ECLI:NL:RBNHO:2024:4875

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
C/15/344495 / HA ZA 23-542
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot vrijwaring in civiele procedure tussen verzekeraars en luchtvaartmaatschappij

In deze civiele procedure, die zich afspeelt voor de Rechtbank Noord-Holland, is een incident tot vrijwaring aan de orde. De eiseressen, XL Insurance Company SE, AXA, AIG Europe SA en Allianz Global Corporate & Specialty, hebben schadevergoeding gevorderd van de gedaagden, AirBridgeCargo Airlines LLC en Menzies Aviation (Cargo) B.V., in verband met verloren zendingen van Apple-producten tijdens het vervoer van China naar Schiphol. Menzies c.s. hebben in het incident verzocht om AirBridgeCargo in vrijwaring op te roepen, stellende dat de IATA Standard Ground Handling Agreement van toepassing is en dat AirBridgeCargo verplicht is om hen te vrijwaren voor claims van derden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat voor de toewijzing van de incidentele vordering tot vrijwaring vereist is dat de gewaarborgde zich beroept op een rechtsverhouding met een derde. De rechtbank oordeelt dat de aangevoerde gronden de incidentele vordering kunnen dragen en heeft deze toegewezen. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat geen van de partijen als in het ongelijk gestelde partij kan worden beschouwd, waardoor de proceskosten worden gecompenseerd en iedere partij de eigen kosten draagt.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat AirBridgeCargo wordt toegestaan om te worden gedagvaard in het incident en dat de kosten van het incident worden gecompenseerd. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor beraad over de voortgang van de zaak, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/344495 / HA ZA 23-542
Vonnis in incident van 5 juni 2024
in de zaak van
1. de vennootschap naar het recht van de plaats harer vestiging
XL INSURANCE COMPANY SE,
tevens handelend onder de naam
AXA,
gevestigd althans kantoorhoudende te Parijs (Frankrijk),
2. de vennootschap naar het recht van de plaats harer vestiging
AIG EUROPE SA,
gevestigd althans kantoorhoudende te Luxemburg (Luxemburg),
3. de vennootschap naar het recht van de plaats harer vestiging
ALLIANZ GLOBAL CORPORATE & SPECIALTY,
gevestigd althans kantoor houdende te München (Duitsland),
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. R.L. Latten te Rotterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
AIRBRIDGECARGO AIRLINES LLC,
gevestigd te Moskou (Rusland),
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
niet verschenen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MENZIES AVIATION (CARGO) B.V.,
tevens handelend onder de naam
MENZIES WORLD CARGO (NEDERLAND) B.V.
gevestigd te Haarlemmermeer en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. G.J.H. de Vos te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MENZIES WORLD CARGO (AMSTERDAM) B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. G.J.H. de Vos te Rotterdam.
Partijen zullen hierna worden genoemd eiseressen AXA c.s. en gedaagden ABC en Menzies c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring van de zijde van Menzies c.s.
  • de akte tot referte in het incident van de zijde van AXA c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In de hoofdzaak vorderen AXA c.s. als verzekeraars schadevergoeding van gedaagden in verband met een aantal zendingen Apple-producten die tijdens vervoer van China naar Schiphol verloren zijn gegaan. De vordering richt zich tegen ABC als luchtvaarmaatschappij en Menzies c.s. als ground handling agent van ABC.
2.2.
Menzies c.s. vorderen dat hen wordt toegestaan ABC in vrijwaring op te roepen. Menzies c.s. stellen dat op de grondafhandelingsdiensten die zij voor AXA c.s. heeft verricht de IATA Standard Ground Handling Agreemeent (IATA SGHA) van toepassing zijn en dat ABC op grond van artikel 8.1 van die voorwaarden als carrier gehouden is om Menzies c.s. als handling company te vrijwaren voor mogelijke claims van derden met betrekking tot schade aan of verlies van goederen die ABC ten vervoer door de lucht in ontvangst heeft genomen.
2.3.
AXA c.s. refereren zich aan het oordeel van de rechtbank.
2.4.
Voor toewijzing van een incidentele vordering tot vrijwaring is vereist dat de gewaarborgde zich beroept op een rechtsverhouding met een derde, die meebrengt dat die derde verplicht is om de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak tegen de gewaarborgde te dragen. Het bestaan van die rechtsverhouding behoeft in het vrijwaringsincident niet te worden aangetoond.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen omdat de aangevoerde en niet weersproken gronden de incidentele vordering kunnen dragen.
2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
staat toe dat ABC, gevestigd althans kantoor houdende te Mezhdunarodnoe road 28B, building 3, Business center ‘Skypoint’, 141411 Moskou (Rusland) wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van
21 augustus 2024,
3.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak naar de rol van
21 augustus 2024voor beraad door de rechtbank over de voortgang van de zaak,
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1155