ECLI:NL:RBNHO:2024:4865

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
15.033290.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse toetsing van de voortzetting van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

Op 16 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De rechtbank heeft deze maatregel opgelegd aan de betrokkene, die thans gedetineerd is in P.I. Rotterdam, locatie Hoogvliet. De maatregel is eerder opgelegd op 4 mei 2023 voor de duur van twee jaren, en de betrokkene heeft een hoog recidiverisico. Tijdens de zitting op 2 mei 2024 zijn de betrokkene, zijn raadsvrouw en de officier van justitie gehoord. De rechtbank heeft kennisgenomen van een voortgangsverslag waarin de stand van zaken van de behandeling van de betrokkene is beschreven. De betrokkene heeft een indicatiestelling gekregen voor de Forensische Psychiatrische Kliniek Rotterdam, maar heeft aangegeven niet open te staan voor behandeling in een FPK vanwege het beveiligingsniveau.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene nog niet voor zijn problematiek is behandeld en dat beëindiging van de maatregel zou leiden tot onveiligheid en ernstige overlast. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van de maatregel noodzakelijk is om het recidiverisico te verminderen en om de betrokkene de kans te geven op een klinische behandeling. De rechtbank heeft daarom besloten dat de tenuitvoerlegging van de maatregel wordt voortgezet, in het belang van de maatschappij en ter voorkoming van recidive.

Uitspraak

RECHTBANK noord-holland

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummer: 15.033290.23
Uitspraakdatum: 16 mei 2024
BESLISSING ex artikel 6.6.14 van het Wetboek van Strafvorderingvan de rechtbank naar aanleiding van het vonnis van deze rechtbank van 4 mei 2023 waarin aan betrokkene:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
thans gedetineerd in P.I. Rotterdam, locatie Hoogvliet,
hierna te noemen: de betrokkene,
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de maatregel) is opgelegd.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
- het verzoek van betrokkene ex artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering strekkende tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortduring van de tenuitvoerlegging van de maatregel d.d. 29 februari 2024;
- het vonnis van deze rechtbank van 4 mei 2023 waarin aan betrokkene de maatregel is opgelegd voor de duur van twee jaren;
- het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 juli 2023, waarin het Gerechtshof de verdachte niet ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep. Op 25 juli 2023 is het vonnis van de rechtbank daardoor onherroepelijk geworden;
- verklaring omtrent de stand van uitvoering van het plan van aanpak van de veroordeelde tot de maatregel van 24 april 2024, opgemaakt door [naam 1] (trajectbegeleider GW) en [naam 2] (directeur ISD), (hierna: het voortgangsverslag).
Tijdens de behandeling ter openbare terechtzitting van 2 mei 2024 zijn gehoord de betrokkene, zijn raadsvrouw mr. A. de Wit (waarnemend voor mr. C.W. Dirkzwager) en de officier van justitie.
Daarnaast is [naam 1], als casemanager, werkzaam bij PI Rotterdam, locatie Hoogvliet, als getuige ter zitting gehoord.

2.Het standpunt van de inrichting

In het voortgangsverslag is onder meer de volgende conclusie opgenomen.
Op 10 juli 2023 is de maatregel aangevangen. De einddatum van de maatregel is op 9 juli 2025. De betrokkene verblijft sinds 24 juli 2023 op de ISD-afdeling van JC Zaanstad.
Na vele corrigerende gesprekken met de betrokkene over het verstoren van de orde, rust en veiligheid op de afdeling is de betrokkene op 17 oktober 2023 overgeplaatst naar PI Rotterdam, locatie Hoogvliet, omdat zijn veiligheid niet meer kon worden gegarandeerd.
Het traject van de betrokkene is gestart en intakegesprekken met psycholoog en psychiater zijn gevoerd. Voorts heeft een intelligentieonderzoek is plaatsgevonden. Op 6 maart 2024 is het traject van de betrokkene besproken in het ISD TrajectBepalingsOverleg (TBO). Volgens het TBO is het zinvol om betrokkene aan te melden voor een klinische plaatsing, die is gericht op impulscontrole/agressieregulatie, persoonlijkheids-/gedragsproblematiek en (problematisch) middelengebruik. Als hij verbetering in zijn gedrag laat zien, zou hij kunnen toewerken naar het krijgen van een eigen plek in een BW (Begeleid Wonen). De klinische plaatsing/behandeling is daarvoor nodig, aangezien de betrokkene momenteel kampt met een gebrek aan probleembesef en probleeminzicht. Zonder enige interventies zal hij snel terugvallen in delinquent gedrag.
De betrokkene toont gedrag wat niet past op een ISD afdeling. Omdat blijkt dat de betrokkene meer structuur nodig heeft, wordt de betrokkene op 4 april 2024 overgeplaatst naar de afdeling Meent.
De betrokkene lukt het ook niet om te stoppen met blowen en bij hem ontbreekt de motivatie om te stoppen. De betrokkene heeft zijn verblijfsplan getekend en meegewerkt aan een intelligentie-onderzoek. Verder heeft hij zijn trajectplan getekend en ingestemd met een klinisch traject.
De risicoscreener geeft aan dat er ernstige zorgen (ten aanzien van geweld) zijn als de detentie nu zou worden opgeheven. Er is namelijk een patroon zichtbaar van delicten met een agressiecomponent en van vermogensdelicten. De betrokkene zou kunnen profiteren van een (klinische) behandeling en een betere positie kunnen krijgen in de maatschappij. Het advies luidt om de maatregel voort te zetten.
De getuige [naam 1] heeft ter terechtzitting, namens de inrichting het advies – voor zover van belang – als volgt toegelicht en aangevuld:
De betrokkene heeft een indicatiestelling gekregen voor de Forensische Psychiatrische Kliniek Rotterdam. Dit beveiligingsniveau is nodig. Als hij zich laat opnemen en meewerkt, kan vandaaruit gekeken worden naar beschermd wonen. De behandeling binnen de kliniek duurt zes tot negen maanden. Als de betrokkene openstaat voor behandeling en adviezen en kijkt naar zijn eigen handelen, kan de maatregel positief voor hem uitpakken. Op dit moment (en zonder voorafgaande klinische behandeling) kan ik hem nog niet plaatsen in een begeleid wonen-traject. De betrokkene heeft een gedragsprobleem, waaronder agressie. Daar moet eerst aan gewerkt worden.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de maatregel, ter voorkoming van recidive en overlast moet worden voortgezet.

4.Het standpunt van betrokkene en haar raadsvrouw

De raadsvrouw van de betrokkene heeft zich op het standpunt gesteld dat de
maatregel moet worden beëindigd, nu er geen noodzaak is om de maatregel voort te
zetten. De betrokkene wil buiten detentie zijn zaken op orde krijgen. Binnen detentie gaat
dat niet lukken.
Verder heeft de raadsvrouw de hoop uitgesproken dat als niet tot beëindiging van de maatregel wordt overgegaan, de klinische behandeling binnen de FPA dan zo spoedig
mogelijk zal starten. Hij kan zich daarvoor motiveren. De betrokkene is jong en zit al
negen maanden vast. Hij vraag veel gesprekken aan bij de ISD-psycholoog. De betrokkene
wil iets doen aan zijn problematiek, maar dat is in detentie niet mogelijk.

5.De beoordeling

De rechtbank stelt voorop dat de maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en beëindiging van recidive alsmede, indien de betrokkene verslaafd is, een bijdrage te leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek. De rechtbank beëindigt de maatregel indien zij naar aanleiding van de inlichtingen over de noodzaak van de voortzetting van de maatregel van oordeel is dat de verdere tenuitvoerlegging niet langer is vereist. Daarbij geldt het volgende beslissingskader. Allereerst moet worden vastgesteld of opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, ernstige overlast en verloedering van het publieke domein. Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van betrokkene ligt.
De rechtbank stelt vast dat ten tijde van het opleggen van de maatregel sprake was van een hoog recidiverisico. In het ISD TrajectBepalingsOverleg (TBO) is op 6 maart 2024 vastgesteld dat het zinvol is dat de betrokkene wordt aangemeld voor een klinische behandeling, gericht op impulscontrole/agressieregulatie, persoonlijkheids-/gedragsproblematiek en (problematisch) middelengebruik. Deze klinische behandeling dient volgens de indicatiestelling plaats te vinden in de FPK Rotterdam.
Ook de rechtbank is van oordeel dat een klinische behandeling van belang is om het recidiverisico te verminderen. Zonder enige interventies zal de betrokkene naar redelijke verwachting snel terugvallen in delinquent gedrag. De betrokkene heeft echter ter zitting aangegeven niet open te staan voor een behandeling in een FPK, vanwege het hoge beveiligingsniveau en omdat hij daar niet zal kunnen blowen. Hij wil uitsluitend een klinische behandeling in een FPA ondergaan en dan wel in de omgeving van Amsterdam. Echter, een plaatsing op een FPA is niet geïndiceerd. Bovendien is het niet aan de betrokkene om te bepalen waar hij geplaatst wordt voor een klinische behandeling.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bij beëindiging van de maatregel (en zonder dat de betrokkene is behandeld) onveiligheid, ernstige overlast, dan wel verloedering van het publieke domein is te verwachten. De rechtbank wijst hierbij op het als hoog ingeschatte recidiverisico, het uitgebreide strafblad van betrokkene en de omstandigheid dat de betrokkene nog niet voor zijn problematiek is behandeld. Nu het aan zijn gedrag en gebrek aan motivatie heeft gelegen dat deze behandeling nog niet is aangevangen, is bovendien geen sprake van omstandigheden buiten de macht van de betrokkene die maken dat voortzetting van de maatregel niet zinvol zou zijn. De rechtbank zal dan ook beslissen dat de maatregel dient te worden voortgezet.

6.De beslissing

De rechtbank:
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders van
[betrokkene],geboren op [geboortedatum en -plaats], wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mrs. I.M. Hendriks en B. Voogd, rechters,
in tegenwoordigheid van D.H. Geuze, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van 16 mei 2024.
Mr. Tel is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.