Beoordeling door de rechtbank
12. Verweerder heeft ter zitting een kopie van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van Haarlem overgelegd. Met dit besluit heeft het College alle handhavers en sociaal rechercheurs van team Sociale Recherche en Debiteuren van de afdeling Schulden, Minima en Sociale recherche aangewezen als toezichthouder rechtmatigheid in het kader van de Wmo 2015.Ter zitting is niet betwist dat hiermee de bevoegdheid van de toezichthouders is gegeven. De beroepsgrond die hierop zag slaagt niet.
13. Eiseres voert aan dat niet is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit door direct heimelijke waarnemingen in te zetten voor het onderzoek, zonder na te gaan of niet gekozen kon worden voor een minder zwaar onderzoeksmiddel. Volgens eiseres heeft verweerder hierdoor ook afgeweken van het eigen beleid.
14. Ter zitting heeft verweerder zich hierover op het standpunt gesteld dat het niet mogelijk was het onderzoek op een andere manier te verrichten. Het ging om een relatief groot onderzoek, dat in gevaar gebracht zou worden als er eerst met de cliënten gesprekken gevoerd zouden worden.
15. De rechtbank is van oordeel dat gezien de aanwijzingen die waren ontvangen verweerder niet kon volstaan met een gesprek met de cliënten van [zorgaanbieder] . Daarnaast is de inbreuk op het privéleven van de cliënten beperkt gebleven, nu sprake is van een beperkt aantal, niet langdurige, waarnemingen vanaf de openbare weg. Zo gaat het in het geval van eiseres om waarnemingen bij haar woning in een periode van 9 weken (tussen 31 augustus 2021 en 21 oktober 2021), op 7 dagen, in de ochtend (tussen 7:49 uur en 10:33 uur), waarbij de duur van de waarnemingen uiteenloopt van 48 minuten tot 2 uur en 1 minuut.
16. Er liggen twee te onderscheiden beslissingen voor, namelijk:
- de intrekking van de besluiten; en
- de toekenning van de maatwerkvoorziening per 1 februari 2022.
De intrekking van de besluiten
17. Eiseres voert aan dat aan de toekenning van de maatwerkvoorzieningen medisch advies van Treve ten grondslag lag. Uit dat advies kwam naar voren dat eiseres intensieve begeleiding en zorg nodig heeft, omdat zij zonder die intensieve begeleiding en zorg niet zelfstandig kan wonen. Als verweerder zich op het standpunt stelt dat eiseres de geïndiceerde zorg niet krijgt moet tenminste aannemelijk zijn dat zij die zorg niet nodig heeft. Het intrekken van de indicatie zonder opnieuw medisch advies te vragen is volgens eiseres onzorgvuldig. En als er wel zorg is verleend die eiseres nodig heeft kan een probleem in de administratie geen reden zijn de indicatie in te trekken. Eiseres voert verder aan dat uit de waarnemingen niet volgt dat er geen zorg is geboden. Wel heeft de zorgverlener erkend dat de urenregistraties niet goed zijn bijgehouden en dat altijd volgens de indicatie is gedeclareerd terwijl de zorg flexibel is ingezet. In goede periodes vooral als dagopvang, in mindere peridoes juist meer individuele begeleiding.
18. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat het college op grond van artikel 2.3.10 lid 1, onder a, Wmo 2015 een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6van de wmo 2015 kan herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid. Uit de bevindingen in het onderzoeksrapport komt naar voren dat er is waargenomen dat er geen dagopvang en geen ambulante begeleiding is geleverd. Over de waargenomen periode zijn echter wel uren gedeclareerd bij de SVB. Daarmee kan worden geconcludeerd dat aan eiseres niet de ondersteuning is verstrekt die is gedeclareerd.
19. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond van de resultaten van het onderzoek door de sociale recherche op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiseres niet de zorg heeft ontvangen die was geïndiceerd, terwijl de geïndiceerde zorg wel in volle omvang is gedeclareerd. De omstandigheid dat op maar drie dagen is geconstateerd dat de gedeclareerde zorg niet is afgenomen, maakt de conclusie niet anders. De rechtbank betrekt hierbij dat eiseres op 11 november 2021 het huisbezoek heeft geweigerd en ook later niet de door de toezichthouders gevraagde informatie heeft verstrekt. Ook op het spreekuur van 4 januari 2022 is geen verklaring gekomen voor het feit dat de geïndiceerde uren voor dagopvang en ambulante begeleiding zijn gedeclareerd terwijl niet is waargenomen dat er iemand bij eiseres is gekomen om haar te begeleiden en/of op te halen voor de dagopvang.
20. De conclusie van verweerder dat eiseres onjuiste gegevens heeft verstrekt met betrekking tot de zorg die zij zou hebben ontvangen volgt de rechtbank daarom. Niet betwist is dat eiseres zelf de urenbriefjes heeft ondertekend. Dit volgt immers uit de verklaring van de dochter van eiseres tijdens het gesprek op 4 januari 2022, dat zij de urenbriefjes met haar bespreekt en eiseres deze ondertekent. Daarmee is de bevoegdheid gegeven om op grond van artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, Wmo 2015 de eerdere beslissingen in te trekken / te herzien.
21. Op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur kan herziening / intrekking alleen plaatsvinden indien de cliënt redelijkerwijs kon begrijpen dat hij ten onrechte een maatwerkvoorziening of daaraan gekoppeld persoonsgebonden budget ontving.
22. De rechtbank is van oordeel dat eiseres redelijkerwijs kon begrijpen dat zij ten onrechte pgb ontving. Zij heeft immers declaraties ondertekend, waarop uren verantwoord zijn voor dagbesteding die niet heeft plaatsgevonden.
23. De omstandigheid dat verweerder volgens eiseres – kort samengevat – onvoldoende aan de ‘voorkant’ heeft gecontroleerd of sprake was van kwalitatief goede zorg, maakt dit niet anders, nu immers eiseres de op haar rustende verplichtingen niet dan wel onbehoorlijk is nagekomen en op grond daarvan verweerder de besluiten heeft genomen.
24. Op grond van het tweede lid van artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 moet in de beslissing worden opgenomen op welk moment de beslissing in werking treedt. Dat heeft verweerder verzuimd te doen. Uit de toekenning per 1 februari 2022 leidt de rechtbank af dat de herziening niet eerder dan per die datum ingaat. Gesteld, noch gebleken is dat eiseres door dit verzuim is benadeeld. De rechtbank zal hier dan ook geen consequenties aan verbinden.
Toekenning per 1 februari 2022
25. Op 4 januari 2022 heeft een spreekuur plaatsgevonden, waarbij eiseres, haar dochter [naam 1] , [naam 2] (kwaliteitsmedewerker) en [naam 3] (casemanager Wmo) aanwezig waren. Op basis daarvan heeft verweerder geconcludeerd dat eiseres voor wat betreft de dagbesteding gebruik kan maken van het aanbod in de algemene voorzieningen (‘sociale basis’) en voor wat betreft de begeleiding ambulant een maatwerkvoorziening met een omvang van 150 minuten per week, in de vorm van ZIN nodig heeft.
26. Eiseres voert aan dat het stappenplan niet is gevolgd. Er is vastgesteld dat zij intensieve begeleiding en zorg nodig heeft, omdat zij zonder die begeleiding en zorg niet zelfstandig kan wonen. Verder voert eiseres aan dat het standpunt van verweerder dat de voorzieningen in de sociale basis sinds 2018 zijn veranderd, waardoor geen maatwerkvoorziening meer nodig zou zijn geen grond vindt in het beleid. Eiseres voert verder aan dat door de wijziging van de verstrekkingsvorm zij geen gebruik kan maken van de maatwerkvoorziening. Zij leeft geïsoleerd, lijdt aan depressies en angsten en heeft daarom baat bij vertrouwde gezichten. Zij spreekt geen Nederlands. Bij dat beeld past het zelf inkopen van zorg.
27. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat het onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd middels een bezoek op het spreekuur en dossierstudie. Bij de heroverweging voor ambulante begeleiding en dagopvang is gekeken naar de noodzaak voor ondersteuning.
28. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek zorgvuldig geweest. Uit het verslag van het gesprek op 4 januari 2022 komt naar voren dat de verschillende leefgebieden zijn besproken, welke belemmeringen eiseres ondervindt en dat besproken is welke ondersteuning nodig is.
29. Waar het gaat om maatschappelijke participatie is in het gesprek door de dochter aangegeven dat eiseres bij de dagbesteding van [zorgaanbieder] activiteiten verricht als koken, een buitenactiviteit als wandelen, Nederlandse cursus, lezen uit de Koran, breien / knutselen en dat zij hierdoor sociale contacten op doet. Verweerder heeft ter zitting nog nader toegelicht dat de beperkingen van eiseres niet worden betwist, maar dat bij de dagbesteding in de sociale basis voldoende begeleiding op de groep aanwezig is en dat eiseres gehaald en gebracht kan worden. Dat eiseres aangewezen zou zijn op een zwaardere vorm van dagbesteding dan geboden kan worden in de sociale basis is onvoldoende aannemelijk geworden.
30. Ten aanzien van de sociale redzaamheid is tijdens het gesprek op 4 januari 2022 verteld dat eiseres ondersteuning nodig heeft bij het nemen van besluiten, het ondernemen van activiteiten, het regelen van de dagelijkse routine en het deelnemen aan de samenleving. Hiervoor is aan eiseres ambulante begeleiding toegekend. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd met concrete feiten en omstandigheden dat de omvang daarvan onvoldoende zou zijn.
31. Een deel van de ondersteuning die eiseres nodig heeft, namelijk met opstaan en aankleden, wassen / douchen en overige zelfverzorging, op tijd innemen van medicatie, en met het bereiden van de maaltijden, valt volgens het verslag onder de Zorgverzekeringswet (Zvw).
32. In artikel 2.10 van het Besluit Zorgverzekering is bepaald dat verpleging en verzorging zorg omvat zoals verpleegkundigen die plegen te bieden waarbij die zorg verband houdt met de behoefte aan geneeskundige zorg, of een hoog risico daarop. Of daarvan in het geval van eiseres sprake is, is naar het oordeel van de rechtbank niet kenbaar onderzocht. Verweerder lijkt te zijn uitgegaan van de onjuiste veronderstelling dat alle lijfsgebonden zorg onder de Zvw begrepen zou zijn. Bovendien zou verweerder, indien verwijzing naar de Zvw wel aan de orde zou zijn, in dat geval contact met de zorgverzekeraar moeten leggen om tot afstemming te komen.
33. Gelet echter op de omstandigheid dat de maatwerkvoorzieningen aan eiseres als ZIN zijn verstrekt en dit niet met terugwerkende kracht kan worden geleverd, verbindt de rechtbank hieraan geen gevolgen.
34. Met betrekking tot de verstrekkingsvorm overweegt de rechtbank dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiseres niet pgb-vaardig is en dat haar netwerk onvoldoende in staat is gebleken het pgb verantwoord te beheren. Haar dochter zou haar met de administratie hebben geholpen, maar zij was bij de SVB niet als vertegenwoordiger aangemeld. Verder staat vast dat het beheer van het pgb gebrekkig is geweest, blijkend uit het feit dat de gedeclareerde zorg in de periode dat de waarnemingen zijn verricht niet aangetoond is. Verweerder heeft het pgb van eiseres daarom terecht omgezet naar ZIN.