ECLI:NL:RBNHO:2024:4844

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
C/15/345878 / JU RK 23-1715
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met een gecompliceerde relatie met de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 maart 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de relatie tussen [de minderjarige] en haar moeder gecompliceerd is, met een patroon van aantrekken en afstoten, wat leidt tot conflicten. De minderjarige verblijft sinds 24 december 2023 in een studiowoning van Parlan, maar ervaart gevoelens van eenzaamheid en onveiligheid. De kinderrechter heeft de beschikking van 13 december 2023 in overweging genomen, waarin de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor drie maanden was verlengd, en heeft geconstateerd dat er geen actuele informatie was verstrekt door de gecertificeerde instelling (GI).

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 maart 2024 heeft de kinderrechter de minderjarige gehoord, die aangaf dat zij nog niet naar school gaat en moeite heeft met het vinden van een stageplek. De kinderrechter heeft ook de standpunten van de GI en de moeder gehoord. De GI heeft geadviseerd om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlengen, terwijl de moeder aangaf dat zij geen meerwaarde ziet in de betrokkenheid van de GI en dat zij in staat is om samen te werken in het vrijwillige kader.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ontwikkeling van [de minderjarige] ernstig wordt bedreigd en dat de GI noodzakelijk is voor de regievoering in deze zaak. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing met negen maanden te verlengen, tot 15 december 2024, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/345878 / JU RK 23-1715
Datum uitspraak: 12 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers,gevestigd te Haarlem,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter van 13 december 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de brief van de GI van 27 februari 2024, met als bijlage het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) van 6 februari 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 27 februari 2024.
1.2.
Bij de hiervoor genoemde beschikking is het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen voor de duur van drie maanden en is de beslissing voor het overige aangehouden tot de zitting van 12 maart 2024, omdat schriftelijk noch mondeling (ter zitting) actuele informatie is verstrekt door de GI en het op grond van artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) vereiste advies van de Raad bij een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing van langer dan twee jaar niet was overgelegd.
1.3.
Op 12 maart 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] .
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover voor de mondelinge behandeling van de zaak een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter – met instemming van [de minderjarige] – samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
1.5.
De zaak is ter zitting gelijktijdig behandeld met het verzoek van de moeder tot vervanging van de GI, bij de rechtbank bekend onder het nummer C/15/349256 / JU RK 24-285.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten een studiowoning van Parlan in [plaats] , sinds 24 december 2023.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft [de minderjarige] bij beschikking van 6 december 2017 voor het eerst met spoed voorlopig onder toezicht gesteld, welke voorlopige ondertoezichtstelling bij beschikking van 15 december 2017 is omgezet in een definitieve ondertoezichtstelling. Die ondertoezichtstelling heeft voortgeduurd tot 15 december 2020. Middels herstelrekest is [de minderjarige] bij beschikking van 29 december 2020 opnieuw onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling steeds is verlengd en nu, zoals blijkt uit de hiervoor vermelde beschikking van 13 december 2023 nog voortduurt tot 15 maart 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 december 2017 een spoedmachtiging verleend om [de minderjarige] dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, welke machtiging is verlengd en heeft voortgeduurd tot 6 juni 2018. Daarna is bij beschikking van 21 september 2018 een machtiging verleend voor uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een (open) accommodatie jeugdhulpaanbieder, welke machtiging is verlengd en heeft voortgeduurd tot 15 december 2018. Vervolgens is bij beschikking van 13 december 2018 een machtiging verleend [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een (open) accommodatie jeugdaanbieder, welke machtiging heeft voortgeduurd tot 31 augustus 2020. [de minderjarige] is toen echter op 10 augustus 2020 bij de moeder teruggeplaatst.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 5 januari 2021 is wederom een spoedmachtiging verleend [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, welke machtiging telkens is verlengd, laatstelijk bij beschikking van 13 december 2023 tot 15 maart 2024.

3.De verdere beoordeling

Toetsingsadvies Raad

3.1.
De Raad adviseert (in de brief van 6 februari 2024) in te stemmen met de verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing.
Standpunt/nadere informatie GI
3.2.
De GI geeft aan dat [de minderjarige] in december 2023 is verhuisd naar een studiowoning van Parlan in [plaats] . Dit betreft een woonperspectief voor de langere termijn voor [de minderjarige] . Hoewel [de minderjarige] zich nog niet helemaal thuis voelt en nog moet wennen aan de studiowoning, heeft de verhuizing wel geresulteerd in een positieve ontwikkeling. [de minderjarige] is namelijk zelfstandiger geworden een neemt verantwoordelijkheid voor haar studio. [de minderjarige] weet bij wie zij terechtkan op het moment dat zij hulp nodig heeft en de begeleiding komt iedere dag op een vast moment langs.
In de schoolgang van [de minderjarige] is helaas nog geen verandering gekomen. Zij staat ingeschreven bij het [College] College in [plaats] , maar zij heeft hier nog geen onderwijs gevolgd. [de minderjarige] is op zoek naar een stageplek met stagevergoeding. Zij vindt het van belang dat zij een stagevergoeding krijgt, omdat zij op dit moment financiële stress ervaart en naast school (waaronder stage) ook nog werken vindt zij op dit moment te veel. [de minderjarige] heeft samen met Parlan verschillende sollicitaties verstuurd, maar het is op dit moment onduidelijk wanneer [de minderjarige] zal starten met haar opleiding.
Verder is [de minderjarige] in augustus 2023 aangemeld bij Yes We Can Clinics. [de minderjarige] is hiervoor gemotiveerd.
3.3.
Namens de GI is hier ter zitting aan toegevoegd dat de resterende termijn van het verzoek wordt gehandhaafd. Een voortzetting van de hulpverlening en begeleiding in het vrijwillige kader wordt met name voor hulpverlening van Parlan niet haalbaar geacht. Het wordt namelijk gecompliceerd als de moeder en Parlan niet op één lijn kunnen komen over beslissingen die genomen moeten worden. De GI heeft een regiefunctie en zal in een voorkomend geval een afweging maken waarbij zowel het belang van [de minderjarige] als de wens van de moeder betrokken worden. Parlan ziet op dit moment dat [de minderjarige] worstelt met de situatie. Dat is op zich niet erg; [de minderjarige] ervaart nu dat de wereld minder mooi is dan zij zelf had verwacht, maar haar wens heeft in dit geval wel voorop gestaan. Gelet op de gevoelens van eenzaamheid van [de minderjarige] wordt haar de mogelijkheid geboden om te gaan eten bij de Kleinschalige Voorziening, waar ze hiervoor verbleef. Desgevraagd heeft de GI aangegeven dat zij niet voornemens is een verzoek tot onderzoek naar een gezagbeëindigende maatregel te gaan indienen, enerzijds omdat dit strijd zou kunnen veroorzaken tussen [de minderjarige] en de moeder en anderzijds om de samenwerking tussen de GI en de moeder goed te houden.
Standpunt moeder
3.4.
De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij geen meerwaarde ziet in de betrokkenheid van de gezinsvoogd(en). Door bemoeienis van de gezinsvoogd, [vertegenwoordiger van de GI] , is de situatie naar de mening van de moeder verslechterd. Zij heeft ook geen vertrouwen meer in de GI. De maatregelen vindt zij overigens niet nodig om de doelen te behalen. De moeder wijst er daartoe op dat haar thuissituatie is veranderd en zij acht zichzelf in staat om in het belang van [de minderjarige] met Parlan samen te werken in het vrijwillige kader. De moeder heeft inmiddels weer direct contact met Parlan, zonder tussenkomst van de GI. Ook de behandeling bij Yes We Can Clinics wil de moeder graag inzetten in het vrijwillige kader. Verder zou de moeder graag zien dat [de minderjarige] een aantal dagen per week bij haar kan verblijven, omdat ze merkt dat [de minderjarige] daar behoefte aan heeft. Zij wijst er verder op dat de plek waar [de minderjarige] nu verblijft, onvoldoende zicht heeft op waar [de minderjarige] precies is.
Mening [de minderjarige]
3.5.
heeft tijdens het kindverhoor naar voren gebracht dat zij nog niet naar school gaat en dat het haar nog niet is gelukt om een stage met stagevergoeding te vinden. Die stagevergoeding heeft zij wel nodig om rond te kunnen komen. De band met haar moeder fluctueert. Sinds een aantal weken zoeken zij elkaar weer op. Het verblijf van [de minderjarige] in de studiowoning is helaas niet wat zij hiervan had verwacht; zij voelt zich eenzaam en ook onveilig gelet op de incidenten die de afgelopen periode in [plaats] hebben plaatsgevonden. [de minderjarige] vertrouwt de begeleiding van Parlan, maar de begeleiders van haar huidige verblijfplaats vertrouwt zij nog niet. Verder is [de minderjarige] niet tevreden met de begeleiding van de huidige gezinsvoogd, [vertegenwoordiger van de GI] . [de minderjarige] ervaart dat [vertegenwoordiger van de GI] niet alleen voor haar, maar ook voor de begeleiding van Parlan moeizaam te bereiken is. Hoewel [de minderjarige] bij de GI heeft aangegeven dat zij niet wil dat haar moeder over alles wordt geïnformeerd, ziet zij daar nu de meerwaarde niet meer van in. Wat [de minderjarige] betreft hoeft dit niet meer in stand te worden gehouden.
Overwegingen kinderrechter
3.6.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige] (nog steeds) zodanig opgroeit dat zij in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreigingen zijn gelegen in de volgende omstandigheden, in samenhang bezien. [de minderjarige] heeft veel wisseling meegemaakt in haar opvoedomgeving en bij haar is sprake van een reactieve hechtingsstoornis en trauma’s. Mede hierdoor laat zij problematisch, zelfbepalend gedrag zien. Verder heeft [de minderjarige] een laag zelfbeeld en is zij sterk beïnvloedbaar. De relatie tussen [de minderjarige] en de moeder is (nog steeds) gecompliceerd. Er is namelijk een patroon van aantrekken en afstoten ontstaan en zij komen snel in conflict. Daarbij komt dat [de minderjarige] op dit moment op een plek verblijft waar zij zich eenzaam voelt en dat haar schoolgang is gestagneerd; zij gaat al ruim anderhalf jaar niet naar school. Het lukt [de minderjarige] vooralsnog niet om een stageplek te vinden, mede vanwege de voorwaarde die [de minderjarige] daar zelf aan stelt.
3.7.
Tevens blijkt dat de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is niet altijd wordt geaccepteerd, omdat de belangen van [de minderjarige] niet altijd stroken met de wensen/visie van de moeder. Gelet op de verstandhouding tussen de moeder en [de minderjarige] , waarbij [de minderjarige] bepaalde periodes niet wil dat de moeder op de hoogte wordt gehouden door de hulpverlening, acht de kinderrechter regievoering door de GI in het gedwongen kader noodzakelijk. Daarbij is ook van belang dat de samenwerking tussen de hulpverlening en de moeder geregeld niet goed is (geweest in het verleden) en er niet van kan worden uitgegaan dat die in de toekomst wel structureel goed zal zijn.
3.8.
De verwachting is niet (meer) gerechtvaardigd dat de moeder binnen een aanvaardbare termijn in staat zal zijn de volledige verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding zelf te dragen. Hierin wordt geen reden gezien om een verlenging van de kinderbeschermingsmaatregel niet uit te spreken. Er is overigens namelijk wel voldaan aan de vereisten van artikel 1:255, eerste lid, onder b, BW. De GI heeft verder genoegzaam toegelicht dat het niet in het belang van [de minderjarige] en ook niet in het belang van de moeder is om een gezagbeëindigende maatregel te verzoeken. Daarbij is van belang dat de moeder accepteert dat [de minderjarige] elders woont. In die zin draagt zij wel de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] .
3.9.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op de aanwezige problematiek, de wisselende verstandhouding tussen de moeder en [de minderjarige] en het voortzetten van de ingezette hulpverlening, zal de kinderrechter de resterende termijn van het verzoek toewijzen. Dat betekent dat de ondertoezichtstelling zal worden verlengd met negen maanden.
3.10.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Gelet op de problematiek in de relatie tussen [de minderjarige] en de moeder is het (voor nu) niet mogelijk dat [de minderjarige] naar de moeder terugkeert. De plek waar [de minderjarige] nu verblijft moet gewaarborgd worden. Gelet hierop zal de kinderrechter ook de resterende termijn van het verzoek dat ziet op de uithuisplaatsing toewijzen.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige]tot 15 december 2024;
4.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 15 december 2024;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024 door mr. S. Ok, kinderrechter, in aanwezigheid van S.M.J. Boon als griffier, en op schrift gesteld op 25 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.