ECLI:NL:RBNHO:2024:4694

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 94
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van ongeldigverklaring rijbewijs na negatief afloopbericht EMG-cursus

Op 1 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening naar aanleiding van de ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verzoeker, die was gebaseerd op een negatief afloopbericht van de Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG). De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het CBR op 26 april 2023 de verzoeker had verplicht om de EMG-cursus te volgen. Na het ontvangen van een negatief afloopbericht op 20 december 2023, waarin werd vermeld dat de verzoeker zich vervelend had gedragen en niet had meegewerkt, heeft het CBR op 21 december 2023 het rijbewijs ongeldig verklaard.

De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze ongeldigverklaring en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 1 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De gemachtigde van de verzoeker stelde dat de gedragingen die tot de ongeldigverklaring hebben geleid onvoldoende waren onderbouwd. De voorzieningenrechter concludeerde dat het CBR niet voldoende had aangetoond welke specifieke gedragingen van de verzoeker als verstoring van het groepsproces waren aangemerkt. Hierdoor was er onvoldoende grond voor de ongeldigverklaring van het rijbewijs.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van het CBR geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is bepaald dat het CBR het griffierecht en de proceskosten aan de verzoeker moet vergoeden. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 1.750,00, gebaseerd op de rechtsbijstand door de gemachtigde van de verzoeker. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/94
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 februari 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.P. Kuijper),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder
(gemachtigde: drs. M.M. van Dongen).

Inleiding

1.1.
Bij besluit van 26 april 2023 heeft verweerder verzoeker verplicht een cursus over verantwoord rijgedrag te volgen (de Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer, EMG).
1.2.
Op 20 december 2023 heeft verweerder een afloopbericht van de cursusleider ontvangen. Het resultaat is negatief. De toelichting luidt:
“20-12 veel moeten waarschuwen in EMG 2 had ook nu weer zijn boekje niet bij zich.. Vervelend aanwezig in groepsproces in EMG 2”
1.3.
Vervolgens heeft verweerder met het besluit van 21 december 2023 het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard.
1.4.
Verzoeker heeft daartegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.5.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.
1.7.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe.
3. De voorzieningenrechter heeft op de zitting de vraag aan de orde gesteld welke van de door de cursusleiders beschreven gedragingen door verweerder zijn aangemerkt als het verstoren van het groepsproces. In de toelichting van de cursusleiders staan namelijk zowel kwalificaties van gedragingen als feitelijke beschrijvingen.
4. Gemachtigde van verweerder heeft daarop aangegeven dat hij in de e-mails van de cursusleiders geen feitelijke beschrijvingen ziet van gedragingen die het groepsproces hebben verstoord. Gemachtigde heeft daarbij aangegeven dat het niet meewerken aan de cursus ook op andere gronden gestoeld kan worden dan op verstoring van het groepsproces en dat mogelijke gebreken in de motivering bij de beslissing op bezwaar hersteld kunnen worden.
5. De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande, nu het bestreden besluit slechts als grondslag heeft verstoring van het groepsproces, aanleiding voor het toewijzen van het verzoek.
6. Weliswaar bestaat de mogelijkheid om in bezwaar gebreken in het besluit te herstellen, maar wat de uitkomst van de bezwaarprocedure zal zijn is onzeker. De belangen van verzoeker om over zijn rijbewijs te beschikken wegen in dit geval zwaarder dan de belangen van verweerder welke zijn gelegen in de verkeersveiligheid.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 21 december 2023 is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet verweerder het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Daarom krijgt verzoeker ook een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,00. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,00 aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,00 aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2024 door mr. M. Jurgens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.