Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De procedure
- het deskundigenbericht van J. Struik (Bouwadviescentrum) van 31 januari 2024
- de conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiser] van 6 maart 2019 (bedoeld zal zijn 2024)
- de conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [gedaagde] van 3 april 2024.
2.De verdere beoordeling
het plaatsen van de wastafel in het toilet en afmonteren met kraan en afvoer;
het (af)monteren van de handdoekradiator en de betreffende wandcontactdoos voor het goed functioneren daarvan;
het leveren, plaatsen en werkend opleveren van de mechanische ventilatie;
het afmonteren van het garnituur;
het afmonteren van de elektra in de badkamer boven het bad meubel;
het plaatsen van een stankafsluiter onder de douchebak.
- (a) het ontbreken van een constructieve berekening van de te storten betonvloer, de vorstrand en de dakconstructie: hiermee is gebouwd in strijd met het Bouwbesluit; tekeningen en berekeningen zijn niet aangeboden en er is niet om gevraagd.
- (b) de onder 5.32 van het tussenvonnis gestelde gebreken aan de betonvloer en de vorstrand: wegens het ontbreken van constructieve berekeningen en onderzoek naar de draagkracht van de grond kan niet met zekerheid worden gesteld of de gerealiseerde plaatfundering met vorstrand sterk genoeg is. De situatie is weliswaar als veilig beoordeeld, maar daarmee is niet gezegd dat de fundering voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. De vervanging van de plaatfundering met vorstrand is buitenproportioneel.
- (c) het nalaten een aanvullende dragende constructie te plaatsen om het dak van de uitbouw te dragen: de toegepaste constructie kan leiden tot vervorming van de kozijnen, is ongebruikelijk en voldoet niet aan de eisen van het Bouwbesluit. De situatie wordt echter als veilig beoordeeld en het vervangen van de kozijnen of het bijplaatsen van kolommen en balken ter ondersteuning van de dakbalken wordt als buitenproportioneel beschouwd.
- (g) het tegelwerk is niet vlak: de gemeten hoogteverschillen tussen de wandtegels van de badkamer en de toiletruimte vallen incidenteel niet binnen de maximale tolerantie, maar vervanging wordt als buitenproportioneel beschouwd.
- (a) het ontbreken van het KOMO-keurmerk bij de deuren van de hardhouten pui en de overige onder 5.35 gestelde gebreken aan de hardhouten pui: het is onbekend door welke leverancier de deuren vervaardigd zijn, waardoor niet kan worden achterhaald of de deuren een KOMO-deurmerk hebben.
- (b) het repareren of vervangen van één beschadigde glaslat: deze is niet aangetroffen.
- (c) het niet correct aanbrengen van de daktrim en de knelstrip ter plaatste van de aansluiting tussen dakbedekking en het metselwerk: ter plaatse van de stuiknaden van de daktrimmen ontbreekt een kitafwerking en de aangebrachte knelstrips voeren het zakwater uit de spouwmuur niet af naar buiten.
- (d) plooivorming in de dakbedekking: door de blijvende elasticiteit van het materiaal heeft de plooivorming geen negatieve invloed op de levensduur.
- (e) de bekleding van de dakrand blijkt niet ventilerend: houten geveldelen zijn niet ventilerend aangebracht.
- (f) het kitwerk van het toilet laat los: de kitafwerking van de toiletpot is onthecht van de houten afwerking.
- (g) het kitwerk is opvallend breed en niet strak en ononderbroken afgewerkt: het uitgevoerde kitwerk is als goed en deugdelijk beoordeeld.
- (h) het plaatsen van gebroken en beschadigde tegels: gebroken tegels zijn niet waargenomen. De twee blussen op de randen van de witte wandtegels bevinden zich op de positie waar de radiator gemonteerd zal worden, waardoor ze minder opvallen. Sprake van een kleine onvolkomenheid.
- (i) de koof van het toilet is niet recht en strak uitgevoerd: discussie tussen partijen wie wat heeft gedaan.
Bij de uitgevoerde werkzaamheden (A) zijn werkzaamheden en materialen beschreven die reëel te verwachten waren blijkens de offerte. Daarbij is rekening gehouden met onderdelen die niet gereed zijn gekomen. Per offertebeschrijving zijn kosten voor materiaal en uurloon geraamd. Aanvullend zijn staartkosten (20%) opgenomen, bestaande uit winst- en risico en overheadkosten. Hetzelfde is gebeurd voor het beschreven en aangetroffen meerwerk (B) en de herstelwerkzaamheden (C), met dien verstande dat bij het meerwerk (B) geen rekening is gehouden met staartkosten. Voor wat betreft de herstelwerkzaamheden (C) geldt dat de kosten daarvan voor het grootste deel te voorkomen waren als de werkzaamheden bij de realisatie correct waren uitgevoerd. Omdat de werkzaamheden door een andere partij zullen worden uitgevoerd, zijn de kosten wegens ‘besmet werk’ met 20% verhoogd. De kosten voor loodslabben zijn buiten beschouwing gelaten. De kosten hiervan zijn veel hoger dan de toegepaste knelstrips met kit en moeten daarom worden beschouwd als nog niet uitgevoerd meerwerk.
Hiermee is bij het bepalen van de kosten al rekening gehouden.
- [eiser] heeft naar aanleiding van het concept rapport een groot aantal nadere vragen gesteld en om verdere toelichting verzocht. De deskundige is daar niet of nauwelijks op in gegaan.
- Hetzelfde geldt voor de nadere vragen en verzochte toelichtingen van de zijde van Benedictus Bouwkundig Adviesbureau dat door [eiser] als deskundige is ingeschakeld.
- De deskundige is buiten de vraagstelling en buiten de rechtsstrijd van partijen getreden door de waarde van het werk op een hoger bedrag te waarderen dan de aanneemsom plus het meerwerk. Dit sluit niet aan op de vraagstelling van de rechtbank, maar is ook nadelig voor [eiser] die nu méér moet betalen voor het uitgevoerde werk dan was overeengekomen. Bovendien moet uitgegaan worden van de economische waarde van het werk, zijnde de aanneemsom minus de herstelkosten.
- De deskundige heeft geen deugdelijke rapportage opgesteld, hetgeen er toe moet leiden dat nota van de deskundige gematigd wordt.
- primair: de waarde van het werk niet meer kan bedragen dan € 7.645,30, uitgaande van de door Benedictus geschatte herstelkosten ad € 45.000,- en een waarde van het uitgevoerde werk van (maximaal) € 47.000,- plus de waarde van het meerwerk ad € 5.645,30;
- subsidiair: de waarde van het werk niet meer kan bedragen dan € 29.906,98, uitgaande van het rapport van de deskundige waarin de kosten van het herstel zijn begroot op € 22.738,32, terwijl voor de waarde van het uitgevoerde werk plus het meerwerk moet worden uitgegaan van € 47.000,- en € 5.645,30.
Aan [eiser] was opgedragen om ten aanzien van de in 5.60 van het tussenvonnis genoemde punten te bewijzen dat sprake was van gebreken. Uit het rapport volgt dat de in 5.60 genoemde punten onder a, b, c en g als gebreken moeten worden aangemerkt. [gedaagde] heeft dat niet verder weersproken, zodat de rechtbank daar ook vanuit gaat. [eiser] heeft over de punten d, e en h weliswaar nadere vragen gesteld, maar geen verder bewijs geleverd. Deze onderdelen kunnen daarom niet als gebrek worden beschouwd. Ten aanzien van punt f heeft [eiser] terecht naar voren gebracht dat dit punt in het tussenvonnis al als een gebrek is aangemerkt.