ECLI:NL:RBNHO:2024:4915

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
325982
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van aannemingsovereenkomst en schadevergoeding bij ondeugdelijk werk

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde, waarbij het ging om de ontbinding van een aannemingsovereenkomst en de schadevergoeding voor niet of ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.D.M.C. Nolet, vorderde onder andere terugbetaling van een bedrag van € 25.460,50 en aanvullende schadevergoeding van € 4.504,81. Gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.C. Daniëls, voerde verweer en stelde dat de werkzaamheden correct waren uitgevoerd.

De rechtbank oordeelde dat de deskundige, J. Struik, een rapport had opgesteld waarin de waarde van het werk werd vastgesteld op € 53.687,03, maar dat dit bedrag niet in overeenstemming was met de overeengekomen aanneemsom en meerwerk. De rechtbank volgde het betoog van eiser dat de waarde van het werk moest worden vastgesteld op basis van de overeengekomen aanneemsom van € 47.000,00 en het meerwerk van € 5.645,30. Na aftrek van herstelkosten van € 22.738,32, kwam de rechtbank tot de conclusie dat eiser recht had op teruggave van € 25.460,50.

Daarnaast werd de aannemingsovereenkomst ontbonden en werd gedaagde veroordeeld tot betaling van de aanvullende schadevergoeding. In reconventie werd een bedrag van € 623,17 toegewezen aan gedaagde. De rechtbank wees ook de proceskosten toe aan eiser, die grotendeels in het gelijk was gesteld. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en documentatie in aannemingsovereenkomsten, evenals de rol van deskundigen in het vaststellen van de waarde van werkzaamheden en gebreken.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/325982 / HA ZA 22-168
Vonnis van 29 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. D.D.M.C. Nolet,
tegen
[gedaagde]; H.O.D.N. [bedrijf],
te [plaats 2], gemeente [gemeente],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. J.C. Daniëls.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 maart 2023
  • het deskundigenbericht van J. Struik (Bouwadviescentrum) van 31 januari 2024
  • de conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiser] van 6 maart 2019 (bedoeld zal zijn 2024)
  • de conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [gedaagde] van 3 april 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie
2.1.
In het tussenvonnis van 25 januari 2023 is voor zover hier nog relevant, het volgende overwogen:
5.6.
Ontbinding heeft tot gevolg dat een verbintenis tot ongedaan making van reeds ontvangen prestaties ontstaat. Sluit de aard van de prestatie uit dat zij ongedaan wordt gemaakt (waar in dit geval sprake van is, omdat niet van [gedaagde] gevergd kan worden dat hij zijn werk ongedaan maakt), dan treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van de waarde van het werk ten tijde van de ontvangst. Als de prestatie niet aan de verbintenis heeft beantwoord, wordt de vergoeding beperkt tot het bedrag van de waarde die de prestatie voor de ontvanger op dit tijdstip in de gegeven omstandigheden werkelijk heeft gehad. Daarom moet de waarde van het door [gedaagde] uitgevoerde werk per 1 juli 2020 in de gegeven omstandigheden vast worden gesteld. Complicerende factor daarbij is dat de offerte geen uitsplitsing van de aanneemsom over de diverse werkzaamheden bevat. (…)
5.8.
Om de waarde van het werk te kunnen vaststellen, moet allereerst beoordeeld worden in hoeverre sprake is van niet of niet deugdelijk uitgevoerd werk. De stellingen van partijen en de door hen ingebrachte rapporten dienen daarbij als uitgangspunt.
(…)
5.3
Gelet op het vorenstaande staat vast dat de volgende werkzaamhedennietzijn verricht:
het aanbrengen van (een) tochtprofiel(en);
het plaatsen van de uitloop/afvoer op het dak en de zwanenhals;
het verwijderen en afvoeren oude dakbedekking;
het leveren, aansluiten en werkend opleveren van een (tweede hands) warmtepompsysteem;
het aanbrengen van ballast bij de zonnepanelen;
het aansluiten en werkend opleveren van de zonnepanelen installatie (op een omvormer);
het uitvoeren van de volgende werkzaamheden van het sanitair:
i.
het plaatsen van de wastafel in het toilet en afmonteren met kraan en afvoer;
ii.
het (af)monteren van de handdoekradiator en de betreffende wandcontactdoos voor het goed functioneren daarvan;
iii.
het leveren, plaatsen en werkend opleveren van de mechanische ventilatie;
iv.
het afmonteren van het garnituur;
v.
het afmonteren van de elektra in de badkamer boven het bad meubel;
vi.
het plaatsen van een stankafsluiter onder de douchebak.
het aanbrengen van een afwerklaag in de vorm van een epoxy-gietvloer;
het afmonteren van elektra, groepenkast en diverse stopcontacten;
het afwerken van de onderzijde van de luifel.
(…)
5.6
Gelet op het vorenstaande zal [eiser] toegelaten worden te bewijzen dat de navolgende werkzaamheden ondeugdelijk zijn verricht en dus gebreken zijn:
het ontbreken van een constructieve berekening van de te storten betonvloer, de vorstand en de dakconstructie;
de hiervoor onder 5.32 gestelde gebreken aan de betonvloer en de vorstand;
het nalaten een aanvullende dragende constructie te plaatsen om het dak van de uitbouw te dragen;
het ontbreken van een plakplaat, ook bij de toegepaste manier van ‘volvlak verlijmen’;
het niet aanbrengen van bescherming van de dakbedekking tegen het indrukken van de poten van de platdakconstructie (van de zonnepanelen);
het niet tot het plafond aanbrengen van wandtegels in de badkamer;
het tegelwerk is niet vlak;
et voegwerk is onregelmatig van maatvoering en de voegen zijn niet volledig gevuld.
5.61.
Verder staan de volgende gebreken vast:
het ontbreken van het KOMO keurmerk bij de deuren van de hardhouten pui en de overige hiervoor onder 5.35 gestelde gebreken aan de hardhouten pui;
het repareren of vervangen van één beschadigde glaslat;
het niet correct aanbrengen van de daktrim en de knelstrip ter plaatse van de aansluiting tussen dakbedekking en het metselwerk;
plooivorming in de dakbedekking;
de bekleding van de dakrand blijkt niet ventilerend;
het kitwerk van het toilet laat los;
het kitwerk is opvallend breed en niet strak en ononderbroken afgewerkt;
et plaatsen van gebroken en beschadigde tegels;
de koof van het toilet is niet recht en strak uitgevoerd. (…)
5.62.
Omdat [eiser] zich op gebreken beroept, is het aan haar om te stellen en zonodig te bewijzen dat daarvan sprake is. Gelet het verweer van [gedaagde] en hetgeen hiervoor is overwogen, is van een aantal werkzaamheden vast komen te staan dat die niet of niet deugdelijk zijn verricht (zie hiervoor onder 5.30 en 5.61) en heeft [eiser] met het rapport Benedictus een begin van bewijs geleverd dat een aantal werkzaamheden ondeugdelijk is uitgevoerd (zie hiervoor onder 5.60). Omdat ten aanzien van de in 5.60 genoemde werkzaamheden nog nadere bewijslevering nodig is, kan de rechtbank thans niet vaststellen of deze als gebreken kunnen worden aangemerkt.
5.63
De rechtbank kan evenmin de waarde van het werk per 1 juli 2020 vaststellen, omdat de offerte slechts een totale aanneemsom vermeldt. Bovendien heeft [gedaagde] wel bedragen genoemd waarvoor hij de niet uitgevoerde werkzaamheden zou kunnen doen, maar verwijst [eiser] voor haar vordering naar de kostenraming die uitgaat van herstelkosten die veel hoger zijn. [gedaagde] heeft de kostenraming betwist, omdat het uurtarief te hoog is en de materiaalkeuze en werkwijze niet overeenkomt met waar [eiser] voor heeft gekozen omdat zij een beperkt budget had.
Zoals hiervoor onder 5.6 overwogen, moet bij ontbinding niet van herstelkosten worden uitgegaan, maar van de waarde die het werk per 1 juli 2020 – rekening houdend met de niet of niet deugdelijke uitgevoerde werkzaamheden – binnen de totale aanneemsom in de gegeven omstandigheden werkelijk voor [eiser] heeft gehad.
2.2.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank J. Struik benoemd als deskundige en hem de volgende vragen voorgelegd:
a. Zijn de onder 5.60 van het tussenvonnis genoemde werkzaamheden ondeugdelijk verricht en zo ja welke en waar ziet het gebrek op? Wat is de oorzaak van de afzonderlijke gebreken?
b. Kunt u bij uw onderzoek naar de onder 5.60 sub b van het tussenvonnis bedoelde (en onder 5.32 gestelde) gebreken aan de betonvloer en vorstand aangeven of, en zo ja in hoeverre, sprake is van krimpscheuren in de vloer ter hoogte van de aanhechting tussen de oude woning en aanbouw en wat daarvan de oorzaak is?
c. Kunt u aangeven op welke wijze u onderzoek doet naar het achterhalen van de oorzaak van de eventuele gebreken van de onder 5.60 van het tussenvonnis genoemde werkzaamheden (stappenplan)?
d. Wat is de oorzaak van de afzonderlijke gebreken vermeld onder 5.61 van het tussenvonnis?
e. Wat is de waarde van het werk per 1 juli 2020 rekening houdend met de niet of niet deugdelijk verrichte werkzaamheden (zie 5.30, 5.61 en voor zover van ondeugdelijk werk sprake is 5.60 van het tussenvonnis) en gelet op de prestatie die [eiser] per 1 juli 2020 mocht verwachten voor een aanneemsom van € 47.000,00, € 5.645,30 aan betaald meerwerk en € 623,17 aan nog niet betaald meerwerk?
f. Kunt u aangeven op welke wijze de berekening van de waarde als hiervoor onder e. bedoeld is opgebouwd?
g. Moeten bepaalde ondeugdelijke werkzaamheden ongedaan gemaakt worden voordat over kan worden gegaan tot herstel, zo ja waarom en wat zijn de kosten van het ongedaan maken?
h. Geeft uw onderzoek aanleiding voor verdere opmerkingen en zo ja, welke?
2.3.
De deskundige heeft kennis genomen van alle dossierstukken (aangeleverd door beide partijen) en foto’s en tekeningen die op zijn eigen verzoek zijn aangeleverd. Verder heeft hij de woning bezocht, waarbij alleen [eiser] aanwezig was, omdat [gedaagde] zich om medische redenen had afgemeld. Namens [gedaagde] zijn wel twee documenten met zijn visie aangeleverd. Partijen zijn in de gelegenheid geweest om te reageren op het concept deskundigenbericht. Daarvan heeft alleen [eiser] gebruik gemaakt. Haar reactie met een door haar aangeleverd memo van de door haar zelf ingeschakelde deskundige Benedictus zijn bij het rapport gevoegd. Enkele opmerkingen van [eiser] hebben geleid tot een nadere toelichting of aanpassing van de beoordeling en dat is in het rapport tot uitdrukking gebracht.
2.4.
De antwoorden van de deskundige kunnen worden samengevat als volgt.
Ad a. Van de onder 5.60 van het tussenvonnis genoemde werkzaamheden zijn de volgende werkzaamheden ondeugdelijk verricht:
- (a) het ontbreken van een constructieve berekening van de te storten betonvloer, de vorstrand en de dakconstructie: hiermee is gebouwd in strijd met het Bouwbesluit; tekeningen en berekeningen zijn niet aangeboden en er is niet om gevraagd.
- (b) de onder 5.32 van het tussenvonnis gestelde gebreken aan de betonvloer en de vorstrand: wegens het ontbreken van constructieve berekeningen en onderzoek naar de draagkracht van de grond kan niet met zekerheid worden gesteld of de gerealiseerde plaatfundering met vorstrand sterk genoeg is. De situatie is weliswaar als veilig beoordeeld, maar daarmee is niet gezegd dat de fundering voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. De vervanging van de plaatfundering met vorstrand is buitenproportioneel.
Omdat de zakking/kanteling van de aanbouw gering is en de kans groot is dat de situatie inmiddels stabiel is, is het preventief uitvoeren van herstelwerkzaamheden betreffende de zakking/kanteling buitenproportioneel.
- (c) het nalaten een aanvullende dragende constructie te plaatsen om het dak van de uitbouw te dragen: de toegepaste constructie kan leiden tot vervorming van de kozijnen, is ongebruikelijk en voldoet niet aan de eisen van het Bouwbesluit. De situatie wordt echter als veilig beoordeeld en het vervangen van de kozijnen of het bijplaatsen van kolommen en balken ter ondersteuning van de dakbalken wordt als buitenproportioneel beschouwd.
- (g) het tegelwerk is niet vlak: de gemeten hoogteverschillen tussen de wandtegels van de badkamer en de toiletruimte vallen incidenteel niet binnen de maximale tolerantie, maar vervanging wordt als buitenproportioneel beschouwd.
Ad b. De scheuren in de vloer ter hoogte van de aanhechting tussen de woning en de aanbouw zijn geen krimpscheuren, maar worden veroorzaakt doordat geen dilatatie in de cementvloer is aangebracht.
Ad c. De woning is visueel beoordeeld, partijen hebben een toelichting gegeven en het dossier is bestudeerd.
Ad d. Op de vraag wat de oorzaak is van de afzonderlijke gebreken vermeld onder 5.61 van het tussenvonnis:
- (a) het ontbreken van het KOMO-keurmerk bij de deuren van de hardhouten pui en de overige onder 5.35 gestelde gebreken aan de hardhouten pui: het is onbekend door welke leverancier de deuren vervaardigd zijn, waardoor niet kan worden achterhaald of de deuren een KOMO-deurmerk hebben.
- (b) het repareren of vervangen van één beschadigde glaslat: deze is niet aangetroffen.
- (c) het niet correct aanbrengen van de daktrim en de knelstrip ter plaatste van de aansluiting tussen dakbedekking en het metselwerk: ter plaatse van de stuiknaden van de daktrimmen ontbreekt een kitafwerking en de aangebrachte knelstrips voeren het zakwater uit de spouwmuur niet af naar buiten.
- (d) plooivorming in de dakbedekking: door de blijvende elasticiteit van het materiaal heeft de plooivorming geen negatieve invloed op de levensduur.
- (e) de bekleding van de dakrand blijkt niet ventilerend: houten geveldelen zijn niet ventilerend aangebracht.
- (f) het kitwerk van het toilet laat los: de kitafwerking van de toiletpot is onthecht van de houten afwerking.
- (g) het kitwerk is opvallend breed en niet strak en ononderbroken afgewerkt: het uitgevoerde kitwerk is als goed en deugdelijk beoordeeld.
- (h) het plaatsen van gebroken en beschadigde tegels: gebroken tegels zijn niet waargenomen. De twee blussen op de randen van de witte wandtegels bevinden zich op de positie waar de radiator gemonteerd zal worden, waardoor ze minder opvallen. Sprake van een kleine onvolkomenheid.
- (i) de koof van het toilet is niet recht en strak uitgevoerd: discussie tussen partijen wie wat heeft gedaan.
Ad e. De waarde van het werk is geraamd op € 53.687,03 incl. btw. Daarbij heeft de deskundige opgemerkt:
(…) Aan de hand van de toelichtingen van beide partijen en bestudering van dossierstukken is het niet mogelijk gebleken een goed beeld te krijgen welke werkzaamheden exact verwacht mochten worden, omdat de offertebeschrijvingen ruimte laten voor interpretatie. Doordat de kosten niet zijn gespecificeerd per onderwerp of onderdeel, is vanuit deze invalshoek niet te beredeneren wat mocht worden verwacht van beschreven werkzaamheden, alwaar discussie over is ontstaan. Tevens is het niet mogelijk gebleken een reconstructie te maken van mondeling gemaakte afspraken ten tijde van de uitvoering, betreffende de uit te voeren werkzaamheden en daarmee samenhangende kosten.
De waarde van het werk ten tijde van het stilleggen van de werkzaamheden door [gedaagde] is geraamd aan de hand van bij ondergetekende voorhanden kostenkengetallen. Per onderdeel is een raming gemaakt welke waarde de uitgevoerde werkzaamheden per 1 juli 2020 vertegenwoordigen.- Deze waarde betreft een optelling van de kosten voor voltooide en onvoltooide werkzaamheden welke deel uitmaken van middels de offerte aangeboden werkzaamheden, alsmede niet beschreven werkzaamheden waarvan logischerwijs te verwachten was dat deze uitgevoerd zouden worden bij deze aanbieding (A-Uitgevoerd).- Bij deze optelling behoren tevens de kosten voor voltooide en onvoltooide werkzaamheden uitgevoerd als meerwerk (B-Meerwerk).- De kosten voor herstel van niet deugdelijk uitgevoerde werkzaamheden zijn in mindering gebracht op de voorgenomen opstelling (C-Herstel).
(…)
Ad f. Op de vraag op welke wijze de berekening van de waarde als hiervoor onder e. bedoeld is opgebouwd:
Bij de uitgevoerde werkzaamheden (A) zijn werkzaamheden en materialen beschreven die reëel te verwachten waren blijkens de offerte. Daarbij is rekening gehouden met onderdelen die niet gereed zijn gekomen. Per offertebeschrijving zijn kosten voor materiaal en uurloon geraamd. Aanvullend zijn staartkosten (20%) opgenomen, bestaande uit winst- en risico en overheadkosten. Hetzelfde is gebeurd voor het beschreven en aangetroffen meerwerk (B) en de herstelwerkzaamheden (C), met dien verstande dat bij het meerwerk (B) geen rekening is gehouden met staartkosten. Voor wat betreft de herstelwerkzaamheden (C) geldt dat de kosten daarvan voor het grootste deel te voorkomen waren als de werkzaamheden bij de realisatie correct waren uitgevoerd. Omdat de werkzaamheden door een andere partij zullen worden uitgevoerd, zijn de kosten wegens ‘besmet werk’ met 20% verhoogd. De kosten voor loodslabben zijn buiten beschouwing gelaten. De kosten hiervan zijn veel hoger dan de toegepaste knelstrips met kit en moeten daarom worden beschouwd als nog niet uitgevoerd meerwerk.
Ad g. Op de vraag of bepaalde ondeugdelijke werkzaamheden ongedaan gemaakt moeten worden voordat over kan worden gegaan tot herstel, zo ja waarom en wat de kosten van het ongedaan maken zijn:
Hiermee is bij het bepalen van de kosten al rekening gehouden.
Ad h. Op de vraag of het onderzoek aanleiding geeft voor verdere opmerkingen:
Nee.
2.5.
In het rapport is wel nog het volgende opgemerkt (blz. 27):
(…) De betreffende offerte geeft alleen op hoofdlijnen een beschrijving van de aangeboden werkzaamheden, welke worden aangeboden voor één totaalbedrag. De werkzaamheden zijn uitgevoerd op basis van deze offerte en mondeling overeengekomen aanpassingen en aanvullingen (meerwerk) hierop. Voor meerdere onderdelen is onduidelijkheid ontstaan over wat onder de in de offerte overeengekomen werkzaamheden valt, alsmede over mondeling overeengekomen meerwerk.
In het weerwoord van de heer [gedaagde] wordt beschreven dat het de intentie was binnen een beschikbaar budget te blijven, hetgeen ontoereikend was voor de gewenste aanpassingen aan de woning. Uit de toelichting van beide partijen maakt ondergetekende op dat er voor alle aanpassingen een balans is gezocht tussen de kosten en de gewenste kwaliteit (technisch en esthetisch). Zo zijn er 2e hands materialen aangeschaft, zijn enkele materialen hergebruikt en zijn sommige werkzaamheden gezamenlijk uitgevoerd.
(…) Uit het dossier wordt opgemaakt dat er geen bouwkundige tekeningen en constructieve tekeningen/berekeningen zijn vervaardigd. De afwezigheid hiervan lijkt te bevestigen dat partijen voor alle aanpassingen een balans hebben gezocht tussen de kosten en de gewenste kwaliteit. (…)
2.6.
[eiser] heeft vele bezwaren tegen het rapport van de deskundige naar voren gebracht. Deze laten zich samenvatten als volgt.
- [eiser] heeft naar aanleiding van het concept rapport een groot aantal nadere vragen gesteld en om verdere toelichting verzocht. De deskundige is daar niet of nauwelijks op in gegaan.
- Hetzelfde geldt voor de nadere vragen en verzochte toelichtingen van de zijde van Benedictus Bouwkundig Adviesbureau dat door [eiser] als deskundige is ingeschakeld.
- De deskundige is buiten de vraagstelling en buiten de rechtsstrijd van partijen getreden door de waarde van het werk op een hoger bedrag te waarderen dan de aanneemsom plus het meerwerk. Dit sluit niet aan op de vraagstelling van de rechtbank, maar is ook nadelig voor [eiser] die nu méér moet betalen voor het uitgevoerde werk dan was overeengekomen. Bovendien moet uitgegaan worden van de economische waarde van het werk, zijnde de aanneemsom minus de herstelkosten.
- De deskundige heeft geen deugdelijke rapportage opgesteld, hetgeen er toe moet leiden dat nota van de deskundige gematigd wordt.
Ten slotte stelt [eiser] zich op het standpunt dat:
- primair: de waarde van het werk niet meer kan bedragen dan € 7.645,30, uitgaande van de door Benedictus geschatte herstelkosten ad € 45.000,- en een waarde van het uitgevoerde werk van (maximaal) € 47.000,- plus de waarde van het meerwerk ad € 5.645,30;
- subsidiair: de waarde van het werk niet meer kan bedragen dan € 29.906,98, uitgaande van het rapport van de deskundige waarin de kosten van het herstel zijn begroot op € 22.738,32, terwijl voor de waarde van het uitgevoerde werk plus het meerwerk moet worden uitgegaan van € 47.000,- en € 5.645,30.
2.7.
[gedaagde] heeft geen bezwaren tegen het rapport naar voren gebracht en aangevoerd dat de deskundige terecht niet op alle aanvullende vragen die door [eiser] waren gesteld, is ingegaan.
Uitgangspunten rechterlijke beoordeling deskundigenrapport
2.8.
Bij de rechterlijke beoordeling van een deskundigenrapport gelden de volgende uitgangspunten. De rechtbank heeft een deskundige ingeschakeld, omdat partijen ieder eigen stukken ter onderbouwing van de gebreken en kosten hadden overgelegd, waarbij beide partijen ieder tot geheel verschillende uitkomsten kwamen. De rechtbank is niet bouwkundig onderlegd en beschikt niet over de benodigde specialistische kennis om zelf te bepalen in hoeverre sprake is van bouwkundige gebreken, wat de waarde is van de verrichte werkzaamheden en welke herstelkosten moeten worden gemaakt. De rechterlijke beoordeling van het deskundigenrapport is daardoor noodzakelijkerwijs begrensd. In beginsel neemt de rechter de bevindingen van de deskundige over, gesteld dat het rapport voldoet aan de beginselen van relevantie, kwaliteit, consistentie en coherentie, en vergt het volgen van die bevindingen in de regel geen verdere motivering. Alleen wanneer de rechtbank de bevindingen van de deskundige niet volgt, moet zij dat oordeel motiveren. Die motivering moet voldoende inzicht geven in de daaraan ten grondslag liggende gedachtegang om deze zowel voor partijen als voor derden controleerbaar en aanvaardbaar te maken. De rechtbank zal wel moeten toetsen of het rapport voldoet aan de beginselen van relevantie, kwaliteit, consistentie en coherentie.
2.9.
Voor wat betreft de relevantie geldt het volgende. De deskundige heeft antwoord gegeven op de vragen die de rechtbank, nadat partijen hierop hun visie hebben kunnen geven, aan de deskundige gesteld had. Dat heeft hij gedaan nadat alle processtukken hem waren verschaft, hij daarvan kennis had genomen en nadat hij het object in kwestie had bezichtigd, waarbij beide partijen in de gelegenheid zijn geweest nadere toelichting te geven. Gelet daarop is het rapport voldoende relevant. Ten aanzien van de kwaliteit geldt dat deskundige werkzaam is bij een onderneming op het gebied van bouwkundig advies en gesteld noch gebleken is dat hij niet beschikt over de benodigde expertise. Dat hij bij zijn onderzoek partijdig heeft gehandeld, is evenmin gesteld of gebleken. Partijen hebben commentaar op het concept rapport kunnen geven en dat commentaar is bij de rapportage gevoegd.
2.10.
[eiser] heeft er op gewezen dat de deskundige de meeste van haar nadere vragen niet heeft beantwoord en ook de door haar verzochte toelichtingen op zijn eerdere antwoorden niet heeft gegeven. Hetzelfde geldt voor de vragen van Benedictus. Anders dan [eiser] betoogt, maakt dat het rapport niet onbruikbaar. Aan de deskundige is opgedragen om specifieke, in het vonnis van 22 maart 2023 geformuleerde vragen, te beantwoorden en dat heeft de deskundige gedaan. Het beantwoorden van alle daarna nog door [eiser] gestelde vragen viel buiten de opdracht en goeddeels ook buiten datgene waarover de rechtbank nadere informatie wilde verkrijgen. Dat geldt ook voor de verlangde toelichtingen die veel diepgravender zijn dan in het kader van een onderzoek als het onderhavige van een door de rechtbank benoemde deskundige kan worden verlangd. In dit verband moet ook worden bedacht dat, zoals de deskundige ook heeft geconstateerd, partijen een overeenkomst met elkaar zijn aangegaan op basis van een beknopte offerte waarbij de werkzaamheden alleen op hoofdlijnen zijn weergegeven en slechts een totaal bedrag is genoemd, terwijl ook aannemelijk is dat partijen samen hebben gezocht naar oplossingen die pasten binnen het beperkte budget dat [eiser] voor de werkzaamheden beschikbaar had. Daarbij past het minutieuze onderzoek (mede bestaande uit berekeningen) dat [eiser] nu kennelijk van de deskundige verlangt, niet, nog daargelaten dat het ook niet nodig is om tot een eindoordeel te komen.
2.11.
Voor wat betreft consistentie en coherentie geldt het volgende.
Aan [eiser] was opgedragen om ten aanzien van de in 5.60 van het tussenvonnis genoemde punten te bewijzen dat sprake was van gebreken. Uit het rapport volgt dat de in 5.60 genoemde punten onder a, b, c en g als gebreken moeten worden aangemerkt. [gedaagde] heeft dat niet verder weersproken, zodat de rechtbank daar ook vanuit gaat. [eiser] heeft over de punten d, e en h weliswaar nadere vragen gesteld, maar geen verder bewijs geleverd. Deze onderdelen kunnen daarom niet als gebrek worden beschouwd. Ten aanzien van punt f heeft [eiser] terecht naar voren gebracht dat dit punt in het tussenvonnis al als een gebrek is aangemerkt.
Waarde van het werk
2.12.
De deskundige is gevraagd om de waarde van het werk per 1 juli 2020 te bepalen, waarbij hij rekening moest houden met de niet of niet deugdelijke verrichte werkzaamheden zoals aangeduid in het tussenvonnis en met de hierboven beschreven gebreken. Tevens moest hij rekening houden met hetgeen [eiser] mocht verwachten voor een aanneemsom van € 47.000,-, € 5.645,30 aan betaald meerwerk en € 623,17 aan nog niet betaald meerwerk. De deskundige heeft vervolgens, omdat hij op basis van de offerte geen bedragen aan de werkzaamheden kon koppelen, die bedragen bepaald aan de hand van kengetallen. Daarbij is hij uitgekomen op een veel hoger totaalbedrag dan partijen aan aanneemsom plus meerwerk overeengekomen waren. De rechtbank volgt het betoog van [eiser] dat daarom uitgegaan moet worden van de overeengekomen aanneemsom plus overeengekomen meerwerk vergoeding. Uitgangspunt was immers dat binnen de overeengekomen aanneemsom de stand van het werk gewaardeerd moest worden. Dat het werk volgens de deskundige op basis van de door hem gebruikte kengetallen meer waard is dan de overeengekomen aanneemsom, kan niet ten nadele van [eiser] komen. [gedaagde] heeft immers een vaste aanneemsom aangeboden en in zijn offerte de verschillende werkzaamheden niet van een specifieke prijs voorzien.
2.13.
Voor wat betreft het meerwerk gaat de rechtbank uit van de bedragen die de deskundige daarvoor heeft begroot onder B-Meerwerk, met dien verstande dat in het tussenvonnis al was geoordeeld dat [eiser] voor de posten “sauswerk plafonds”, “geïsoleerde dakranden” en “zaagwerk boom”, geen meerwerkkosten verschuldigd is. Die posten, gewaardeerd op € 200,-, € 900,- en € 200,- incl. btw blijven dus buiten beschouwing. Verder is in het tussenvonnis ook beslist dat [eiser] voor meerwerk aan “elektra en water” niet € 600,- maar € 360,07 incl. btw moet betalen en voor “kastjes” niet € 1.000,- maar € 750,-. Daarnaast heeft [gedaagde] niet gesteld dat hij meerwerk heeft verricht voor douchevloer en douchewand, zodat de begroting van die kosten buiten beschouwing wordt gelaten. Daarmee komt de waarde van de stand van het werk voor wat betreft het meerwerk uit op € 2.923,02 incl. btw.
2.14.
De totale waarde van de stand van het werk komt daarmee op € 49.923,02. Daarop komen, zoals de deskundige ook heeft gedaan, in mindering de kosten van herstelwerkzaamheden. De deskundige heeft de herstelkosten begroot op € 22.738,32 incl. btw. [gedaagde] heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Volgens [eiser] moet worden uitgegaan van een bedrag van € 45.000,-. Zij verwijst daartoe naar hetgeen Benedictus heeft gesteld, die de kosten heeft begroot op een bedrag tussen € 40.000,- en € 50.000,-. Die herstelkosten worden blijkens het rapport van Benedictus vooral veroorzaakt door herstel van de fundering van de aanbouw.
De rechtbank zal uitgaan van de begroting van de deskundige. Deze is in zijn rapport nader ingegaan op de gebreken aan de fundering en tot de conclusie gekomen dat de situatie veilig is en vermoedelijk stabiel en dat vervanging van de plaatfundering met vorstrand dan wel het uitvoeren van preventieve maatregelen in de gegeven omstandigheden buitenproportioneel is. Dat geldt ook voor het niet aanbrengen van een aanvullende dragende constructie voor het dak van de uitbouw. De deskundige heeft ook aangegeven welke (herstel)werkzaamheden nog moeten worden uitgevoerd om een aanvaardbaar resultaat te krijgen en de kosten daarvoor begroot. Hetgeen de deskundige ter zake heeft gesteld is, voldoende consistent en coherent en zal dus door de rechtbank worden gevolgd.
2.15.
De conclusie van het voorgaande is dat de waarde van de stand van het werk per 1 juli 2022 moet worden bepaald op € 27.184,80 (€ 49.923,02 minus € 22.738,32). [eiser] heeft aan [gedaagde] betaald een bedrag van € 52.645,30 (zie r.o. 3.4 en 3.6 van het tussenvonnis van 25 januari 2023). Dat betekent dat [eiser] recht heeft op teruggave van een bedrag van € 25.460,50 (€ 52.645,30 minus € 27.184,80). [gedaagde] zal tot betaling van dit bedrag worden veroordeeld.
2.16.
Omdat [gedaagde] de werkzaamheden van de offerte deels niet heeft uitgevoerd en deels ondeugdelijk heeft uitgevoerd, ligt de vordering tot ontbinding (van het niet of niet deugdelijk uitgevoerde deel) voor toewijzing gereed (zie ook r.o. 5.5. van het tussenvonnis van 25 januari 2023). Verder was in het tussenvonnis van 25 januari 2023 al geoordeeld dat [gedaagde] zou worden veroordeeld om een bedrag van € 4.504,81 aan aanvullende schadevergoeding te voldoen (zie r.o. 5.70). Voorts was daarin geoordeeld dat de vordering van [eiser] tot het overleggen van stukken door [gedaagde] zou worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.17.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 1.419,95 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 1.074,65 bij € 29.965,31 in hoofdsom. De rechtbank wijst daarom € 1.074,65 toe.
2.18.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
28.965,31
- buitengerechtelijke incassokosten
1.074,65
+
totaal
30.039,96
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
30.039,96
te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 1 juli 2020.
Proceskosten in conventie
2.19.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
105,31
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
2.358,00
(3,00 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.942,31
2.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Kosten door rechtbank benoemde deskundige
2.21.
De kosten van de eindnota van de deskundige (€ 6.413,00) komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij voor een groot deel ongelijk krijgt. Deze kosten dient [gedaagde] aan [eiser] te voldoen, omdat deze de eindnota van de deskundige heeft betaald.
in reconventie
2.22.
In reconventie was al geoordeeld dat de vordering van [gedaagde] ter zake meerwerk zou worden afgewezen, met uitzondering van de posten betreffende de groepenkast en de spots in het plafond voor een totaal bedrag van € 623,17 incl. btw (zie r.o. 5.102 van het tussenvonnis van 25 januari 2023).
2.23.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal een bedrag van € 623,17 wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 29 mei 2024 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten in reconventie
2.24.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- salaris advocaat
1.042,00
(2,00 punten × € 521,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.220,00
2.25.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
ontbindt de aannemingsovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde],
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 30.039,96, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van 1 juli 2020, tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 3.942,31, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van de eindnota van de deskundige van € 6.413,00 aan [eiser],
3.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 3.2, 3.3 en 3.4 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.8.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 623,17, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 29 mei 2024, tot de dag van volledige betaling,
3.9.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.220,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.
1621