ECLI:NL:RBNHO:2024:4817

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
10660014 \ CV EXPL 23-3583
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen buren over erfgrens, schadevergoeding en verplanten van leilindes

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. B. Voogd, gaat het om een geschil tussen buren over schade aan de woning van eiser en de eigendom van een strook grond. Eiser, eigenaar van een woning sinds 2015, stelt dat gedaagden, zijn buren, schade hebben veroorzaakt aan zijn woning en vordert schadevergoeding van € 8.916,95. Daarnaast eist hij dat gedaagden een strook grond teruggeven die volgens hem aan hem toebehoort, en dat ze leilindes verplanten die binnen twee meter van de erfgrens staan.

De kantonrechter heeft op 31 januari 2024 uitspraak gedaan. De vordering tot schadevergoeding werd afgewezen omdat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat gedaagden de schade hebben veroorzaakt. De vordering tot teruggeven van de strook grond werd ook afgewezen, omdat eiser niet specifiek genoeg was in zijn verzoek. De kantonrechter oordeelde dat de strook grond eigendom van eiser is, maar dat gedaagden deze niet kunnen teruggeven omdat zij deze nooit hebben toegeëigend.

De vordering tot verplanten van de leilindes werd toegewezen, omdat deze zich binnen de wettelijk voorgeschreven afstand van de erfgrens bevinden. De kantonrechter gaf gedaagden de keuze om de leilindes te verplanten of te snoeien tot de hoogte van de schutting. De overige vorderingen werden afgewezen, en de proceskosten werden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10660014 \ CV EXPL 23-3583 TB
Uitspraakdatum: 31 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
verder te noemen: [eisers]
gemachtigde: mr. N. van Holland
tegen

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]
beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden
verder te noemen: [gedaagden] .
procederend in persoon
De zaak in het kort
[eisers] en [gedaagden] . zijn buren van elkaar. [eisers] stelt dat [gedaagden] . schade heeft toegebracht aan de woning van [eisers] en wil dat [gedaagden] . de schade vergoedt. Daarnaast wil [eisers] dat [gedaagden] . een strook grond aan hem teruggeeft. Verder wil [eisers] dat [gedaagden] . leilindes verplant omdat deze binnen 2 meter van de erfgrens staan. De kantonrechter veroordeelt [gedaagden] . tot het verplanten dan wel snoeien van de leilindes tot de hoogte van de aanwezige schutting en op hoogte gesnoeid te houden. De overige vorderingen wijst de kantonrechter af.

1.Het procesverloop

1.1.
[eisers] heeft bij dagvaarding van 2 augustus 2023 een vordering tegen [gedaagden] . ingesteld. [gedaagden] . heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 23 november 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eisers] en [gedaagden] . hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagden] . bij brief van 23 november 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren en hun percelen grenzen aan elkaar.
2.2.
[eisers] is sinds 21 oktober 2015 eigenaar en sinds 1 mei 2016 bewoner van de woning gelegen aan het adres [adres 1] in [woonplaats] .
2.3.
[gedaagden] . is sinds 2007 eigenaar en sinds 1 juni 2008 bewoner van de woning gelegen aan het adres [adres 2] in [woonplaats] .
2.4.
Bij brief van 30 november 2022 heeft de gemachtigde van [eisers] [gedaagden] . op de hoogte gebracht van een kadastrale meting op vrijdag 2 december 2022 om 8.30 uur. De brief vermeldt verder dat het Kadaster pas zeer laat kenbaar heeft gemaakt wanneer inmeting zou plaatsvinden en dat [gedaagden] . daarom niet eerder is ingelicht.
2.5.
Op verzoek van [eisers] heeft het Kadaster op 2 december 2022 een grensreconstructie uitgevoerd. Het relaas van bevindingen vermeldt dat informatie over de ligging van de grens in ontvangst is genomen door [eisers] Onder het kopje “omschrijving van de aangewezen kadastrale grenzen” valt te lezen: “De grens wordt zichtbaar gemaakt door middel van ijzeren buizen en afgegeven maten.” Bijgevoegd is een veldwerk (genummerd [gemeente] sectie G archiefnummer [archiefnummer] ). [gedaagden] . was bij de kadastrale meting niet aanwezig.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert dat de kantonrechter [gedaagden] . veroordeelt tot:
I. betaling van de schade aan de woning van [eisers] van € 8.916,95;
II. betaling van een vergoeding voor het jarenlange gebruik door [gedaagden] . van het grondstuk van [eisers] ter hoogte van € 3.500,00;
III. het teruggeven/vrijmaken van de strook grond die [gedaagden] . zich heeft toegeëigend en om niet gebruikt;
IV. het staken van alle plagerijen en pesterijen op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per keer met een maximum van € 5.000,00;
V. het verplanten van de leilindes naar de wettelijk voorgeschreven afstand tot de erfgrens;
VI. het vergoeden van de Kadaster kosten van € 690,00;
VII. betaling van de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eisers] legt aan de vordering sub I ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagden] . schade heeft veroorzaakt aan de woning van [eisers] en daarom die schade moet vergoeden. De schade bestaat uit schade aan de vloer, kozijnen, gevel en dak/boeiboorden, totaal € 8.915,95.
3.3.
[eisers] legt aan de vorderingen II en III ten grondslag dat [gedaagden] . wederrechtelijk een strook grond in gebruik heeft die aan [eisers] in eigendom toebehoort. [eiser 1] stelt dat [gedaagde 1] gehouden is die strook terug te geven/vrij te maken. Verder stelt [eisers] dat hij recht heeft op betaling door [gedaagden] . van een gebruiksvergoeding van € 500,00 per jaar. [eisers] stelt dat hij wordt gepest en geplaagd door [gedaagden] . en dat dit gedrag moet stoppen (vordering IV). Ten aanzien van de vordering V stelt [eisers] dat de leilindes te binnen de afstand staan genoemd zoals in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). [eisers] stelt tenslotte dat [gedaagden] . de kosten van € 690,00 moet vergoeden voor de grensreconstructie die het Kadaster heeft uitgevoerd (vordering VI).
3.4.
[gedaagden] . voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Vordering I
4.1.
[eisers] stelt dat [gedaagden] . schade aan zijn woning heeft veroorzaakt. De schade bestaat uit schade aan de vloer, kozijnen, gevel en dak/boeiboorden. De schade bedraagt volgens [eisers] totaal € 8.916,95. De vraag die voorligt is of [eisers] aanspraak kan maken op vergoeding van de schade. De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.2.
Artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) regelt op welke partij de stelplicht en bewijslast rust. De hoofdregel die daaruit volgt is dat de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, de stelplicht en (bij gemotiveerde betwisting) de bewijslast van die feiten of rechten draagt. Het voorgaande betekent dat op [eisers] de stelplicht en bewijslast rust van zijn stellingen dat [gedaagden] . schade heeft veroorzaakt aan zijn woning. De kantonrechter merkt op dat [eisers] niet heeft gesteld wat de juridische grondslag is van zijn vordering. Dat had [eisers] wel moeten doen. Ook had [eiser 1] in verband met de juridische grondslag stellingen moeten innemen en die stellingen moeten onderbouwen.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat voor zover op basis van de door [eisers] overgelegde stukken al zou kunnen worden geoordeeld dat [eisers] schade heeft aan zijn woning, [eisers] gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagden] . niet heeft aangetoond dat [gedaagden] . die schade heeft veroorzaakt.
Vordering III
4.4.
[eisers] vordert het teruggeven/vrijmaken van de strook grond die [gedaagden] . zich heeft toegeëigend en om niet gebruikt. De kantonrechter wijst deze vordering af. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.5.
[eisers] dient in het petitum van de dagvaarding de vordering voldoende specifiek te vermelden. De aanduiding “de strook grond” is naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende specifiek.
4.6.
Ter zitting heeft [eisers] desgevraagd toegelicht dat het gaat om een strookje grond van beginnend bij punt 48 van het veldwerk (aan de straat) en uitlopend naar eindigend bij punt 59. Vanaf punt 65 tot punt 59 staat er echter schutting op het terrein van [eisers] en die kan volgens [eisers] blijven staan. Van punt 64 naar punt 34 staat de aanbouw van [eisers] Ook hier wil [eisers] niets aan veranderen. Dus als [eisers] het heeft over vrijmaken/teruggeven (in feitelijke zin) zoals verwoord in de vordering dan gaat het om de strook van punt 34 tot punt 48. Feitelijk komt dat neer op een strook die loopt in de steeg tussen de twee woningen. De strook is volgens de verklaring van [eisers] ter zitting ter hoogte van punt 48 10 cm breed en ter hoogte van punt 34 ongeveer 25 cm breed. [gedaagden] . heeft ter zitting de stellingen van [eisers] betwist en gesteld dat de strook over de gehele lengte hier aan de orde 10 centimeter breed is. Voor zover de kantonrechter het in het vervolg heeft over “de strook” gaat het dus over de strook van punt 48 tot 34 van het veldwerk.
4.7.
[gedaagden] . betwist het veldwerk niet (behoudens dat partijen het niet eens zijn over breedte van de strook). Dat betekent dat de strook in eigendom toebehoort aan [eisers] , behalve als het beroep van [gedaagden] . op verjaring zou slagen. [gedaagden] . stelt daartoe dat de strook al meer dan 20 jaar onafgebroken in gebruik is van [gedaagden] . dan wel haar rechtsvoorgangers en dat zij door verjaring eigenaar is geworden van de betreffende strook. Naar het oordeel van de kantonrechter is van verjaring geen sprake. Zij overweegt het volgende.
4.8.
[gedaagden] . doet een beroep op bevrijdende verjaring. Dat betekent dat degene die de zaak in bezit heeft genomen (of hij nu te goeder trouw is of niet) de eigendom krijgt omdat de oorspronkelijke eigenaar na verloop van twintig jaar zijn eigendom niet meer kan terugvorderen. Degene die de zaak in bezit heeft genomen (hier dus [gedaagden] .) moet zich zodanig gedragen dat voor een buitenstaander duidelijk is dat hij denkt de eigenaar te zijn. Met andere woorden er moet sprake zijn van bezitsdaden. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarvan geen sprake. Weliswaar heeft [gedaagden] . de steeg en de strook afgesloten, met een poort, maar uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken is gebleken dat [gedaagden] . altijd heeft geweten dat de strook van haar buren was en zich daarnaar ook heeft gedragen richting de vorige buren. De kadastrale grens is door [gedaagden] . nooit betwist. De poort tussen de woningen van [eisers] en [gedaagden] . staat los en de paal van de poort staat op 20 cm afstand van de woning van [eisers]
4.9.
De conclusie is dus dat [eisers] eigenaar is van de strook. Naar het oordeel van de kantonrechter betekent dat nog niet dat vordering III moet worden toegewezen. [eisers] vordert teruggeven/vrijmaken van de strook. Hiervoor is geoordeeld dat de strook eigendom van [eisers] is en niet van [gedaagden] . [gedaagden] . kan echter niet iets teruggeven dat zij zich niet heeft toegeëigend. De strook is ook vrijgemaakt. Er liggen alleen steentjes op. Voor zover [eisers] bedoelt te vorderen dat hem toegang tot de strook wordt verleend, heeft hij daarbij geen rechtens te respecteren belang. Het gaat volgens [eisers] gaat om een strook grond van 10-35 cm. Over een strook grond van 10-35 cm is het niet mogelijk om vrijelijk te bewegen. Behoudens het wettelijk ladderrecht [1] heeft [eisers] geen recht op toegang tot het deel van de steeg dat aan [gedaagden] . toebehoort. [gedaagden] . hoeft daarom [eisers] geen toegang te verlenen en zeker niet de poort te verwijderen. Vordering III zal worden afgewezen.
4.10.
Ter zitting heeft de gemachtigde van [eisers] naar voren gebracht dat vordering III ziet op terug leveren van eigendom in juridische zin. Er is formeel geen wijziging van eis ingediend. Naar het oordeel is dit een wezenlijke wijziging van de eis als het gaat om het juridisch kader en de te stellen feiten en omstandigheden. Het inlezen van een dergelijke wijziging is in strijd met de goede procesorde. De kantonrechter zal deze wijziging buiten beschouwing laten.
Vordering II
4.11.
[eisers] vordert betaling van een vergoeding voor het jarenlange gebruik door [gedaagden] . van het grondstuk van [eisers] ter hoogte van € 3.500,00. Daargelaten of [gedaagden] . gebruik heeft gemaakt van de strook grond van [eisers] , ontbreekt een juridische grondslag voor deze vordering. Het is aan [eisers] om een juridische grondslag te stellen en deze stelling te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. De kantonrechter wijst daarom de vordering af.
Vordering IV
4.12.
[eisers] vordert dat [gedaagden] . alle plagerijen en pesterijen staakt op verbeurte van een dwangsom. De kantonrechter oordeelt dat de vordering wordt afgewezen. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.13.
De kantonrechter kan pesterijen/plagerijen verbieden indien sprake is van onrechtmatig gedrag, en er gegronde vrees bestaat dat het gedrag zich zal herhalen.
4.14.
Ten eerste heeft [eisers] niet gesteld dat er sprake is van onrechtmatig gedrag. Ten tweede bevatten de stellingen van [eisers] en de onderbouwing daarvan geen concrete aanwijzingen dat de gestelde pesterijen afkomstig zijn van [gedaagden] . De door [eisers] in geding gebrachte foto’s tonen niet aan [gedaagden] . zich hieraan schuldig heeft gemaakt. Bovendien worden de stellingen van [eisers] door [gedaagden] . gemotiveerd betwist. Dat [gedaagden] . wel heeft erkend dat zij een plank met de tekst “boe” erop hebben neergezet, is onvoldoende om aan te nemen dat [gedaagden] . zich ook schuldig heeft gemaakt aan de overige door [eisers] vermeende incidenten. [eisers] heeft niet aangetoond dat er gegronde vrees voor herhaling bestaat. Vordering IV wordt afgewezen.
Vordering V
4.15.
Het is niet toegestaan om binnen twee meter van de erfgrens bomen te hebben, tenzij de buren daarvoor toestemming hebben gegeven. Wanneer de bomen niet hoger zijn dan een tussen de erven aanwezige scheidsmuur, kan een buur zich niet tegen de bomen verzetten. [2]
4.16.
Niet in geschil is dat de leilindes zijn aan te merken als bomen in de zin van de genoemde wettelijke regeling, dat die bomen zich binnen een afstand van twee meter van de erfgrens bevinden en bovendien hoger zijn dan de schutting – waaruit de scheidsmuur in dit geval bestaat. Om die reden is de vordering tot verplanten van de leilindes toewijsbaar. Voor zover [gedaagden] . stelt dat de leibomen niet verplant moeten worden, omdat zij zorgen voor privacy, volgt de kantonrechter dit niet. Dit doet niet af aan de wettelijke regeling zoals hiervoor weergegeven. Er staat bovendien een schutting.
4.17.
De kantonrechter merkt op dat de gemachtigde van [eisers] ter zitting heeft aangegeven dat snoeien van de leilindes tot de hoogte van de schutting ook prima is. De kantonrechter zal dit in de veroordeling meenemen, zodat [gedaagden] . kan kiezen tussen verplanten en snoeien. Als [gedaagden] . kiest voor snoeien zal hij dit uiteraard wel bij moeten houden. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat vordering V wordt toegewezen als na te melden.
Vordering VI
4.18.
[eisers] vordert vergoeding van de kosten van het Kadaster voor de uitgevoerde grensreconstructie. Als partijen het niet eens zijn over waar precies de erfgrens loopt, kunnen zij gezamenlijk het Kadaster vragen om deze vast te stellen. In deze zaak staat echter vast partijen dit niet hebben gedaan. Er is niet afgesproken op gezamenlijke kosten een erfgrensreconstructie te laten plaatsvinden om de erfgrens vast te stellen. Daar komt bij dat (de gemachtigde van) [eisers] – pas – op 30 november 2022 een brief aan [gedaagden] . heeft gestuurd met de mededeling dat de inmeting zal plaatsvinden op ‘vrijdag 2 december 2022 om 08:30 uur’. [gedaagden] . heeft gemotiveerd betwist dat de brief tijdig bij haar is bezorgd en vast staat ook dat [gedaagden] . niet bij de grensreconstructie aanwezig is geweest. Een eenzijdige mededeling van [eisers] dat een grensreconstructie gaat gebeuren kan niet als afspraak worden gekwalificeerd. Nu verder ook niet is gebleken van een andere grondslag om de kosten van het Kadaster geheel (of gedeeltelijk) voor rekening van [gedaagden] . te laten komen, komen deze geheel voor rekening van [eisers] als opdrachtgever.
4.19.
De conclusie is dat de kantonrechter vordering VI zal afwijzen.
Tot slot
4.20.
Wat partijen verder hebben aangevoerd heeft geen betrekking op de vorderingen en leidt dus niet tot een ander oordeel.
4.21.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagden] . tot het verplanten van de leilindes naar de wettelijk voorgeschreven afstand tot de erfgrens dan wel het snoeien van de leilindes tot de hoogte van de aldaar aanwezige schutting en op die hoogte gesnoeid te houden;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 5:56 BW
2.Artikel 5:42 BW