ECLI:NL:RBNHO:2024:4784

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
15/147158-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak bedreiging verbalisant en belaging ex-partner; bewezenverklaring van meerdere bedreigingen en poging tot dwang

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging van een verbalisant en belaging van zijn ex-partner. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging van verbalisant [slachtoffer 1] en de belaging van [slachtoffer 5]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de bedreiging, aangezien de verdachte slechts een mes had opgepakt zonder dat er sprake was van een bedreigende handeling. Wat betreft de belaging werd vastgesteld dat de verdachte weliswaar vervelende berichten had gestuurd, maar dat deze niet stelselmatig waren en dus niet voldeden aan de criteria voor belaging. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere andere bedreigingen, waaronder bedreigingen aan het adres van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], en een poging tot dwang. De verdachte heeft een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd gekregen, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische problemen van de verdachte, die naar verwachting langdurige behandeling nodig heeft. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard of afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/147158-23 en 15/294477-22 (ttz. gev.) (P)
Uitspraakdatum: 16 mei 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 mei 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats 1],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1].
De politierechter heeft de zaak onder het parketnummer 15/294477-22 op 7 maart 2024 naar de meervoudige strafkamer verwezen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De in de verschillende zaken ten laste gelegde feiten zijn hierna voor de leesbaarheid doorgenummerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F. Gerritsen en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. A.T. Leigh, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
(15/147158-23)
Feit 1
hij op of omstreeks 16 juni 2023 te Haarlem, althans in Nederland, [slachtoffer 1] (brigadier bij de politie Eenheid Noord-Holland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes op te pakken en hiermee in de richting van die [slachtoffer 1] te wijzen;
Feit 2
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te Haarlem, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je benen breken met mijn auto, ik ga je gewoon slopen met mijn auto. Begrijp je dat?", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 3
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te Haarlem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer 3], die [slachtoffer 3] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, die [slachtoffer 3] (per mail) de volgende tekst gestuurd:
"Daarom verzoek ik u om het bedrag op mijn bankrekening over te maken zodat we netjes afscheid kunnen nemen. In gebreke hiervan zal ik de ramen van uw kantoor kapot maken op het drukste moment van een werkdag".
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 4
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2023 tot en met 8 juni 2023 te Haarlem, althans in Nederland, [slachtoffer 4] (indirect) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door (de collega van die [slachtoffer 4]) [naam 1] (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen:
"Ik weet waar het kantoor is. Ik zie [slachtoffer 4] iedere ochtend bij het pand arriveren en iedere avond het pand verlaten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
door (de collega van die [slachtoffer 4]) [naam 2] (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen:
"Ik woon vlakbij en ik ben zo op de fiets bij jullie, ik weet jullie te vinden. Ik wacht mevrouw [slachtoffer 4] op. Ik weet hoe laat zij begint en weer naar huis gaat. Ik steek een paar keer met een mes door haar keel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 5
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2023 tot en met 15 juni 2023 te Heemstede en/of Haarlem en/of Aerdenhout, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 5], door
- het veelvuldig sturen van (dreigende en/of beledigende en/of intimiderende) e-mails en/of (whatsapp-)berichten aan die [slachtoffer 5] en/of haar (en zijn, verdachtes) (minderjarige) dochter en/of
- het plaatsen van beledigende en/of smadelijke teksten over- en diverse privé gegevens van- die [slachtoffer 5] op zijn, verdachtes, openbare Facebook pagina en/of
- aan te bellen bij de woning van die [slachtoffer 5] en/of
- meermaals, althans éénmaal, naar de school van de (minderjarige) dochter van die [slachtoffer 5] (en verdachte) te gaan en te schreeuwen dat hij zijn dochter zoekt en/of naar binnen te gaan en zich intimiderend te gedragen en/of te filmen en/of
- een vriendin van de (minderjarige) dochter van die [slachtoffer 5] (en verdachte) in het openbaar aan te spreken en/of intimiderend toe te spreken
met het oogmerk die [slachtoffer 5] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Feit 6
hij op of omstreeks 3 mei 2023 te Heerhugowaard en/of Haarlem, althans in Nederland, [slachtoffer 6] en/of anderen heeft bedreigd met brandstichting, door e-mails te versturen aan [emailadres] met de inhoud:
- ' En als jullie denken dat ik aan het belfen ben om jullie bang te maken… dan ga ik jullie allemaal laten zien wie ik ben. Met jullie klacht indienen… Jullie gaan branden … tot 6 juni de tijd' en/of
- ' Ik heb niks te verliezen en de rechter kan overwegen wat jullie allemaal gedaan hebben. De brandstichting ga ik ook live streamen'
Feit 7
hij op of omstreeks 8 juni 2023 en/of 13 juni 2023 te Heerhugowaard en/of Haarlem, althans in Nederland, opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 6] heeft aangerand door tenlastelegging van één of meerdere bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel op internet (op zijn openbare Facebook-profiel) verscheidene teksten geplaatst waarin die [slachtoffer 6] met naam en toenaam wordt genoemd en waarbij één of meer foto's van die [slachtoffer 6] en/of het LinkedIn profiel van die [slachtoffer 6] zijn geplaatst, met de inhoud:
- ' Deze zijn de omgekochte advocaten, mediators en experts' en/of
- ' [slachtoffer 6] kwam persoonlijk bij mij thuis om zijn diensten aan mijn ex te verlenen en haar te helpen met de financiële zaken en behalen van haar doelen. Dit het liefst in de nieuwe bed die ik gekocht heb. Alles nieuw en verbouwd. Dhr [slachtoffer 6] voelde zich thuis terwijl ik in Macedonië was om documenten te verzamelen';
(15/294477-22)
Feit 8
hij,op of omstreeks 18 oktober 2022 te Haarlem, althans in Nederland, ter plaatse waar een politieambtenaar(aren), te weten [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] in het openbaar, te weten de Paul Krugerkade in de rechtmatige uitoefening van zijn (hun) bediening werkzaam was (waren), te weten terwijl voornoemde ambtenaar voornemens en/of bezig was (waren) om een schade formulier in te vullen, opschudding heeft veroorzaakt, door verbaal agressief aanwezig te zijn en/of (hinderlijk) te filmen met zijn telefoon in het gezicht van boven noemde verbalisant(en) en/of zich agressief op te stellen tegenover boven noemde verbalisant(en)en na een door of vanwege het bevoegd bezag gegeven bevel zich niet heeft verwijderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft allereerst bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. In het proces-verbaal van bevindingen ter plaatse staat beschreven dat de verdachte het mes heeft opgepakt en vervolgens in de richting van de aangever draait. Hoewel in de aangifte staat beschreven dat de verdachte met het mes in de richting van de aangever heeft gewezen, staat deze omstandigheid niet in het proces-verbaal van bevindingen vermeld. Deze discrepantie tussen de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen maakt dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de ten laste gelegde bedreiging. Bovendien is het enkel vasthouden van een mes geen handeling die bedoeld is om vrees op te wekken en daarmee onvoldoende voor (voorwaardelijk) opzet op bedreiging.
Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde feit. De gedachtestreepjes ten aanzien van de handelingen op de school van zijn dochter en het benaderen van een vriendinnetje van zijn dochter hebben op geen enkele wijze te maken met contact zoeken met de aangeefster [slachtoffer 5] en maken daarmee geen inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Daarnaast zijn een aantal berichten van de verdachte in het dossier zakelijk van aard, namelijk in het kader van het gezag dat de verdachte gezamenlijk met de aangeefster heeft over hun dochter. Deze berichten kunnen niet bijdragen aan een strafbare belaging. Aangezien bovendien het stelselmatige karakter van de handelingen ontbreekt, moet de verdachte van de gehele ten laste gelegde belaging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 1 en feit 5Feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte onder feit 1 (bedreiging van verbalisant [slachtoffer 1]) ten laste is gelegd. De verdachte heeft bekend dat in de ruimte waar hij en verbalisant [slachtoffer 1] zich bevonden, een mes lag en dat hij dit mes heeft opgepakt. Toen de verdachte werd bevolen het mes neer te leggen, deed hij dit direct.
De rechtbank overweegt dat een bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden moet zijn geschied, dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee werd gedreigd. De enkele vaststelling dat de verdachte een mes in zijn hand heeft gehad, vormt onvoldoende grond om te kunnen aannemen dat er sprake is van bedreiging met enig misdrijf. Er is een nadere uitvoeringshandeling nodig of er moet blijken van bepaalde bewoordingen waaruit (voorwaardelijk) opzet op bedreiging met het mes blijkt. Enkel uit de aangifte volgt dat de verdachte met het mes daadwerkelijk in de richting van verbalisant [slachtoffer 1] zou hebben gewezen. Dit wijzen met het mes blijkt niet uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door drie verbalisanten. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat de verdachte met het mes in de richting van verbalisant [slachtoffer 1] heeft gewezen en daarmee sprake is van bedreiging met enig misdrijf. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Feit 5
Naar het oordeel van de rechtbank is ook niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte onder feit 5 (belaging [slachtoffer 5]) ten laste is gelegd en overweegt daartoe als volgt.
Van belaging is sprake als een verdachte wederrechtelijk en stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander om die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging zijn verschillende factoren van belang. Het gaat daarbij om de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte verschillende dreigende, intimiderende en vervelende berichten heeft gestuurd naar de aangeefster, alsook berichten naar hun dochter. Naast voornoemde berichten gaat het ook om zakelijke berichten over hun dochter. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze laatste berichten niet gekwalificeerd worden als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Gelet op de omstandigheid dat de aangeefster samen met de verdachte het ouderlijk gezag over hun beider dochter heeft, zou de aangeefster deze (zakelijke) berichten – vanuit de familierechtelijke betrekkingen – moeten dulden. Het handelen van de verdachte kan niet als wederrechtelijk worden aangemerkt. De ten laste gelegde handelingen op de school van de dochter en het contact met een vriendinnetje van de dochter acht de rechtbank ook geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster.
Met betrekking tot de overgebleven ten laste gelegde feitelijkheden overweegt de rechtbank dat de handelingen van de verdachte, te weten het sturen en het openbaar plaatsen van vervelende berichten en het aanbellen bij haar woning, een inbreuk hebben gemaakt op het privéleven van de aangeefster en daarmee als wederrechtelijk aan te merken zijn.
Toch kan dit handelen niet als belaging worden aangemerkt, omdat daarmee geen stelselmatige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Daarbij heeft de rechtbank de aard en de relatief geringe duur alsmede de geringe frequentie en intensiteit van de gedragingen in aanmerking genomen. Dit betekent dat belaging niet kan worden bewezen en dat de verdachte van het onder 5 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de hierna te noemen bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van de onder 2, 3, 4, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering en namens hem geen vrijspraak is bepleit. Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
Feit 2
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 mei 2024 afgelegd;
  • een proces-verbaal van aangifte van [naam 5] van 14 juni 2023 (dossierpagina 25 e.v.);
  • een proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2023 (dossierpagina 96 e.v.);
Feit 3
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 mei 2024 afgelegd;
  • een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 14 juni 2023 (dossierpagina 32 e.v.);
  • een proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie met bijlagen van 14 juni 2023 (dossierpagina 36 e.v.);
Feit 4
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 mei 2024 afgelegd;
  • een proces-verbaal van aangifte van [naam 3] van 12 juni 2023 (dossierpagina 1 e.v.);
  • een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] van 22 juni 2023 (dossierpagina 77 e.v.);
Feiten 6 en 7
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 mei 2024 afgelegd;
  • een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] van 26 juni 2023 (dossierpagina 55 e.v.);
  • een proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie met bijlagen van 26 juni 2023 (dossierpagina 56 e.v.);
Feit 8
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 mei 2024 afgelegd;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober 2022 (zaak B dossierpagina 2 e.v.).
De vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2, 3, 4, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat
Feit 2
hij op 13 juni 2023 in Nederland [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] telefonisch dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je benen breken met mijn auto, ik ga je gewoon slopen met mijn auto. Begrijp je dat?".
Feit 3
hij op 13 juni 2023 te Haarlem, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door bedreiging met geweld gericht tegen [slachtoffer 3], die [slachtoffer 3] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, die [slachtoffer 3] per mail de volgende tekst gestuurd: "Daarom verzoek ik u om het bedrag op mijn bankrekening over te maken zodat we netjes afscheid kunnen nemen. In gebreke hiervan zal ik de ramen van uw kantoor kapot maken op het drukste moment van een werkdag". terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 4
hij in de periode van 1 mei 2023 tot en met 8 juni 2023 te Haarlem, [slachtoffer 4] (indirect) heeft bedreigd met zware mishandeling, door (de collega van die [slachtoffer 4]) [naam 1] telefonisch dreigend de woorden toe te voegen: "Ik weet waar het kantoor is. Ik zie [slachtoffer 4] iedere ochtend bij het pand arriveren en iedere avond het pand verlaten", en door (de collega van die [slachtoffer 4]) [naam 2] telefonisch dreigend de woorden toe te voegen: "Ik woon vlakbij en ik ben zo op de fiets bij jullie, ik weet jullie te vinden. Ik wacht mevrouw [slachtoffer 4] op. Ik weet hoe laat zij begint en weer naar huis gaat. Ik steek een paar keer met een mes door haar keel".
Feit 6
hij op 3 mei 2023 in Nederland, [slachtoffer 6] en/of anderen heeft bedreigd met brandstichting, door e-mails te versturen aan [emailadres] met de inhoud:
- 'En als jullie denken dat ik aan het belfen ben om jullie bang te maken… dan ga ik jullie allemaal laten zien wie ik ben. Met jullie klacht indienen… Jullie gaan branden … tot 6 juni de tijd' en
- 'Ik heb niks te verliezen en de rechter kan overwegen wat jullie allemaal gedaan hebben. De brandstichting ga ik ook live streamen'.
Feit 7
hij op 8 juni 2023 in Nederland, opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 6] heeft aangerand door tenlastelegging van één of meerdere bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel op internet (op zijn openbare Facebook-profiel) verscheidene teksten geplaatst waarin die [slachtoffer 6] met naam en toenaam wordt genoemd en waarbij één of meer foto's van die [slachtoffer 6] en het LinkedIn profiel van die [slachtoffer 6] zijn geplaatst, met de inhoud:
- 'Deze zijn de omgekochte advocaten, mediators en experts' en
- '[slachtoffer 6] kwam persoonlijk bij mij thuis om zijn diensten aan mijn ex te verlenen en haar te helpen met de financiële zaken en behalen van haar doelen. Dit het liefst in de nieuwe bed die ik gekocht heb. Alles nieuw en verbouwd. Dhr [slachtoffer 6] voelde zich thuis terwijl ik in Macedonië was om documenten te verzamelen'.
Feit 8
hij op 18 oktober 2022 te Haarlem, ter plaatse waar politieambtenaren, te weten [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] in het openbaar, te weten de Paul Krugerkade in de rechtmatige uitoefening van hun bediening werkzaam waren, te weten terwijl voornoemde ambtenaren voornemens en/of bezig waren om een schadeformulier in te vullen, opschudding heeft veroorzaakt, door verbaal agressief aanwezig te zijn en hinderlijk te filmen met zijn telefoon in het gezicht van genoemde verbalisanten en zich agressief op te stellen tegenover genoemde verbalisanten en na een door of vanwege het bevoegd bezag gegeven bevel zich niet heeft verwijderd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A
Feit 2:
bedreiging met zware mishandeling
Feit 3:
poging tot een ander door bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen
Feit 4:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd
Feit 6:
bedreiging met brandstichting
Feit 7:
smaad, meermalen gepleegd
Feit 8:
ter plaatse waar een ambtenaar in het openbaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening werkzaam is, opschudding veroorzaken en na het door of vanwege het bevoegd gezag gegeven bevel zich niet verwijderen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Bij de beantwoording van de vraag of en in welke mate de gepleegde feiten aan de verdachte kunnen worden toegerekend, heeft de rechtbank kennisgenomen van de deskundigenrapportages van GZ-psycholoog [naam 6] van 7 december 2023 en van psychiater [naam 7] van 27 december 2023.
De psycholoog heeft vastgesteld dat een waanstoornis het meest passende verklaringsmodel voor de psychotische symptomatologie van de verdachte is, maar een mogelijke schizofrenie of (onderliggende) paranoïde persoonlijkheidsstoornis kan niet worden uitgesloten. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten werd het functioneren van de verdachte in belangrijke mate bepaald door deze psychotische symptomatologie. De psycholoog adviseert de gepleegde feiten minstens in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De psychiater heeft vastgesteld dat de verdachte een ongespecificeerde schizofreniespectrum stoornis of andere psychotische stoornis heeft en een stoornis in het gebruik van cannabis en cocaïne. Deze stoornissen waren tijdens de ten laste gelegde feiten bij de verdachte aanwezig. De psychiater adviseert de gepleegde feiten in (sterk) verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen van de deskundigen over. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte geheel uitsluit. De rechtbank acht de verdachte ten aanzien van de gepleegde feiten dan ook strafbaar, maar zal de feiten in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 121 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Indachtig de gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel, behoeft het door de reclassering geadviseerde contact- en locatieverbod niet te gelden ten aanzien van de aangeefster [slachtoffer 5].
Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen voor de duur van drie jaren, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 5] en een locatieverbod ten aanzien van haar verblijfplaats. Voor iedere overtreding van deze maatregel door de verdachte moet vervangende hechtenis voor de duur van twee weken worden toegepast, met een maximum van zes maanden.
De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden en de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een minder lange (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf kunnen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden, met uitzondering van het contactverbod met [slachtoffer 5]. In een civiel kader is het contactverbod met [slachtoffer 5] al gewaarborgd, zodat geen belang bestaat om daarnaast in een strafrechtelijk kader ook een contactverbod op te leggen.
De feiten die bewezen kunnen worden verklaard, betreffen feiten waar normaliter geen langdurige gevangenisstraffen op voorgeschreven staan. Bovendien is de verdachte een first offender en wordt geadviseerd hem de feiten in verminderde mate toe te rekenen. Dat het in korte tijd opeens mis is gegaan, onderstreept dat er iets met hem aan de hand was. De verdachte heeft baat bij de behandeling die hij nu krijgt en hij wil dit graag voortzetten.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder smaad, bedreigingen aan het adres van de Orde van Advocaten en een poging tot dwang. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bemoeilijken van een ambtsverrichting. Dit zijn hinderlijke en ernstige feiten waar de slachtoffers en de maatschappij veel nadeel van ondervinden. De verdachte heeft voor overlast en angst gezorgd bij personen, waaronder advocaten en een medewerkster van Veilig Thuis, die hun werkzaamheden uitoefenden en het in feite goed met de verdachte voorhadden. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat de verdachte in de periode waarin hij de strafbare feiten heeft gepleegd, kampte met serieuze psychische problemen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in een korte periode onbewust strafbare feiten heeft gepleegd en zich hier niet veel meer van kan herinneren. Het gaat nu beter met hem, mede vanwege de opname in de forensisch psychiatrische kliniek en de medicijnen die hij krijgt.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank onder meer gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad), gedateerd 14 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de onder 5. genoemde deskundigenrapportages.
De psycholoog heeft onder meer gerapporteerd dat bij de verdachte sprake is van psychotische kwetsbaarheid. Een waanstoornis is het meest passende verklaringsmodel voor de psychotische symptomatologie, maar een mogelijke schizofrenie of (onderliggende) paranoïde persoonlijkheidsstoornis kan niet worden uitgesloten. Meer volledig diagnostisch onderzoek is onvoldoende mogelijk geweest. De achterdochtsthematiek, passend bij de psychotische stoornis, lijkt een belangrijke drijfveer te hebben gevormd in het ten laste gelegde. Ook worden aanwijzingen voor ontremming (verminderde impulsbeheersing) gezien in het ten laste gelegde gedrag, eveneens passend bij vastgestelde diagnostiek. Alle ten laste gelegde feiten vonden plaats in een periode waarin sprake lijkt te zijn geweest van psychotische ontregeling.
Binnen een PI/PPC-setting is nog sprake van risicovol gedrag en bij het wegvallen van externe kaders wordt het recidiverisico reeds op korte termijn hoog geschat, waarbij een mogelijk escalatierisico niet wordt uitgesloten. In die zin kan gesteld worden dat het recidiverisico in belangrijke mate afhankelijk is van de mate van stabiliteit in het functioneren, meer specifiek het verloop van de psychotische stoornis. Vooral de vastgestelde psychiatrische stoornis en het vermoede problematisch middelengebruik lijken de meest prominente statische risicofactoren. Ten tijde van huidig onderzoek is nog slechts zeer beperkt sprake van probleembesef, neemt de verdachte nog geen afstand van het waandenken en is sprake van instabiel functioneren en psychiatrische symptomatologie bij beperkte behandelrespons. Een klinisch behandeltraject lijkt aangewezen als startpunt. Bij afnemende fysieke externe kaders kan toezicht op het middelengebruik een belangrijk onderdeel van het risicomanagement vormen en in die zin zou reclasseringstoezicht, in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel (naast een zorgmachtiging), hier een bijdrage aan kunnen leveren. Ook een behandeltraject vanuit het kader van bijzondere voorwaarden is denkbaar.
Uit het rapport van de psychiater volgt onder meer dat bij de verdachte een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een stoornis in cannabis- en cocaïnegebruik is vastgesteld. Vanaf mei 2023 kan gesproken worden van een psychotische ontregeling met waanvorming (complotdenken) en hallucinaties, agitatie, verhoogde prikkelbaarheid en grensoverschrijdend met agressief gedrag. De realiteitstoetsing van de verdachte was ernstig verstoord, zijn agitatie en prikkelbaarheid namen toe zodat ingeschat wordt dat hij in verminderde mate controle had over zijn handelen. Cannabisgebruik was dagelijks en kan een aanjagende functie gehad hebben ten aanzien van angstgevoelens en paranoïdie, zo ook betreffende cocaïnegebruik en mogelijk ook alcoholgebruik.
Er is sprake van zeer weinig bescherming bij een ingeschat hoog risico op recidive van soortgelijke feiten bij psychotisch derailleren. Als de verdachte meer gestabiliseerd raakt, wordt het recidiverisico als laag ingeschat. Geadviseerd wordt om de verdachte te plaatsen in een forensische kliniek voor verdere stabilisatie en behandeling. De diagnostiek dient verder verhelderd te worden en het behandelplan hierop eventueel aangepast. Verder is van belang passende huisvesting, dagbesteding, gezonde financiën en een steunend netwerk alsook begeleiding in het herstellen van zijn contact met zijn dochter. De verwachting is dat de verdachte bij uitstroom uit de kliniek ambulante zorg nodig zal hebben waarbij gedacht kan worden aan een forensisch FACT-team.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 28 december 2023 en op het aanvullende e-mailbericht van 25 april 2024. Uit het rapport blijkt dat het risico op recidive en op letsel wordt ingeschat als hoog. De verdachte wil meewerken aan een zorgmachtiging en aan eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden. Ook wil hij medicatie blijven gebruiken en toont zich ontvankelijk voor hulp bij het regelen van zijn financiën en bij het komen tot een omgangsregeling met zijn dochter. Uit het aanvullende e-mailbericht blijkt dat de verdachte na zijn schorsing is opgenomen in de kliniek bij Inforsa, waar diagnostiek plaatsvindt. De verdachte wordt omschreven als meewerkend, maar zijn psychiatrisch beeld is nog niet stabiel. Omdat de verdachte zich nog in de beginfase van de behandeling bevindt en de duur van het toezicht van korte duur is, wordt het risico op recidive zonder (forensische) zorg ingeschat als hoog.
Op te leggen straf
De aard en ernst van de feiten en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers en voor de maatschappij rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van die gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank weegt daarbij mee dat zij tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en dat – zoals hiervoor onder 5. is overwogen – de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte worden toegerekend. Ook heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf betrokken dat uit de voornoemde deskundigenrapportages volgt dat de verdachte forse psychische problemen heeft, waarvoor naar verwachting langdurige behandeling nodig zal zijn. Ten tijde van de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak was heldere diagnostiek nog niet vastgesteld en nog niet bekend welke behandeling de verdachte zal ondergaan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden op zijn plaats is. De rechtbank zal daarbij bepalen dat een groot gedeelte, te weten vier maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Gelet op de fase van de huidige behandeling van de verdachte en om het recidiverisico voldoende in te perken, ziet de rechtbank aanleiding de proeftijd op drie jaren te stellen. De rechtbank zal daarnaast aan het voorwaardelijk strafdeel, naast de algemene voorwaarde, de reeds in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde en door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
artikel 38v Sr
De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie gevorderd, geen vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr opleggen. Gelet op de bewezen verklaarde feiten en de op te leggen bijzondere voorwaarden acht de rechtbank het niet noodzakelijk om het risico, waar de vrijheidsbeperkende maatregel op ziet, in te perken. Een contactverbod met [slachtoffer 5] maakt deel uit van de bijzondere voorwaarden en ten aanzien van het locatieverbod verwijst de rechtbank naar het reeds in een civiel kader opgelegde locatieverbod. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding in strafrechtelijk kader een locatieverbod op te leggen met betrekking tot de verblijfplaats van [slachtoffer 5].

7.Beslag

Onder de verdachte is het volgende goed inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
1 STK Mes (Omschrijving: goednummer: pl1100-2023124058-1496830, Fontignac).
7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het inbeslaggenomen goed te onttrekken aan het verkeer.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen mes moet worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank overweegt daartoe dat het goed bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten is aangetroffen en kan dienen tot het begaan van soortgelijke strafbare feiten, terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door de verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.

8.Vorderingen van de benadeelde partijen

8.1.
Vordering van [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 2.500,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden gematigd tot een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van het overige moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering sterk te matigen, nu de vordering ten aanzien van de psychische problematiek die tot de immateriële schade zou hebben geleid, niet is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Omdat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van feit 1, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
8.2.
Vordering van [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 500,- ingediend tegen de verdachte wegens schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De benadeelde partij heeft gesteld dat zij als gevolg van het ten laste gelegde handelen van de verdachte dusdanig psychisch letsel heeft opgelopen, dat zij hierdoor immateriële schade heeft geleden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering sterk te matigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt het voorop dat artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek een limitatieve opsomming geeft van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade, te weten in geval van:
a. oogmerk om zodanige schade toe te brengen;
b. aantasting in de persoon: 1) door het oplopen van lichamelijk letsel, 2) door schade in zijn eer of goede naam of 3) op andere wijze;
c. bepaalde gevallen van aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
De rechtbank leidt uit de vordering en bijbehorende toelichting af dat de benadeelde partij haar vordering grondt op de omstandigheid dat de verdachte het oogmerk had immateriële schade toe te brengen (hiervoor onder a. vermeld). De benadeelde partij heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte met het uiten van de bewezen verklaarde bedreiging de bedoeling heeft gehad om haar vrees aan te jagen. Omdat het in de aard van het delict besloten ligt, had de verdachte aldus het oogmerk om de benadeelde partij immateriële schade toe te brengen. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de enkele omstandigheid dat de verdachte wegens bedreiging met zware mishandeling wordt veroordeeld, niet met zich dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om de benadeelde partij immateriële schade toe te brengen. Dat de verdachte met de bedreiging het opzet heeft gehad om de bedreigde vrees of angst aan te jagen, kan niet gelijk gesteld worden met opzet om immateriële schade toe te brengen. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat de verdachte een dergelijk opzet heeft gehad. Gelet hierop zal de rechtbank de gevorderde schadevergoeding afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 45, 57, 185, 261, 284 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Vernietigt de eerder in de zaak met parketnummer 15/294477-22 uitgevaardigde strafbeschikking.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte in onder feit 1 en feit 5 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2, 3, 4, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
zes (6) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vier (4) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2]. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich ambulant laat behandelen door een instelling op het gebied van forensische GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie of observatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in de forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- aansluitend aan de klinische opname verblijft in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start als er een indicatie voor aanwezig is na afronding van de klinische opname en na aanmelding middels Ifzo;
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
- anders dan via zijn advocaat, geen persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact opneemt met [slachtoffer 5], met uitzondering van schriftelijk contact betreffende het ouderlijk gezag over hun dochter, voor zover en zolang de verdachte en [slachtoffer 5] gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met aangevers, te weten:
- [naam 8], [geboortedatum en -plaats 2];
- [slachtoffer 2], geboren op (niet bekend);
- [slachtoffer 3], [geboorteplaats en -datum];
- [slachtoffer 4], geboren op (niet bekend);
- [slachtoffer 6], [geboortedatum en -plaats 3];
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • zich niet bevindt in een straal van 500 meter rond het adres van de kantoren van aangevers [adres 3] en [slachtoffer 3] ([adres 4]), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • regelingen treft voor zijn schulden en deze zo spoedig mogelijk aflost;
- meewerkt aan het vinden van een zinvolle dagbesteding die ervoor zorgt dat hij gezonde beschermende sociale contacten opbouwt;
- zo nodig meewerkt aan een traject dat erop gericht is omgang te hebben met zijn dochter. De verdachte houdt zich aan de afspraken/voorwaarden van de eventueel betrokken instanties en stelt zich in het contact met hen correct en coöperatief op.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag
Onttrekt aan het verkeer:
1. STK Mes (Omschrijving: goednummer: pl1100-2023124058-1496830, Fontignac).
Vorderingen benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
[slachtoffer 2]
Wijst af de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.S. Schoorl, voorzitter,
mr. G.D. Kleijne en mr. A. Lub, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 mei 2024.