ECLI:NL:RBNHO:2024:4869
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Lub
- C.S. Schoorl
- G.D. Kleijne
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van verkrachting wegens onvoldoende bewijs en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij
In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting, heeft de rechtbank Noord-Holland op 16 mei 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd ten laste gelegd dat hij op 19 augustus 2021 in Heemskerk, door middel van geweld en bedreiging, de aangeefster heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en volledige toewijzing van de schadevergoeding aan de benadeelde partij.
De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het dossier onvoldoende bewijs bood voor de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster, hoewel consistent, niet voldoende ondersteund werden door ander bewijs. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken, waar vaak slechts twee personen aanwezig zijn, het bewijs niet uitsluitend kan steunen op de verklaring van het vermeende slachtoffer. Er moet sprake zijn van steunbewijs uit andere bronnen.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De proceskosten werden door beide partijen gedragen.