ECLI:NL:RBNHO:2024:4760

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
C/15/337912 / FA RK 23-1283
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag en geslachtsnaamwijziging voor minderjarigen na ontzetting uit ouderlijke macht

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezamenlijk gezag over twee minderjarigen, ingediend door de moeder en de stiefvader. De moeder en de vader van de minderjarigen zijn in Oekraïne gehuwd, maar dit huwelijk is in 2015 ontbonden. De vader is op 30 oktober 2020 uit de ouderlijke macht ontzet door de Oekraïense rechtbank. Sinds de ontzetting heeft de moeder alleen het gezag over de kinderen, die sinds hun vestiging in Nederland in 2023 samen met de stiefvader een gezin vormen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stiefvader een nauwe persoonlijke relatie met de kinderen heeft en dat de kinderen hem als een vaderfiguur beschouwen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van de kinderen het beste gediend zijn met gezamenlijk gezag, ondanks dat de moeder op het moment van het verzoek nog geen drie jaar alleen met het gezag belast was. De rechtbank heeft ook het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarigen in de geslachtsnaam van de stiefvader toegewezen, aangezien de kinderen hiermee instemden en het in het belang van de eenheid binnen het gezin is. De ambtenaar van de burgerlijke stand is gelast om een latere vermelding aan de geboorteakten van de minderjarigen toe te voegen zodra deze zijn ingeschreven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
gezagswijziging
zaak-/rekestnr.: C/15/337912 / FA RK 23-1283
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 14 mei 2024
in de zaak van:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader,
beiden wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. M.L. Neuteboom-van Asselt, kantoorhoudende te Amsterdam.
in welke zaak als belanghebbende zijn aangemerkt:
[de vader],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen: de vader,
en ten aanzien van de toevoeging van de latere vermelding aan de geboorteakte zoals bedoeld in artikel 1:20 lid 1 sub a BW:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van [plaats],
zetelend te [plaats] ,
hierna te noemen: de ambtenaar.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de moeder en de stiefvader van 27 februari 2023 ingekomen op 28 februari 2023.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 31 januari 2024 in aanwezigheid van de moeder en de stiefvader bijgestaan door mr. M.L. Neuteboom-van Asselt.
Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.3.
De minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]
hebben voorafgaand aan de zitting hun mening in raadkamer kenbaar gemaakt.
1.4.
Na de zitting is ter griffie ontvangen:
  • het F-formulier van de advocaat van verzoekers van 13 februari 2024;
  • het F-formulier van de advocaat van verzoekers van 13 maart 2024;
  • het F-formulier van de advocaat van verzoekers van 12 april 2024.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
De moeder en de vader zijn op [huwelijksdatum] in [plaats] , Oekraïne met elkaar gehuwd, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door effectuering van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank van [plaats] , Oekraïne van 1 juli 2015.
Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , op [geboortedatum] in [plaats] , Oekraïne,
- [de minderjarige 2] , op [geboortedatum] in [plaats] , Oekraïne.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] staan in familierechtelijke betrekking tot de vader.
2.2.
Op grond van de beschikking van de rechtbank van [plaats] , Oekraïne van 30 oktober 2020 is de vader uit de ouderlijke macht ontzet.
2.3.
Uit de Basisregistratie Personen blijkt dat de moeder, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op [datum] in Nederland zijn gevestigd. Vanaf dat moment wonen zij in gezinsverband samen met de stiefvader.
2.4.
De moeder en stiefvader zijn gehuwd op [huwelijksdatum] in de gemeente [gemeente] .
2.5.
De moeder en stiefvader zijn de ouders van de kinderen:
  • [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , en
  • [de minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
2.6.
De moeder, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben op [datum] de Nederlandse nationaliteit door naturalisatie gekregen.

3.Verzoek

3.1.
Het verzoek van de moeder en de stiefvader strekt ertoe dat zij gezamenlijk met het gezag over voornoemde minderjarigen worden belast.
Verzoekers voeren daartoe aan dat de stiefvader in een nauwe persoonlijke betrekking tot de minderjarigen staat. De stiefvader heeft de kinderen ontmoet in april 2017 en het klikte meteen goed. Sinds augustus 2018 vormen de moeder en de stiefvader samen met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] een gezin. De stiefvader is betrokken bij de opvoeding van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en gaat bijvoorbeeld mee naar rapportbesprekingen. De stiefvader behandelt [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hetzelfde als [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] . [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] weten dat de stiefvader niet hun biologische vader is, maar hij vervult deze rol voor hen. Zij noemen de stiefvader ook "papa".
De moeder droeg gedurende de huwelijk met de vader grotendeels de zorg voor de kinderen en sinds de scheiding is de vader bijna volledig buiten beeld. Een enkele keer belt de vader, maar die gesprekken duren slechts een minuut, waarin de vader alleen aangeeft dat de kinderen goed naar de moeder moeten luisteren. Van echt contact tussen de kinderen en de vader is geen sprake. De vader heeft ingestemd met de verhuizing van de kinderen met de moeder naar Nederland. Omdat de vader slecht bereikbaar is voor de moeder en er niet op zat te wachten voor alle gezagsbeslissingen contact te hebben met de moeder om zijn toestemming te verlenen heeft de moeder in Oekraïne een gerechtelijke procedure gestart om de vader uit de ouderlijke macht te ontzetten. Op 30 oktober 2020 is dit verzoek toegewezen. Hieraan lag ten grondslag dat de vader zich al sinds 2015 bewust aan zijn ouderlijke plichten onttrekt en dat de vader (bij notarieel gewaarmerkte akte) heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van het verzoek. Op het moment van het verzoek is de moeder nog geen drie jaar alleen belast met het gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Verzoekers stellen dat strikte hantering van de driejaarstermijn in dit geval geen vereiste is; tegen de tijd dat een beschikking wordt afgegeven is wel voldaan aan de driejaarstermijn, de vader geeft al sinds 2015 geen enkele invulling aan het gezag en de huidige gezinssituatie van de moeder en de stiefvader is stabiel.
3.2.
Het verzoek is vergezeld van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarigen in de geslachtsnaam van de stiefvader. Ter onderbouwing van het verzoek tot geslachtsnaamwijziging hebben partijen aangevoerd dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam] ” wensen te dragen. De moeder en de stiefvader willen deze wens van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] honoreren en zijn bovendien van mening dat dit recht doet aan de eenheid binnen het gezin.

4.Verweer

De vader heeft geen verweer gevoerd en is niet ter zitting verschenen.

5.Beoordeling

gezag
5.1.
De vader heeft de Oekraïense nationaliteit, zodat eerst de vraag moet worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, Brussel II ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Nu [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Ingevolge artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is Nederlands recht toepasselijk.
5.2.
Ingevolge het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 worden maatregelen op het terrein van de ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen op grond van artikel 23, lid 1, juncto artikel 3, aanhef en onder e, van rechtswege erkend. De beschikking van de rechtbank van [plaats] , Oekraïne van 30 oktober 2020, waarbij de vader uit de ouderlijke macht is ontzet, dient dan ook te worden erkend. Niet gebleken is dat zich een van de weigeringsgronden van het tweede lid van artikel 23 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 voordoet. De moeder is aldus belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
5.3.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben in het gesprek met de rechter naar voren gebracht dat ze hun draai hebben gevonden in Nederland en tevreden zijn met hun leven en gezin. Ze hebben aangegeven dat de vader niet of bijna niet in hun leven is, maar dat dat geen beladen onderwerp voor hen is. Met de stiefvader hebben ze een goede band en ze zouden het prima vinden als hij met het gezag over hen wordt belast.
5.4.
De Raad heeft geen bezwaar tegen toewijzing van het verzoek. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen al ruim vijf jaar bij de stiefvader en de Raad heeft de indruk gekregen dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ontspannen in het leven staan.
5.5.
Op grond van artikel 1:253t lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank, indien het gezag over een kind bij één ouder berust, op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan dit verzoek, ingeval het kind tevens in een familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, slechts worden toegewezen indien:
a. de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad; en
b. de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag over het kind belast is geweest.
In het derde lid is bepaald dat het verzoek wordt afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
In het vijfde lid is bepaald dat een verzoek als bedoeld in het eerste lid vergezeld kan gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belasten ouder of de ander, of van een ouder en de ander in een vrij te bepalen volgorde. Een zondanig verzoek wordt afgewezen indien:
a. het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd met het verzoek;
b.het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt afgewezen; of
c.het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
5.6.
De rechtbank stelt vast dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] een warme en bestendige relatie met de stiefvader hebben opgebouwd en dat de stiefvader ruim vijf jaar met de moeder voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zorgt en hen opvoedt. Voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] vervult hij een vaderrrol. Aan het vereiste dat de minderjarige en de stiefvader in een nauwe persoonlijke betrekking tot elkaar staan en aan het vereiste dat de moeder en de stiefvader op de dag van het verzoek gedurende een aaneengesloten periode van ten minste een jaar gezamenlijk voor de minderjarige hebben gezorgd, is dan ook voldaan.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben nog wel contact met de vader maar hij vervult in hun leven geen ouderrol meer. De situatie lijkt niet gespannen voor hen. De rechtbank verwacht niet dat hier verandering in zal komen op het moment dat de moeder samen met de stiefvader met het gezag zou worden belast. Op grond van dit alles is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van gegronde vrees dat, bij inwilliging van het verzoek van de moeder en de stiefvader om gezamenlijk met het gezag te worden belast, de belangen van de [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , mede rekening houdend met de belangen van de vader, zouden worden verwaarloosd.
Het voorgaande betekent dat dus alleen de termijn van drie jaar, gedurende welke termijn de moeder op de dag van het verzoek alleen met het gezag over de [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] belast moet zijn geweest, aan toewijzing van het verzoek in de weg staat. Aan dit vereiste wordt vanaf 30 oktober 2023 voldaan, terwijl de moeder het verzoek heeft ingediend op 28 februari 2023. Op grond van artikel 3, eerste lid, van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) vormen bij alle maatregelen betreffende kinderen -ook genomen door rechterlijke instanties- de belangen van het kind de eerste overweging. Nu aan de rechtbank is gebleken dat de vader al sinds 2015 geen uitvoering geeft aan het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , de moeder inmiddels ook formeel ruim drie jaar het eenhoofdig gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] heeft en sprake is van een bestendige situatie bij de moeder en de stiefvader is de rechtbank van oordeel dat de belangen van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] het beste behartigd worden als de moeder en de stiefvader samen worden belast met het gezag over de [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . De rechtbank zal dit verzoek dan ook toewijzen.
geslachtsnaamwijziging
5.7.
Het verzoek tot geslachtsnaamwijziging van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wordt toegewezen nu niet is gebleken dat het belang van de [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zich tegen toewijzing van dat verzoek verzet en zij ter gelegenheid van hun verhoor met het verzoek hebben ingestemd.
geboorteakten
5.8.
De ambtenaar van de burgerlijke stand zal aan de geboorteakten van de minderjarigen een latere vermelding toevoegen als bedoeld in artikel 1:20 lid 1 sub a BW
5.9.
In Nederland zijn echter de Oekraïnse geboorteakten van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nog niet ingeschreven in de registers van de burgelijke stand van de gemeente [gemeente] . De rechtbank heeft de beslissing enige tijd aangehouden om verzoekers in staat te stellen de geboorteakten van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] eerst te laten inschrijven in de registers van geboorten van de gemeente [gemeente] .
Verzoekers hebben de rechtbank op 13 maart 2024 bericht dat zij een verzoek tot inschrijving van de geboorteakten in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] hebben gedaan (waarbij zij de authentieke akten hebben opgestuurd) maar dat deze aanvraag pas na acht maanden zal worden verwerkt. De rechtbank ziet aanleiding om reeds thans te beslissen op het verzoek en thans beschikking te wijzen. De rechtbank zal de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] gelasten om van deze beschikking een latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakten van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , zodra deze zijn ingeschreven.
5.10.
In verband met het voorgaande heeft de rechtbank na de zitting alsnog besloten om de ambtenaar ten aanzien van de toevoeging van de latere vermelding aan de geboorteakte zoals bedoeld in artikel 1:20 lid 1 sub a BW aan te merken als belanghebbende. De griffier van de rechtbank zal de ambtenaar een afschrift van het verzoekschrift en deze beschikking toezenden.
6. Beslissing
De rechtbank:
6.1.
belast de moeder en [de stiefvader] gezamenlijk met het gezag over de minderjarigen [de minderjarigen] :
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] , Oekraïne,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] , Oekraïne;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijzigt de geslachtsnaam van voornoemde minderjarigen in:
- [geslachtsnaam] ;
6.4.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] van deze beschikking een latere vermelding toe te voegen aan de akte van inschrijving van de buitenlandse akte relaterend aan de geboorte van [de minderjarige 1] , zodra deze voorkomt in het register van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] , in die zin dat de geslachtsnaam van de hiervoor genoemde minderjarige wordt gewijzigd in [geslachtsnaam] ;
6.5.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] van deze beschikking een latere vermelding toe te voegen aan de akte van inschrijving van de buitenlandse akte relaterend aan de geboorte van [de minderjarige 2] , zodra deze voorkomt in het register van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] , in die zin dat de geslachtsnaam van de hiervoor genoemde minderjarige wordt gewijzigd in [geslachtsnaam] ;
6.6.
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] teneinde de hiervoor in 6.4 en 6.5 vermelde latere vermeldingen toe te voegen.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.C. Bakker, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.