6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en het adviesrapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 21 maart 2024 (hierna: de Raad).
Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer onverhoeds aan te vallen en hem met een mes te steken, onder meer in de onderrug, terwijl daar geen enkele aanleiding toe was. Dit is een zeer ernstig feit, dat heeft geleid tot ernstig letsel en zonder medisch ingrijpen had dit tot het overlijden van het slachtoffer kunnen lijden. Het geweld vond plaats ten tijde van een verjaardagsfeest waar veel personen aanwezig waren. Dit soort geweld roept gevoelens van onveiligheid en angst op in de samenleving, natuurlijk met name bij de slachtoffers, maar ook getuigen van dit geweld. Voor het slachtoffer in het bijzonder geldt dat hij – zoals blijkt uit de vordering schadevergoeding die hij heeft ingediend en de toelichting daartoe ter zitting in het kader van het spreekrecht – nog steeds veel last heeft van wat hem die nacht is overkomen, zowel lichamelijk als geestelijk.
De rechtbank rekent het de verdachte in het licht van het voorgaande zwaar aan dat hij geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor wat hij het slachtoffer heeft aangedaan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank (in het voordeel van verdachte) gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 februari 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
Verder is het uitgebrachte adviesrapport van de Raad meegewogen dat – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt. Verdachte heeft zich goed gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en heeft de door de William Schrikker Groep gestelde doelen in de schorsingsperiode grotendeels behaald. Bij het Algemeen Recidive Risico scoort hij hoog, maar er zijn wel veel sterke punten bij verdachte die hem kunnen helpen herhaling te voorkomen. Op basis van het raadsonderzoek concludeert de Raad dat er met name beschermende factoren zijn bij verdachte, dat hij zich in grote lijnen voorspoedig ontwikkelt en dat er geen zorgen bestaan over zijn ontwikkeling. Hij maakt een volwassen indruk.
De Raad is van mening dat een straf noodzakelijk is als het aandeel van verdachte groter is dan hij doet vermoeden en/of aangeeft, vanuit pedagogisch en maatschappelijk oogpunt alsmede gelet op de impact voor het slachtoffer. Verdachte heeft in dat geval namelijk niet zijn verantwoordelijkheid genomen.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte op te leggen (waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest), onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
• zich op bepaalde tijdstippen dient te melden bij de jeugdreclasseerder;
• zal meewerken aan de (eventueel) daaruit voortvloeiende hulpverlening;
• onderwijs zal volgen conform het schoolrooster, zodat hij zijn mbo-diploma behaald; waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten De William Schrikker Groep, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
De Raad heeft hieraan ter zitting het volgende toegevoegd.
In het verleden waren er zorgen, maar sinds het delict gaat het goed met verdachte. Mocht verdachte echter schuldig worden bevonden, dan heeft verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daad en dat maakt dat er wel zorgen zijn.
De gestelde bijzondere voorwaarde dat verdachte moet meewerken aan enige hulpverlening is te vaag en hoeft niet te worden opgenomen. Onderwijs volgen en het behalen van een diploma worden niet als zorgelijke factoren gezien. De gestelde bijzondere voorwaarde die daarop ziet is dan ook niet nodig om recidive te voorkomen.
Wellicht kan als bijzondere voorwaarde worden opgenomen dat verdachte moet meewerken aan delictbespreking, maar het is, gelet op zijn ontkenning, wellicht lastig uitvoerbaar.
Het advies blijft een deels voorwaardelijk jeugddetentie waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, met een goede stok achter de deur. Mocht dit niet voldoende zijn, dan adviseert de Raad daarbij aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Hoofdstraffen
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de William Schrikker Groep noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank is ook van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf naast de ernst van het feit, de houding van verdachte, de persoon van de verdachte, ook rekening gehouden (ten voordele van verdachte) met het tijdsverloop, de schorsingsperiode met strakke voorwaarden en in het bijzonder de vrij lange periode van de elektronische controle.