In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. N. Abalhaj, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, vertegenwoordigd door mr. A. Slotboom en mr. R. Mulder-Lekkerkerker. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een toilet op de bovenverdieping van haar woning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), die aanvankelijk was afgewezen. Na bezwaar werd haar een toilet met Sanibroyeur op de bovenverdieping toegekend, maar eiseres was van mening dat deze voorziening niet de meest adequate en goedkoopste oplossing was. De voorzieningenrechter heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het college zorgvuldig onderzoek had gedaan naar de noodzaak van de toiletvoorziening en dat de aangeboden oplossing de goedkoopste adequate voorziening was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de medische adviezen en offertes van betrokken bedrijven voldoende onderbouwd waren en dat de bezwaren van eiseres niet opwegen tegen de conclusies van het college. De voorzieningenrechter wees ook het verzoek om schadevergoeding en het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was voor deze verzoeken. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.