In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die een bijstandsuitkering had aangevraagd. De aanvraag was eerder afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, omdat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat zij haar hoofdverblijf in de gemeente Velsen had. Verzoekster had eerder haar recht op bijstand op grond van de Participatiewet (PW) zien ingetrokken per 3 maart 2023, omdat zij geen gevraagde gegevens had ingeleverd. Na een aantal afwijzingen van haar aanvragen om bijstand, heeft verzoekster verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij in een onzekere woonsituatie verkeerde.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende onderzoek is verricht door verweerder naar de woonsituatie van verzoekster. Er zijn geen controles uitgevoerd om vast te stellen waar verzoekster haar hoofdverblijf had, en er is geen nadere informatie ingewonnen bij buren of andere betrokkenen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er gronden zijn voor het toekennen van een voorschot op basis van een daklozenuitkering, zodat verzoekster in de tussentijd kan worden ondersteund terwijl er verder onderzoek plaatsvindt naar haar woonsituatie.
De voorzieningenrechter heeft besloten dat verweerder verzoekster met ingang van 19 december 2023 voorschotten moet betalen naar de norm van dak- en thuislozen, en dat verweerder ook het griffierecht en proceskosten aan verzoekster moet vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging en het uitvoeren van adequaat onderzoek in dergelijke zaken.