ECLI:NL:RBNHO:2024:4715

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 492
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake indicatie banenafspraak zonder spoedeisend belang

Op 5 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een indicatie voor de banenafspraak had aangevraagd, maar wiens aanvraag door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen was afgewezen. De afwijzing vond plaats op basis van een besluit van 23 oktober 2023, dat in stand werd gehouden na bezwaar op 16 januari 2024. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 5 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. De verzoeker had aangegeven dat zijn arbeidsovereenkomst spoedig zou aflopen, maar de voorzieningenrechter stelde vast dat de verzoeker een WW-uitkering kon aanvragen, wat niet als spoedeisend werd beschouwd. Ook een lopende sollicitatieprocedure werd niet als voldoende spoedeisend belang gezien.

Daarnaast concludeerde de voorzieningenrechter dat, zelfs als er een spoedeisend belang zou zijn, de verzoeker geen sterke zaak had. Uit gegevens van Suwinet bleek dat de verzoeker meer dan het minimumloon kon verdienen, waardoor hij niet in het doelgroepregister kon worden opgenomen. De enkele verwijzing naar een verdrag van de Verenigde Naties werd niet als voldoende onderbouwing gezien. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tegen deze mondelinge uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/492
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 maart 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. L.A. Vromans).

Inleiding

1.1.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser om een ‘indicatie banenafspraak’ met het besluit van 23 oktober 2023 afgewezen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 16 januari 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder daarbij gebleven.
1.3.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld en tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.4.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen verzoeker en de gemachtigde van verweerder.
1.6.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Spoedeisend belang
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat daarvan geen sprake is bij verzoeker. Dat de arbeidsovereenkomst spoedig afloopt is niet een dergelijk belang, omdat verzoeker een WW-uitkering kan aanvragen. Een lopende sollicitatieprocedure is eveneens geen spoedeisend belang. De conclusie is dat er geen enkel spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
Inhoudelijk
3. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter verzoeker uitgelegd, dat ook al had hij een spoedeisend belang, verzoeker geen sterke zaak heeft. Uit de gegevens van Suwinet (de polisadministratie) blijkt immers dat verzoeker meer dan het minimumloon kan verdienen en daarom niet in het doelgroepregister kan worden opgenomen. De enkele verwijzing naar een verdrag van de Verenigde Naties kan verzoeker niet baten, omdat verzoeker niet onderbouwt of en in hoeverre dat in zijn zaak van toepassing is. Dus ook op inhoudelijke gronden wordt het verzoek afgewezen.
4. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2024 door mr. M. Jurgens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.