ECLI:NL:RBNHO:2024:4696

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
15/275823-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in vereniging na afspraak via datingapp Grindr

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld in vereniging. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 19 oktober 2023 te Berkhout, waar de verdachte samen met anderen een afspraak had gemaakt via de datingapp Grindr. De verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer, na hem te hebben opgehaald bij het treinstation, naar een afgelegen parkeerplaats langs de A7 gebracht. Daar werd het slachtoffer met geweld bedreigd en zijn mobiele telefoon en rugtas werden van hem afgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld. De verdachte heeft het feit bekend, maar de rechtbank sprak hem vrij van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op het gebruik van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding heeft geëist voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/275823-23 (P)
Uitspraakdatum: 14 mei 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 april 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. B. Rademacher, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.D. Renshof, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 oktober 2023 te Berkhout, gemeente Koggenland, althans in Nederland, op of aan de openbare weg, te weten parkeerplaats De Koggen (langs de
A7), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (Apple iPhone) en een rugtas met inhoud (onder andere meerdere pin-/bankpassen, een identiteitsbewijs, eau de toilette en een brillenkoker), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een afspraak/date te plannen met die [benadeelde] en hem vervolgens mee te nemen
naar een (afgelegen) parkeerplaats en/of
- hem daar, voorzien van bivakmuts, althans gezichtsbedekkende kleding, op te
wachten en/of
- aldaar onverhoeds die [benadeelde] in de auto in te sluiten door plaats te nemen achter
voornoemde [benadeelde] en/of bij/tegen het (bijrijders)portier te gaan staan, en/of
- ( vervolgens) een touw met (vecht)stokken om de nek van voornoemde [benadeelde] te
bewegen en/of houden, en/of
- voornoemde [benadeelde] te slaan en/of te schoppen, en/of
- een vuurwapen, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd van voornoemde [benadeelde]
te houden en daarbij te zeggen dat [benadeelde] maar beter zijn telefoon moest
(af)geven.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat een vuurwapen tegen het hoofd van aangever is gehouden, zodat de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Nu de verdachte het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
(..)
Het hiervoor vermelde proces-verbaal is in de wettelijke vorm opgemaakt door een persoon die daartoe bevoegd is en voldoet ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De rechtbank acht niet bewezen dat een vuurwapen tegen het hoofd van aangever is gehouden en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 19 oktober 2023 te Berkhout, gemeente Koggenland, op de openbare weg, te weten parkeerplaats De Koggen (langs de
A7), tezamen en in vereniging met anderen een mobiele telefoon (Apple iPhone) en een rugtas met inhoud (onder andere meerdere pin-/bankpassen, een identiteitsbewijs, eau de toilette en een brillenkoker), die aan [benadeelde] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:
- een afspraak/date te plannen met die [benadeelde] en hem vervolgens mee te nemen naar een (afgelegen) parkeerplaats en
- hem daar, voorzien van bivakmuts op te wachten en
- aldaar onverhoeds die [benadeelde] in de auto in te sluiten door plaats te nemen achter voornoemde [benadeelde] en tegen het bijrijdersportier te gaan staan, en
- vervolgens een touw met (vecht)stokken om de nek van voornoemde [benadeelde] te bewegen en
- voornoemde [benadeelde] te slaan en te schoppen, en
- een hard voorwerp, tegen het hoofd van voornoemde [benadeelde] te houden en daarbij te zeggen dat [benadeelde] maar beter zijn telefoon moest (af)geven.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van drie jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. Verder heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met het feit dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven en hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk acht de raadsvrouw primair passend, gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de opgelegde straffen in soortgelijke zaken. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 56 dagen voorwaardelijk op te leggen. De raadsvrouw heeft tot slot verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen, zodat de verdachte kan worden opgenomen bij Exodus.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Hij heeft samen met zijn mededaders via een datingapp een afspraak gemaakt met het slachtoffer. De verdachte heeft het slachtoffer ’s avonds opgehaald bij het treinstation in Hoorn en heeft hem vervolgens meegenomen naar een afgelegen parkeerplaats langs de A7 waar de zeven mededaders hen stonden op te wachten. Eenmaal op de parkeerplaats aangekomen, kwamen twee van de mededaders met bivakmutsen op tevoorschijn. Eén van hen stapte achterin de auto en de ander ging naast het bijrijdersportier staan. Het slachtoffer kreeg een touw om zijn nek en werd geslagen en geschopt. Daarbij hebben de verdachte en zijn mededaders de telefoon en een rugzak met inhoud van het slachtoffer gestolen. Het is het slachtoffer uiteindelijk gelukt om de auto uit te vluchten. Het spreekt voor zich dat de handelwijze van de verdachte en zijn mededaders een bijzonder angstige ervaring voor aangever moet zijn geweest en dat hij hier nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid door zal ervaren. Uit de indrukwekkende verklaring die het slachtoffer ter zitting heeft voorgelezen en de toelichting op zijn vordering tot schadevergoeding blijkt ook wel dat daarvan sprake is. Daarnaast heeft het slachtoffer door het geweld dat is gebruikt fors letsel opgelopen, waaronder een gebroken vinger, waar hij nog altijd fysieke beperkingen van ondervindt. Hij is tot op heden niet in staat om zijn werkzaamheden uit te voeren.
Kortom, het slachtoffer is op doortrapte wijze in de val gelokt en de verdachte heeft zich totaal niet bekommerd om de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank houdt in het nadeel van de verdachte bovendien rekening met het feit dat hij (naar eigen zeggen) zijn slachtoffer doelbewust heeft uitgekozen omdat deze deel uitmaakt van de groep mannen die via een datingapp een afspraak denkt te maken met een andere man. Strafbare feiten als deze geven blijk van ontoelaatbare intolerantie en vergroten de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie van 20 maart 2024), waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake van een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Gelet hierop moet de verdachte als ‘first offender’ worden aangemerkt.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 21 december 2023 van [reclasseringswerker] als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland. In dit rapport wordt geadviseerd om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met het slachtoffer, dagbesteding en het verlenen van medewerking aan het begeleidingstraject van de verschillende wijkteams.
Conclusie
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, zal de rechtbank bij het bepalen van de straf geen aansluiting zoeken bij de LOVS oriëntatiepunten voor een straatroof met licht geweld, nu het bewezenverklaarde feit een ernstiger feit is, onder meer gelet op het planmatige karakter, het toegepaste geweld waarbij fors letsel is toegebracht en de omstandigheid dat het feit in vereniging is gepleegd.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en het leed en fysieke letsel dat de verdachte het slachtoffer heeft toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten zes maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten: een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met het slachtoffer, dagbesteding en het verlenen van medewerking aan het begeleidingstraject van de verschillende wijkteams.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De vordering
De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 9.575,-ingediend tegen de verdachte wegens materiële- en immateriële schade die hij als gevolg van ten laste gelegde feit zou hebben geleden, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is ter terechtzitting gewijzigd, in die zin dat de vordering tot schadevergoeding is verhoogd tot een totaalbedrag van € 9.611,-. De gestelde immateriële schade bedraagt € 7.500,-, inclusief wettelijke rente. De gestelde materiële schade bestaat uit het eigen risico (€ 350,-), geneesmiddelen (€ 25,-), douche- en gipshoes (€ 65,-), reiskosten (ter terechtzitting gewijzigd naar een bedrag van € 151,-), verplaatste schade (€ 250,-), telefoon (€ 768,-), kleding/schoenen (€ 62,-) en een bril (€ 440, ).
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering ten aanzien van de geneesmiddelen, reiskosten, verplaatste schade, kleding/schoenen en bril niet-ontvankelijk te verklaren wegens het gebrek aan onderbouwing. Subsidiair heeft zij ten aanzien van de reiskosten en de bril verzocht het bedrag te matigen. Verder heeft zij opgemerkt dat er geen wettelijke rente is gevorderd over de materiële schadeposten. Wat betreft de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat dit bedrag te hoog is in vergelijking met soortgelijke zaken. Een bedrag van hooguit € 2.500,- acht zij billijk. Vanwege het ten laste gelegde medeplegen heeft zij verzocht om de vordering hoofdelijk toe te wijzen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade, voor zover dit ziet op de posten van het eigen risico (€ 350,-), geneesmiddelen (€ 25,-), aanschaf van douche- en gipshoes (€ 65,-), reiskosten (tot € 150,50), telefoon (€ 768,-), de inbeslaggenomen kleding/schoenen (€ 62,-) en de bril (€ 440,-), rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit en voldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de overige gestelde materiële schade, te weten de verplaatste schade, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering, aangezien deze onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank maakt ten aanzien van de post ‘geneesmiddelen’ gebruik van haar schattingsbevoegdheid, aangezien aannemelijk is dat de benadeelde partij pijnstillers heeft moeten aanschaffen. Voor de post ‘reiskosten’ geldt dat aannemelijk is dat de benadeelde partij naar het ziekenhuis in Hoorn heeft moeten reizen in verband met het bij het bewezenverklaarde feit opgelopen letsel. Indien de bedragen over de drie verschillende periodes (die in de bijlagen bij de vordering worden genoemd) worden opgeteld, betreft dit een bedrag van € 150,50 aan reiskosten.
Gelet op het lichamelijk letsel dat de benadeelde partij heeft opgelopen en gelet op de onderbouwing van de vordering alsmede de aard en ernst van de normschending is voldoende vast komen te staan dat hij immateriële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank komt vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een mededader dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal niet bepalen dat de toegekende bedragen moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente, nu de benadeelde partij deze wettelijke rente niet heeft gevorderd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
driejaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de verdachte zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd tussen 09.00 en 12.00 uur meldt bij de bureaudienst van Reclassering Alkmaar op het adres Drechterwaard 102 of na uitnodiging van de reclassering. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • de verdachte meewerkt aan een intake, diagnostiek en, indien hieruit voortvloeit, een behandeling bij De Waag, de forensische poli van de ggz Noord-Holland Noord, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • de verdachte meewerkt aan een intake bij Stichting Exodus, Vast & Verder of soortgelijke verblijfszorg, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • de verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met het
slachtoffer [benadeelde] (geboren op [geboortedatum 2]), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • de verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • de verdachte zijn medewerking verleent aan het begeleidingstraject van de verschillende wijkteams die momenteel reeds betrokken zijn bij de casus, namelijk de jeugd en gezinscoach van de gemeente Heerhugowaard en de wijkteammedewerkers WMO van de gemeente Hollands Kroon.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Benadeelde partij
Wijst hoofdelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde]geleden schade tot een bedrag van
€ 6.860,50, bestaande uit € 1.860,50 als vergoeding voor de materiële schade en € 5.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, de verdachte in zoverre van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.860,50, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 69 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rigter, voorzitter,
mrs. E.C. Smits en S. van Excel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Snelder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 mei 2024.