ECLI:NL:RBNHO:2024:4864

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
10340984 \ CV EXPL 23-972
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de kantonrechter in luchtvervoerszaak met doorverwijzing naar rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft de buitenlandse vennootschap ARAG SE, gevestigd te Düsseldorf, Duitsland, een vordering ingesteld tegen de buitenlandse vennootschap Qatar Airways Group (Q.C.S.C.), gevestigd te Doha, Qatar, met betrekking tot een vervoersovereenkomst. De vordering betreft de terugbetaling van ticketprijzen voor geannuleerde vluchten van en naar Colombo, Sri Lanka, die oorspronkelijk gepland waren voor juni en juli 2020. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 7 juni 2023 de zaak gesplitst in 32 afzonderlijke zaken, waarvan deze procedure er één is. De kantonrechter heeft zich vervolgens ambtshalve de vraag gesteld of zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, gezien het internationale karakter van de procedure en de vestigingsplaats van de vervoerder in Doha, Qatar.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verbintenissen uit de vervoersovereenkomst in Duitsland en Sri Lanka hadden moeten worden uitgevoerd, waardoor de bevoegdheid van de kantonrechter te Haarlem niet kan worden ontleend aan de relevante bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kantonrechter heeft ook overwogen dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat de vervoerder in de procedure is verschenen zonder de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te betwisten. Echter, de kantonrechter heeft geconcludeerd dat zij relatief onbevoegd is, omdat de vervoerder in Qatar is gevestigd en er geen andere aanknopingspunten zijn voor bevoegdheid in Haarlem. Daarom heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard en de zaak doorverwezen naar de rechtbank Den Haag voor verdere behandeling.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, wordt doorverwezen naar de rechtbank Den Haag, en dat partijen erop worden gewezen dat voor voortzetting van de procedure een van de partijen de overige partijen bij exploot moet oproepen tegen een nieuwe roldatum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10340984 \ CV EXPL 23-972
Uitspraakdatum: 8 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de buitenlandse vennootschap
ARAG SE,
gevestigd te Düsseldorf, Duitsland,
eiseres
hierna te noemen: ARAG
gemachtigde: mr. L.E. Stam
tegen
de buitenlandse vennootschap
de buitenlandse vennootschap Qatar Airways Group (Q.C.S.C.),
gevestigd te Doha, Qatar,
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde mr. J.J. Croon (Croon Aviation Lawyers)

1.Het procesverloop

1.1.
ARAG heeft bij dagvaarding van 31 maart 2022 een vordering tegen onder meer de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft vervolgens schriftelijk geantwoord. Bij tussenvonnis van 7 juni 2023 heeft de kantonrechter voormelde zaak gesplitst in 32 afzonderlijke zaken, waarvan de onderhavige procedure er één is.
1.2.
ARAG heeft hierop gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Ronald [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) op 25 en 26 juni 2020 diende te vervoeren van Düsseldorf, Duitsland, via Frankfurt, Duitsland, en via Doha, Qatar, naar Colombo, Sri Lanka, met de vluchtcombinatie LH0081, QR0068 en QR0664.
2.2.
Op grond van de vervoersovereenkomst diende de vervoerder de passagiers tevens op 10 en 11 juli 2020 te vervoeren van Colombo, Sri Lanka, via Doha, Qatar, en via Frankfurt, Duitsland, naar Düsseldorf, Duitsland, met de vluchtcombinatie QR0655, QR0069 en LH0074.
2.3.
Alle bovenstaande vluchten zijn geannuleerd.
2.4.
De vervoerder heeft de ticketprijs terugbetaald aan Airtrade. Airtrade heeft de ticketprijs op 9 november 2020 terugbetaald aan D-Reizen, via welk reisbureau [betrokkene 1] de vluchten had geboekt. De passagiers hebben geen restitutie van de ticketprijzen van D-Reizen ontvangen.
2.5.
D-Reizen is op 6 april 2021 failliet verklaard.
2.6.
ARAG heeft last en opdracht van de passagiers ontvangen om namens hen een vordering in te stellen.
2.7.
ARAG heeft namens de passagiers terugbetaling van de ticketprijzen van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.8.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling aan ARAG over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
ARAG vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.359,32, vermeerderd met de wettelijke (handels-)rente over dit bedrag vanaf 2 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 265,92 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
ARAG heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) dan wel het Burgerlijk Wetboek (BW). ARAG stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vluchten gehouden is haar de ticketprijs van de ongebruikte vliegtickets terug te betalen, conform artikel 5 lid 1 sub a jo. artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening dan wel op grond van de artikelen 6:265 en 6:271 BW tot een bedrag van € 1.359,32.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering.

4.De beoordeling

4.1.
Voordat de kantonrechter (onder meer) de door de partijen opgeworpen rechtsvragen kan beantwoorden, moet de kantonrechter eerst ambtshalve de vraag beantwoorden of zij bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Deze vraag moet, gelet op het internationale karakter van de procedure en het feit dat de vervoerder is gevestigd in Doha, Qatar, beoordeeld worden aan de hand van de toepasselijke bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
4.2.
Vast staat dat zowel de heen- als de terugvlucht gepland waren om te gaan van Düsseldorf, Duitsland, naar Colombo, Sri Lanka, en vice versa. In het arrest van 9 juli 2009 (Rehder, C-204/08) heeft het Hof geoordeeld dat zowel de plaats van vertrek als de plaats van aankomst van het vliegtuig gelijkelijk worden beschouwd als de plaatsen waar de diensten die het voorwerp van een luchtvervoersovereenkomst uitmaken, hoofdzakelijk worden verstrekt. Gelet hierop oordeelt de kantonrechter dat de verbintenissen uit de vervoersovereenkomst in Duitsland en Sri Lanka hadden moeten worden uitgevoerd in de zin van artikel 6a, aanhef en onder b Rv. De kantonrechter kan haar bevoegdheid dus niet aan deze grondslag ontlenen.
4.3.
Artikel 9 Rv bepaalt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft indien het geschil een rechtsbetrekking betreft die ter vrije bepaling van partijen staat en de gedaagde in de procedure is verschenen niet uitsluitend of mede met het doel de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te betwisten. De onderhavige procedure betreft een rechtsbetrekking die ter vrije bepaling staat van partijen. De vervoerder is in de procedure verschenen en heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet betwist. Daarom is de Nederlandse rechter (absoluut) bevoegd om van de vordering kennis te nemen.
4.4.
Resteert de vraag of de kantonrechter te Haarlem (relatief) bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Als hoofdregel heeft te gelden dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is (artikel 99 lid 1 Rv). De vervoerder is echter gevestigd in Qatar. Gesteld noch gebleken is dat de onderhavige procedure een aangelegenheid betreft die het kantoor van de vervoerder te Schiphol betreft in de zin van artikel 1:14 BW. Van andere aanknopingspunten waaraan de kantonrechter te Haarlem haar bevoegdheid kan ontlenen is evenmin gebleken. ARAG is gevestigd te Düsseldorf, Duitsland. Daarom is, gelet op artikel 109 Rv, de rechtbank Den Haag bevoegd om over deze zaak te beslissen.
4.5.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter te Haarlem zich onbevoegd verklaren en de zaak doorverwijzen naar de rechtbank Den Haag, locatie Den haag, sector kanton, voor verdere behandeling.
4.6.
De kantonrechter wijst partijen erop dat voor voortzetting van de procedure vereist is dat een van partijen de overige partijen bij exploot oproept tegen een nieuwe roldatum (artikel 74 lid 1 jo artikel 110 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
verklaart zich onbevoegd om van de zaak kennis te nemen;
5.2.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Den Haag, locatie Den Haag, sector kanton;
5.3
wijst partijen erop dat voor voortzetting van de procedure vereist is dat een van partijen de overige partijen bij exploot oproept tegen een nieuwe roldatum (artikel 74 lid 1 jo artikel 110 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter