ECLI:NL:RBNHO:2024:4714
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake Bbz-uitkering wegens niet-levensvatbaarheid onderneming
Op 5 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek om verlenging van een Bbz-uitkering. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. N. Talhaoui, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, dat zijn aanvraag om verlenging van de Bbz-uitkering op 11 januari 2024 had afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld, waarbij ook de gemachtigde van de verweerder, mr. S. Dijkman Dulkes - Wan, aanwezig was.
De zaak draait om de levensvatbaarheid van de onderneming van verzoeker, die samen met zijn echtgenote een bedrijf had gestart en sinds 1 januari 2023 een Bbz-uitkering ontving. Na een onderzoek door Jupister, dat concludeerde dat de onderneming niet levensvatbaar was, heeft verweerder besloten de Bbz-uitkering niet te verlengen. Verzoeker betwistte de juistheid van dit rapport en stelde dat het besluit evident onrechtmatig was.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Hij stelde vast dat verzoeker al in augustus 2023 had moeten begrijpen dat de Bbz-uitkering eindig was en dat er geen evident onrechtmatig besluit was genomen. Het rapport van Jupister was goed gemotiveerd en verweerder had op goede gronden kunnen oordelen dat de onderneming niet levensvatbaar was. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, met de conclusie dat er geen spoedeisend belang was en dat gemeenschapsgeld niet uitgegeven moest worden aan een niet-levensvatbare onderneming.