ECLI:NL:RBNHO:2024:4708

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 2320
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning toiletvoorziening op bovenverdieping op basis van Wmo

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. N. Abalhaj, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, vertegenwoordigd door mr. A. Slotboom en mr. R. Mulder-Lekkerkerker. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een toilet op de bovenverdieping van haar woning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), die aanvankelijk was afgewezen. Na bezwaar werd haar een toilet met Sanibroyeur op de bovenverdieping toegekend, maar eiseres was van mening dat deze voorziening niet de meest adequate en goedkoopste oplossing was. De voorzieningenrechter heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het college zorgvuldig onderzoek had gedaan naar de noodzaak van de toiletvoorziening en dat de aangeboden oplossing de goedkoopste adequate voorziening was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de medische adviezen en offertes van betrokken bedrijven voldoende onderbouwd waren en dat de bezwaren van eiseres niet opwegen tegen de conclusies van het college. De voorzieningenrechter wees ook het verzoek om schadevergoeding en het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was voor deze verzoeken. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 23/2320 (beroep) en 23/2319 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 maart 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Abalhaj),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad

(gemachtigden: mr. A. Slotboom en mr. R. Mulder-Lekkerkerker).

Inleiding

1. Bij het primaire besluit van 1 april 2021 heeft verweerder onder meer, voor zover hier van belang, de aanvraag van eiseres voor een toilet op de bovenverdieping op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 17 maart 2023 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder alsnog een vast toilet met een Sanibroyeur op de bovenverdieping toegekend. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld (23/2320) en heeft een verzoek om voorlopige voorziening ingediend (23/2319).
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening op 12 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (telefonisch), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Met instemming van partijen is besloten de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening eveneens aan te houden. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld offertes te overleggen voor het plaatsen van een toilet in de badkamer. Partijen hebben die offertes overgelegd en hebben op elkaars offertes gereageerd.
1.4.
Geen van partijen heeft gebruik gemaakt van het recht op een nadere zitting. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek op 31 januari 2024 gesloten.
1.5.
Zoals ook met partijen besproken ter zitting beslist de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening alsmede op het beroep van eiseres daartegen.

Totstandkoming bestreden besluit

2.1.
Eiseres is alleenstaand en woont in een eengezinswoning met twee verdiepingen. Zij beschikt niet over een toilet op de bovenverdieping. Vanwege gezondheidsklachten moet eiseres ’s nachts een aantal keer naar het toilet, en zij is ook slecht ter been. De aanvraag van eiseres is in behandeling genomen naar aanleiding van haar brief van 16 april 2020 met daarin haar reactie op het ondersteuningsplan dat was opgesteld na het gesprek met eiseres in verband met haar verzoek om een herindicatie huishoudelijke ondersteuning en fysieke ondersteuning in de vorm van een traplift en een inklapbare elektrische scootmobiel op grond van de Wmo. Eiseres heeft in die brief onder meer vermeld:
“(…)
Wil graag boven een toilet./ik moet vaak midden in de nacht er uit om naar de toilet gaan, door mijn diabetes, zo 3 a 4 x per nacht. Over dag moet ik per half uur drie kwartier naar de toilet. Een Broyeur toilet zou goed zijn de aansluiting zit er al. (…)”.
2.2.
Verweerder heeft medisch advies gevraagd aan [adviesbureau] . In de rapportage van 15 april 2021 concludeert de arts van [adviesbureau] , voor zover van belang, dat uit de eerder verkregen medische informatie er geen medische stoornissen zijn die onbehandelbaar zijn en noodzaak vormen voor een toilet op de bovenverdieping. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
2.3.
In bezwaar heeft verweerder opnieuw medisch advies bij [adviesbureau] ingewonnen. De conclusie in het medisch advies van [adviesbureau] van 28 december 2021 is dat een medische noodzaak voor het plaatsen van een toilet op de bovenverdieping wel bestaat.
2.4.
Vervolgens heeft verweerder de firma [naam bedrijf 1] verzocht een offerte op te stellen voor een adequate oplossing. Op 21 februari 2022 is een offerte opgesteld voor de plaatsing van een staand toilet op de bovenverdieping met een Sanibroyeur voor een bedrag van € 2.495,28. Op 3 maart 2022 is een offerte uitgebracht voor een hangend toilet met een Sanibroyeur voor € 4.027,18.
2.5.
In het bestreden besluit is onder meer vermeld dat naar aanleiding van de bezwaren van eiseres over de offertes nogmaals contact is opgenomen met [naam bedrijf 1] . Beschreven is dat [naam bedrijf 1] , onder vermelding van de argumenten, erbij blijft dat de geoffreerde oplossing nog steeds geldt als de meest adequate oplossing. De beide eerdere offertes zijn aangepast ten aanzien van de prijs, respectievelijk op 22 februari 2023 voor € 2.838,41 en op 24 februari 2023 voor € 3.496,51. Vervolgens heeft verweerder beslist dat aan eiseres wordt toegekend een staand toilet met een externe Sanibroyeur in de kleine kamer waar de wasmachine staat conform de offerte van [naam bedrijf 1] van 22 februari 2023.
Tot slot is vermeld dat eiseres geen persoonsgebonden budget (pgb) wenst te ontvangen. Volgens verweerder is een staand toilet met een externe Sanibroyeur de goedkoopst adequate voorziening voor eiseres.
2.6.
In beroep heeft verweerder naar aanleiding van het besprokene ter zitting een offerte van [naam bedrijf 1] overgelegd van 22 juni 2023 voor het plaatsen van een normaal vast toilet in de badkamer waarvoor de kosten € 5.604,50 bedragen.

Standpunt eiseres in beroep

3. Volgens eiseres is de toegekende toiletvoorziening in de kleine kamer op de bovenverdieping niet de meest adequate en goedkoopste voorziening. Zij geeft hiervoor de volgende redenen.
In de kleine kamer heeft eiseres geen ruimte om zich rondom het toilet te verplaatsen. Er is ook geen ruimte om beugels te plaatsen, terwijl eiseres deze nodig heeft om zich omhoog te kunnen tillen.
Verder is de bestaande houten vloer in de kleine kamer om hygiënische redenen ongeschikt voor het plaatsen van zo’n toilet. Als er sanitaire ongelukjes gebeuren, trekt dit in het hout en gaat het stinken/rotten. Die vloer zal moeten worden verwijderd en vervangen door een pvc vloer. Daarnaast heeft eiseres last van chronische diarree, waardoor zij 4 à 5 rollen toiletpapier per dag gebruikt. Een Sanibroyeur kan dit niet verwerken, althans moet minimaal 600 watt zijn en voorzien van een terugslagklep. Tot slot heeft de woningbouwvereniging volgens eiseres geen toestemming gegeven voor de plaatsing van een Sanibroyeur in de kleine kamer en is de woningbouwvereniging niet tegen plaatsing van een toilet in de badkamer.
Eiseres stelt dat een zorg-doortrektoilet in de badkamer de meest adequate en goedkoopste voorziening is. De noodzaak hiervan blijkt uit het advies van [adviesbureau] . Hierin staat de chronische diarree en de noodzaak om zeer frequent te urineren uitdrukkelijk benoemd. Eiseres stelt dat de chronische diarree met name in de nacht optreedt, zodat zij daarvoor is aangewezen op een toilet op de bovenverdieping, waar zij ook slaapt. Ook blijkt de noodzaak van een zorg-doortrektoilet volgens eiseres uit de verklaring van de oedeem fysiotherapeut van 19 juni 2023 en de medische verklaring van de ergotherapeut van 7 mei 2021. In beroep heeft eiseres een offerte van de firma [naam bedrijf 2] overgelegd voor de plaatsing van een normaal toilet in de badkamer. Volgens [naam bedrijf 2] is dat mogelijk. De kosten hiervan bedragen € 2.020,-.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter beoordeelt het besluit tot toekenning van een staand toilet met een externe Sanibroyeur in de kleine kamer waar de wasmachine staat conform de offerte van [naam bedrijf 1] van 22 februari 2023.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar alle feiten en omstandigheden. Er is een medisch advies opgevraagd bij [adviesbureau] . Daaruit blijkt de medische noodzaak van een toiletvoorziening op de bovenverdieping. Vervolgens heeft [naam bedrijf 1] de situatie in de woning van eiseres op 21 februari 2022 bekeken en een offerte uitgebracht voor een toiletvoorziening zoals hiervoor onder 2.4. vermeld, en geconcludeerd dat dit de meest adequate en goedkoopste voorziening is. In de beslissing op bezwaar is [naam bedrijf 1] naar aanleiding van de bezwaren van eiseres om een nadere toelichting gevraagd, zoals vermeld is in de beslissing op bezwaar. Dat onvoldoende op de bezwaren van eiseres is ingegaan, volgt de voorzieningenrechter daarom niet.
7.1.
Het betoog van eiseres dat met het besluit geen sprake is van de goedkoopst adequate voorziening, slaagt niet.
De voorzieningenrechter volgt eiseres niet in de stelling dat het medisch noodzakelijk is dat er een hangtoilet met beugels of staand doortrektoilet waaronder gereinigd kan worden, geplaatst wordt. In het advies staat niets vermeld over het soort toilet. Verder leest de voorzieningenrechter, anders dan eiseres stelt, in de stukken van de oedeem fysiotherapeut en de ergotherapeut evenmin terug dat een zorg-doortrektoilet in de badkamer noodzakelijk is. Uit deze stukken volgt dat een toilet op de bovenverdieping noodzakelijk is, zodat eiseres tijdig bij het toilet is.
7.2.
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in het kleine kamertje, anders dan in de badkamer, onvoldoende ruimte heeft om zich te bewegen. Ook heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat het plaatsen van beugels naast het toilet in de kleine kamer niet mogelijk is. In de offerte van [naam bedrijf 1] is de plaatsing van toiletbeugels op de kleine kamer meegenomen. Op grond daarvan gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat plaatsing van toiletbeugels mogelijk is. De enkele stelling van eiseres dat dat niet past, is onvoldoende om anders te oordelen. Dat de vloer in de kleine kamer niet geschikt zou zijn voor een toilet, is de voorzieningenrechter evenmin gebleken. Het betreft een gladde vloer en volgens [naam bedrijf 1] volstaat deze vloer. Dat de bestaande vloer om hygiënische redenen niet geschikt zou zijn, volgt de voorzieningenrechter niet. Daarbij komt dat eiseres op grond van de Wmo eveneens hulp bij het huishouden ontvangt. Gelet hierop kan het toilet op de bovenverdieping, net als het toilet op de benedenverdieping, dan ook regelmatig schoongemaakt worden. Dat met die gebruikelijke schoonmaakwerkzaamheden niet kan worden volstaan, is niet nader onderbouwd.
7.3.
Eiseres voert aan dat een Sanibroyeur van minimaal 600 watt met een terugslagklep geplaatst moet worden. De voorzieningenrechter merkt op dat in de offerte van [naam bedrijf 1] van 22 februari 2023 apart een post voor een terugslagklep is opgenomen. Dat de Sanibroyeur op de offerte niet geschikt is omdat die de hoeveelheid toiletpapier die eiseres verbruikt niet kan verwerken, volgt de voorzieningenrechter niet. Daarvoor is de stelling dat zij 4 à 5 toiletrollen per dag gebruikt, onvoldoende. Nog daargelaten de vraag of die stelling juist is, nu dat niet valt te verifiëren, volgt daaruit nog niet dat zij die hoeveelheid volledig in de nacht gebruikt. Volgens de eigen stelling van eiseres moet zij per nacht 3 tot 4 keer naar het toilet. Bovendien ontbreekt een onderbouwing van de ongeschiktheid van de geoffreerde en voorgestelde Sanibroyeurs ten aanzien van de te verwerken kwantiteit toiletpapier.
7.4.
Nog afgezien van het hiervoor vermelde, kan ook anderszins een vast toilet in de badkamer niet als goedkoopst adequate voorziening worden aangemerkt. Daarvoor is onvoldoende de stelling dat de offerte van [naam bedrijf 2] voor een vast toilet in de badkamer voor een lager bedrag is uitgebracht dan de door [naam bedrijf 1] geoffreerde toiletvoorziening. Uit de nader opgestelde offerte van [naam bedrijf 1] volgt dat de kosten voor plaatsing van een normaal toilet in de badkamer € 5.604,50 bedragen. Dat [naam bedrijf 1] daarvoor niet bij eiseres thuis is geweest, volgt de voorzieningenrechter niet. [naam bedrijf 1] heeft op 21 februari 2022 voor de eerdere offerte ter plaatste de situatie bekeken. De benodigde informatie was al bekend. Verder heeft [naam bedrijf 1] aangegeven dat zij de verbouwing niet voor haar rekening wil nemen, omdat de maatvoering voor de buizen niet adequaat is en deze constructie veel onnodige en ingewikkelde aanpassingen vraagt. Eiseres heeft tegenover de offerte van [naam bedrijf 1] een offerte van [naam bedrijf 2] overgelegd met het bedrag € 2.020,-. De stelling van eiseres dat [naam bedrijf 2] wel een oplossing ziet voor het plaatsen van een vast toilet in de badkamer zonder ingrijpende aanpassingen, is echter onvoldoende onderbouwd. De voorzieningenrechter constateert, met verweerder, dat de offerte van [naam bedrijf 2] niet volledig is uitgewerkt. Op de offerte van [naam bedrijf 2] staat namelijk vermeld dat in de vermelde prijs een aantal posten niet zijn opgenomen, waaronder aanheelwerk, weghalen plafonds/koven, electravoorzieningen, timmerwerk en bouwkundige voorzieningen en het aanwerken van sleuven en sparingen. Uit de toelichting op de geoffreerde werkzaamheden van [naam bedrijf 2] , in de overgelegde mail van 18 oktober 2022, kan niet de conclusie worden getrokken dat van ingrijpende aanpassingen geen sprake is. De door eiseres overgelegde e-mail van de woningbouwvereniging uit 2014 met een opsomming van aanpassingen maakt dat niet anders. Die e-mail bevat onvoldoende concrete aanknopingspunten om daaruit af te leiden dat een vast toilet in de badkamer geen ingewikkelde bouwtechnische aanpassingen met zich brengt. De voorzieningenrechter ziet geen aanknopingspunten om aan de conclusie van [naam bedrijf 1] te twijfelen. Dat eiseres meer vertrouwen heeft in [naam bedrijf 2] dan in [naam bedrijf 1] , is daarvoor onvoldoende.
7.5.
Tot slot is de voorzieningenrechter niet gebleken dat de woningcorporatie geen toestemming geeft voor de plaatsing van een toilet met een Sanibroyeur in de kleine kamer. Dat volgt niet uit de overgelegde e-mail van 4 augustus 2023 van de woningbouwvereniging. Daarin staat alleen vermeld dat zij de voorkeur hebben voor een doortrektoilet in de badkamer en dat zij geen voorstander zijn van het plaatsen van een Sanibroyeur in het kleine slaapkamertje naast de wasmachine of in de badkamer. Ook is verder niet vermeld wat de redenen daarvoor zijn.
8. Al het hiervoor vermelde leidt tot de conclusie dat verweerder terecht heeft besloten tot toekenning van een staand toilet met een externe Sanibroyeur in de kleine kamer waar de wasmachine staat conform de offerte van [naam bedrijf 1] van 22 februari 2023 als de goedkoopst adequate voorziening voor eiseres.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
Omdat het beroep ongegrond is, wijst de voorzieningenrechter het verzoek van eiseres om schadevergoeding af.
10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af omdat daarvoor geen aanleiding bestaat gelet op het feit dat heden mede is beslist op het beroep.
11. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
-verklaart het beroep ongegrond;
-wijst het verzoek om schadevergoeding af;
-wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.