Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De procedure
- het deskundigenbericht;
- de akte niet dienen aan de zijde van [gedaagde] ;
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een geschil tussen twee broers na de beëindiging van een vennootschap onder firma (VOF). De rechtbank heeft op 27 maart 2024 een vonnis gewezen in de zaak met zaaknummer C/15/331846/ HA ZA 22-567. De kern van het geschil draait om de authenticiteit van handtekeningen op vier ontvangstbewijzen, die door de eiser, hierna te noemen [eiser], worden betwist. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om de handtekeningen te onderzoeken en te beoordelen of deze afkomstig zijn van [eiser]. De deskundige, Drs. W.P.F. Fagel, heeft in zijn rapport geconcludeerd dat de handtekeningen waarschijnlijk authentiek zijn, maar dat er onvoldoende bewijs is om uitspraken te doen over de invullingen op de ontvangstbewijzen. De rechtbank heeft de bevindingen van de deskundige overgenomen en geoordeeld dat [gedaagde] in zijn bewijslevering is geslaagd. Hierdoor zijn de vorderingen van [eiser] afgewezen en is hij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 6.448,00. De uitspraak benadrukt de beperkte motiveringsplicht van de rechter bij het volgen van deskundigenrapporten, maar ook de noodzaak om alle relevante feiten en omstandigheden in overweging te nemen.