ECLI:NL:RBNHO:2024:4715
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake indicatie banenafspraak zonder spoedeisend belang
Op 5 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een indicatie voor de banenafspraak had aangevraagd, maar wiens aanvraag door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen was afgewezen. De afwijzing vond plaats op basis van een besluit van 23 oktober 2023, dat in stand werd gehouden na bezwaar op 16 januari 2024. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 5 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. De verzoeker had aangegeven dat zijn arbeidsovereenkomst spoedig zou aflopen, maar de voorzieningenrechter stelde vast dat de verzoeker een WW-uitkering kon aanvragen, wat niet als spoedeisend werd beschouwd. Ook een lopende sollicitatieprocedure werd niet als voldoende spoedeisend belang gezien.
Daarnaast concludeerde de voorzieningenrechter dat, zelfs als er een spoedeisend belang zou zijn, de verzoeker geen sterke zaak had. Uit gegevens van Suwinet bleek dat de verzoeker meer dan het minimumloon kon verdienen, waardoor hij niet in het doelgroepregister kon worden opgenomen. De enkele verwijzing naar een verdrag van de Verenigde Naties werd niet als voldoende onderbouwing gezien. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tegen deze mondelinge uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.