij namens [de VvE] gesommeerd om - kortgezegd - een specificatie van alle aan de erfpachters doorberekende kosten te verstrekken.
2.14.
Bij e-mail van 17 februari 2023 heeft mr. Dirlik namens Westomij - voor zover van belang - het volgende aan [de VvE] meegedeeld:

Zie hieronder en hierbij. Cliënte heeft bijgaand haar reactie op uw brief en een toelichting gegeven en daarnaast de nodige bijlagen gestuurd ter toelichting van de diverse kosten. Ook wordt in sommige bijlagen toegelicht welke kosten niet inzichtelijk gemaakt kunnen worden.
2.15.
Bij brief van 24 maart 2023 heeft mr. Stephan hier onder andere als volgt op gereageerd:

Westomij heeft gelet op het voorgaande nog niet alle vragen (voldoende) beantwoord. Ik verzoek uw cliënte om een aanvullende toelichting c.q. verstrekking van de onderliggende facturen. (…) Daarnaast moet worden vastgesteld dat bepaalde kosten dubbel in rekening worden gebracht, (…).

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[de VvE] vordert na eiswijziging - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Westomij veroordeelt om binnen veertien dagen na de datum van het te wijzen vonnis aan [de VvE] te verstrekken een afschrift van de facturen vanaf 2014 van alle doorbelaste kosten, waaronder:
- kabel-TV en internet,
- PWN Vastrecht (Watermeter),
- PWN watergebruik;
II. voor recht verklaart dat tot de parkbijdrage als bedoeld in de Algemene Erfpachtvoorwaarden behoren onder meer de kosten van:
- het onderhoud van alle groenvoorzieningen;
- vastrecht brandkranen en onderhoud;
III. voor recht verklaart dat Westomij geen recht heeft de kosten van HHNK Zuiveringsheffing door te belasten;
IV. voor recht verklaart dat het Westomij niet is toegestaan een opslag te berekenen over doorbelaste kosten met uitzondering van 5% op kosten van gas, elektriciteit en water voor zover deze kosten bij Westomij in rekening worden gebracht en niet rechtstreeks aan de erfpachter in rekening worden gebracht;
V. de indexering van de canon voor 2023 vaststelt op 5% althans op een zodanig percentage dat de rechtbank juist acht;
VI. voor recht verklaart dat de leden van [de VvE] gerechtigd zijn antennes voor de ontvangst van internet en tv-signalen aan te brengen aan de vakantiewoningen;
VII. Westomij veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Westomij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.4.
Westomij vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat het besluit van [de VvE] van 14 december 2022 nietig is op grond van artikel 2:14 BW, dan wel dit besluit vernietigt op grond van artikel 2:15 BW;
II. voor zover [de VvE] ontvankelijk is in haar vordering in conventie:
-
primair: voor recht verklaart dat de leden van [de VvE] niet gerechtigd zijn om hun abonnement c.q. financiële bijdrage voor kabel en internet op te zeggen voor de duur van vijf jaar na het in deze zaak te wijzen vonnis;
-
subsidiair: voor recht verklaart dat de leden van [de VvE] hun abonnement c.q. financiële bijdrage voor kabel TV en internet ieder jaar mogen opzeggen voor 30 november (tegen de einddatum van 31 december) en voor 31 mei (tegen de einddatum van 30 juni);
-
primair en subsidiair: [de VvE] veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis een e-mailoproep te schrijven aan al haar leden waarin zij de leden aanzegt om de verplichting uit het door de rechtbank te wijzen vonnis aangaande een opzegverbod, dan wel een correcte toepassing van juiste opzegtermijnen in acht te nemen, onder verzending van een afschrift van deze oproep en aanzegging aan Westomij, onder last van een dwangsom;
III. voor zover [de VvE] ontvankelijk is in haar vordering in conventie:
- voor recht verklaart dat de leden van [de VvE] niet gerechtigd zijn antennes voor de ontvangst van internet en TV-signalen aan te brengen aan de vakantiewoningen;
- [de VvE] veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis een e-mailoproep te schrijven aan al haar leden waarin zij de leden die een (schotel)antenne hebben, oproept om deze binnen 14 dagen na dagtekening van de oproep te verwijderen en verwijderd te houden, onder verzending van een afschrift van deze oproep aan Westomij, onder last van een dwangsom;
IV. [de VvE] , althans haar advocaat, veroordeelt in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten.
3.5.
[de VvE] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
4.1.
De rechtbank zal eerst de hiervoor onder 3.4 onder I. vermelde vordering van Westomij (waarvan de rechtbank begrijpt dat deze geen voorwaardelijk karakter draagt) bespreken, nu deze vordering het meest verstrekkend van aard is.
ontvankelijkheid
4.2.
Westomij stelt zich op het standpunt dat [de VvE] niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Volgens haar is het op 14 december 2022 door het bestuur van [de VvE] genomen besluit om tegen Westomij te procederen namelijk nietig of vernietigbaar. [1]
4.2.1.
Het bestuur van [de VvE] meende volgens Westomij ten onrechte dat zij bevoegd was tot het nemen van een besluit tot het starten van een procedure tegen Westomij. [2] Westomij voert aan dat het hier niet gaat om de vraag of het bestuur van [de VvE] de vereniging (in rechte) mag vertegenwoordigen, maar of het bestuur een toereikend mandaat heeft om financiële verplichtingen ten laste van de vereniging en de leden aan te gaan. In dat verband verwijst Westomij naar artikel 2:46 Burgerlijk Wetboek (BW) waarin staat dat “de vereniging” ten laste van de leden verplichtingen aan kan gaan voor zover dat in de statuten uitdrukkelijk is bepaald. Uit artikel 12 lid 7 van de statuten van [de VvE] volgt dat voor elke verbintenis waarmee een financieel belang ten laste van de VvE is gemoeid en waarvan de hoogte het bedrag overschrijdt dat jaarlijks door de algemene vergadering zal worden vastgesteld, een besluit van de algemene ledenvergadering is vereist. Westomij stelt zich op het standpunt dat de verbintenis met de advocaat om een procedure te starten ten laste van de verenigingskas een verbintenis is die niet jaarlijks voorkomt, en daardoor ook niet een jaarlijks vastgesteld financieel belang heeft. Voordat [de VvE] de verenigingskas mag aanwenden voor deze procedure, dient er daarom allereerst een besluit door de algemene ledenvergadering genomen te worden.
4.2.2.
Daarnaast is de algemene ledenvergadering, ook afgezien van de regeling in de statuten, het bevoegde orgaan op grond van artikel 2:40 lid 1 BW. Ingevolge dat artikel komen aan de algemene ledenvergadering namelijk alle bevoegdheden in de vereniging toe, die niet door de wet of de statuten aan andere organen zijn opgedragen, aldus Westomij.
4.3.
[de VvE] betwist dat het besluit van haar bestuur nietig of vernietigbaar is. Zij voert aan dat het bestuur wel degelijk bevoegd was te besluiten om namens [de VvE] deze procedure tegen Westomij te voeren. Volgens [de VvE] hoeft de algemene ledenvergadering hieraan niet te pas te komen, omdat het bestuur de vereniging vertegenwoordigt en deze bevoegdheid tot vertegenwoordiging onbeperkt en onvoorwaardelijk is, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. [3] De statuten kunnen bovendien bepalen dat een bestuurder de vereniging slechts met medewerking van een of meer anderen mag vertegenwoordigen. [4] In dit geval bepaalt artikel 12 lid 4 van de statuten dat twee bestuursleden tezamen de vereniging in en buiten rechte vertegenwoordigen. De opdracht aan de advocaat is door alle drie de bestuursleden tezamen verleend en is daarmee volgens de wet en statuten rechtmatig, aldus [de VvE] . Het bestuur heeft echter geheel onverplicht en uit eigen beweging besloten om de leden te raadplegen over het voorgenomen bestuursbesluit om de zaak uit handen te geven aan een advocaat.
4.4.
De rechtbank komt tot het oordeel dat [de VvE] niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, dit als gevolg van de nietigheid van het besluit van 14 december 2022. Deze nietigheid brengt mee dat de vordering onder I. in reconventie toewijsbaar is. De rechtbank licht dit als volgt toe.
4.4.1.
Vooropgesteld wordt dat artikel 2:40 lid 1 BW bepaalt dat in de vereniging alle bevoegdheden toekomen aan de algemene (leden)vergadering, tenzij bepaalde bevoegdheden door de wet of de statuten aan andere organen zijn opgedragen. Dat dit laatste in deze zaak aan de orde is, is niet gebleken (en ook niet door [de VvE] gesteld). Daarmee is gegeven dat niet het bestuur, maar (uitsluitend) de algemene vergadering bevoegd was om te besluiten tot het starten van een juridische procedure tegen Westomij zodat het bestuursbesluit van 14 december 2022 op grond van artikel 2:14 lid 1 BW nietig is.
4.4.2.
Daarbij komt nog dat er met een procedure van [de VvE] tegen Westomij een financieel belang van de vereniging is gemoeid. Uit artikel 12 lid 7 van de statuten blijkt dat in dat geval er vóór het starten van de procedure tegen Westomij een besluit van de algemene ledenvergadering vereist was. Uit de stukken is gebleken dat er voorafgaand aan het bestuursbesluit van 14 december 2022 ongeveer een week gelegenheid is geweest voor de leden van [de VvE] om via een e-mail te stemmen over het al dan niet starten van een procedure tegen Westomij. Vaststaat echter dat er geen algemene vergadering in fysieke vorm (waarop artikel 10 van de statuten kennelijk het oog heeft) heeft plaatsgehad. Van een algemene ledenvergadering in de zin van de statuten - en dus van een rechtsgeldig besluit van de algemene ledenvergadering - is dus geen sprake geweest.
4.4.3.
De rechtbank overweegt nog dat de wet in artikel 2:40 lid 2 BW en de statuten in artikel 11 lid 4 de mogelijkheid bieden om een rechtsgeldig besluit te nemen buiten de (fysieke) algemene ledenvergadering om. Uit de wet volgt dat eenstemmigheid van alle leden daarvoor vereist is. Uit de statuten volgt dat die eenstemmigheid buiten de algemene ledenvergadering om moet blijken uit een door alle leden ondertekend geschrift, waarin zij allen verklaren zich te kunnen verenigen met de inhoud van dat geschrift. Reeds uit de eigen stellingen van [de VvE] blijkt al dat een dergelijk door alle leden ondertekend geschrift, waarin zij allen akkoord gaan met de procedure tegen Westomij, niet is opgesteld. Van (schriftelijke) eenstemmigheid is dan ook geen sprake.
Tussen partijen is overigens niet in discussie dat Westomij in het kader van de digitale ledenraadpleging geen van de haar toekomende (vijf) stemmen heeft uitgebracht (zij heeft vijf bungalows op het vakantiepark in eigendom), zodat ook om die reden de vereiste eenstemmigheid ontbreekt.
4.4.4.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het bestuur van [de VvE] niet rechtsgeldig heeft kunnen besluiten om tot een gerechtelijke procedure tegen Westomij over te gaan. Het bestuur van [de VvE] heeft weliswaar vertegenwoordigingsbevoegdheid, [5] maar die bevoegdheid is, zoals Westomij terecht heeft aangevoerd, een wezenlijk andere dan de bevoegdheid om te besluiten om een procedure te starten tegen Westomij. De conclusie is dan ook dat het besluit van het bestuur in strijd is met de statuten en de wet en daarom nietig is. [6] Dit betekent dat [de VvE] niet-ontvankelijk verklaard wordt in haar vorderingen. De vordering onder I. in reconventie is toewijsbaar.
voorwaarde overige vorderingen reconventie
4.5.
Blijkens het voorgaande is de voorwaarde waaronder de overige vorderingen in reconventie zijn ingesteld, niet vervuld. De rechtbank hoeft daarom geen oordeel te geven over deze vorderingen.
algemene slotoverweging
4.6.
De rechtbank realiseert zich dat de uitkomst van deze procedure voor partijen (en met name voor [de VvE] ) onbevredigend zal (kunnen) zijn, nu immers over de onderliggende conflictstof tussen partijen niet inhoudelijk wordt geoordeeld en beslist. Dit is echter een onvermijdelijk gevolg van het feit dat het partijen in een procedure nu eenmaal vrijstaat om (ook) formeel-juridische verweren te voeren.
proceskosten
4.7.
[de VvE] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
De proceskosten van Westomij worden begroot op:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat (conventie)
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- salaris advocaat (reconventie)
614,00
(2 punten × 0,5 × € 614,00)
- nakosten
278,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.796,00
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart [de VvE] niet-ontvankelijk in haar vorderingen,
in (voorwaardelijke) reconventie
5.2.
verklaart voor recht dat het besluit van [de VvE] van 14 december 2022 nietig is op grond van artikel 2:14 BW,
5.3.
verstaat dat de voorwaarde voor behandeling van de overige vorderingen in reconventie niet is vervuld,
in conventie en reconventie
5.4.
veroordeelt [de VvE] in de proceskosten van € 2.796,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [de VvE] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt [de VvE] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.4 en 5.5 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate, in het bijzijn van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2:14 of 2:15 BW.
2.Op grond van artikel 2:45 lid 1 en 3 BW.
3.Artikel 2:45 leden 1 en 3 BW.
4.Artikel 2:45 lid 2 BW.
5.Op grond van artikel 2:45 lid 2 BW.
6.Op grond van artikel 2:14 lid 1 BW.