ECLI:NL:RBNHO:2024:4716
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag indicatie banenafspraak wegens salaris boven minimumloon
Op 5 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had een aanvraag ingediend voor een 'indicatie banenafspraak', welke door verweerder op 23 oktober 2023 was afgewezen. Dit besluit werd bevestigd in een daaropvolgend besluit van 16 januari 2024, waartegen eiser beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 5 maart 2024 werd het verzoek behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter besloot onmiddellijk uitspraak te doen, omdat nader onderzoek niet nodig werd geacht.
De afwijzing van de aanvraag was gebaseerd op het feit dat eiser meer dan het minimumloon verdient. Verweerder stelde dat de wetgeving vereist dat iemand niet in staat is om het minimumloon te verdienen om in aanmerking te komen voor een indicatie banenafspraak. Eiser voerde aan dat zijn gezondheidssituatie niet voldoende was meegewogen, aangezien hij psychotische gevoeligheid heeft en eerder was opgenomen. Verweerder benadrukte echter dat de eis om onder het minimumloon te verdienen een harde voorwaarde is, waar niet van kan worden afgeweken.
De voorzieningenrechter concludeerde dat, aangezien eiser meer dan het minimumloon verdient, hij niet kan worden aangemerkt als arbeidsbeperkte en dus geen indicatie banenafspraak kan krijgen. De beroepsgronden van eiser werden verworpen, en het beroep werd ongegrond verklaard. Eiser kreeg geen terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.