Op 25 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige], in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van twee maanden. De kinderrechter oordeelde dat de minderjarige niet terug kan naar haar moeder, die onvoldoende in staat is om haar te begrenzen in haar zelfbepalende gedrag. De minderjarige verblijft momenteel in een justitiële jeugdinrichting (JJI) en er is geen uitzicht op een civiele plek. De kinderrechter heeft de machtiging verleend in de hoop dat de eerder genomen beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis kan worden geeffectueerd en dat de minderjarige kan worden overgeplaatst naar een civiele plek. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de rechtbank uiterlijk op 31 mei 2024 schriftelijk te informeren over de stand van zaken en de plaatsing van de minderjarige.
De procedure begon met een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die grote zorgen had over de minderjarige. De moeder was niet in staat om haar dochter te beschermen tegen onveilige situaties en betrokkenheid bij strafbare feiten. De kinderrechter heeft de feiten en de standpunten van de betrokken partijen in overweging genomen, waaronder de zorgen van de GI en de mening van de minderjarige zelf. De kinderrechter concludeerde dat het in het belang van de minderjarige is om haar tijdelijk uit de JJI te plaatsen en dat er druk moet worden gehouden op het vinden van een geschikte plek voor haar.
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de beperkte duur van twee maanden, tot 25 juni 2024, en houdt het verzoek voor het overige aan. De kinderrechter benadrukt de noodzaak van een goede onderbouwing voor de plaatsing van de minderjarige bij een jeugdhulpaanbieder en de urgentie van het vinden van een civiele plek voor haar.