ECLI:NL:RBNHO:2024:4785
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke terugvordering van bijzondere bijstand en de evenredigheid van de belangenafweging
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. F.Y. Gans, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, vertegenwoordigd door R. Visser. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de gemeente, dat betrekking had op de terugvordering van bijzondere bijstand, vernietigd. De rechtbank oordeelde dat het besluit niet zorgvuldig was voorbereid en niet deugdelijke motivering bevatte, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging die aan het besluit ten grondslag lag niet evenwichtig was en dat de gevolgen voor eiser, die in een kwetsbare positie verkeert, niet voldoende waren meegewogen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente bij de draagkrachtberekening niet alle relevante kosten had betrokken, zoals de verhuiskosten en de afdrachten aan de Kredietbank Nederland. Dit leidde tot een gebrekkige motivering van het besluit. Eiser, die een AOW-uitkering ontvangt en in een zorginstelling verblijft vanwege zijn gezondheid, heeft al langere tijd financiële problemen en is onder bewind gesteld. De rechtbank heeft benadrukt dat de terugvordering van de bijzondere bijstand voor eiser onredelijke gevolgen kan hebben, vooral gezien zijn kwetsbare situatie.
De rechtbank heeft de gemeente de gelegenheid gegeven om de gebreken in het besluit te herstellen, maar oordeelde uiteindelijk dat de aanvullende motivering van de gemeente tekortschiet. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het primaire besluit tot terugvordering herroepen en bepaald dat eiser het bedrag van € 486,20 niet hoeft terug te betalen. Tevens is de gemeente veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 3.435,50.