ECLI:NL:RBNHO:2024:4671

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
C/15/341724 / HA ZA 23-386
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen door gastouderbureau en Veilig Thuis in relatie tot ouders van een driejarig kind

In deze zaak hebben de ouders van een driejarig kind, aangeduid als [eisers], een rechtszaak aangespannen tegen de eigenaar van een gastouderbureau, aangeduid als [gedaagde], en Veilig Thuis, naar aanleiding van een melding van vermoedelijk seksueel misbruik van hun kind. De rechtbank heeft op 1 mei 2024 geoordeeld dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen door de gastouder of Veilig Thuis. De gastouder heeft de verplichte meldcode gevolgd en er is geen onjuiste voorstelling van zaken gegeven in de melding. Veilig Thuis heeft binnen de wettelijke kaders en het geldende handelingsprotocol het onderzoek uitgevoerd. De rechtbank heeft de vorderingen van de ouders afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan beide gedaagden. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van professionals in de kinderopvang en de procedures die gevolgd moeten worden bij vermoedens van kindermishandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/341724 / HA ZA 23-386
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats],
eisers,
advocaat mr. C.M. Sent te Amsterdam,
tegen
1. de stichting
STICHTING VEILIG THUIS [gemeente] (IN LIQUIDATIE),
gevestigd te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. B.T.A. Visser te Zwaagdijk-Oost,
2.
[gedaagde], H.O.D.N. [bedrijf],
wonende te Leeuwarden,
gedaagde,
advocaat mr. L. van Gilst te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser 1] en [eiser 2] (gezamenlijk: [eisers]) en Veilig Thuis en [gedaagde] (gezamenlijk: Veilig Thuis c.s.) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 november 2023
  • de akte overlegging nadere producties met producties 28 t/m 53 van de zijde van [eisers]
  • de mondelinge behandeling van 26 maart 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft
bijgehouden
  • de spreekaantekeningen van mr. Sent namens [eisers]
  • de spreekaantekeningen van mr. Van Gilst namens [gedaagde]
  • de pleitnotities van mr. Visser namens Veilig Thuis
  • de verklaring van [eiser 2]
  • de verklaring van [eiser 1].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De zaak in het kort
2.1.
Deze zaak draait om de vraag of de eigenaar van een gastouderbureau en/of Veilig Thuis onrechtmatig tegenover de ouders van een driejarig kind hebben gehandeld door een onjuiste of onzorgvuldige werkwijze te hanteren bij het melden van een vermoeden van seksueel misbruik van het kind en het doen van onderzoek naar aanleiding van deze melding. De rechtbank oordeelt dat van onrechtmatig handelen geen sprake is. De gastouder heeft bij het doen van de melding de voor professionals verplichte meldcode gevolgd en in de melding is niet een onjuiste voorstelling van zaken gegeven. Veilig Thuis heeft binnen de wettelijke kaders en het geldende handelingsprotocol het onderzoek uitgevoerd. De rechtbank wijst de vorderingen daarom af.

3.Feiten

3.1.
[eisers] zijn de ouders van [minderjarige], geboren op [geboortedatum].
3.2.
[gedaagde] heeft sinds 2010 een gastouderbureau dat bemiddelt tussen ouders die opvang voor hun kind(eren) zoeken en personen die kinderen willen opvangen (gastouders).
3.3.
Vanaf 2016 verzorgde mevrouw [betrokkene 1] (hierna: de gastouder) als gastouder de kinderopvang van [minderjarige]. De gastouder heeft zich in 2018 bij het gastouderbureau van [gedaagde] aangesloten. De opvang van [minderjarige] was eerst drie dagen per week en vanaf 2019 twee dagen per week.
3.4.
Op 17 september 2019 meent de gastouder (vanuit de keuken) [minderjarige] gehoord te hebben zeggen:
Au, je doet me pijn. Ik wil dit niet!De gastouder is gaan kijken wat er aan de hand was en heeft vervolgens een beeldopname gemaakt van het gedrag van [minderjarige]. Op de beelden is te zien dat [minderjarige] op een pop ligt en met haar heupen op en neer beweegt. Tijdens de opname heeft de gastouder een aantal vragen aan [minderjarige] gesteld, waarna zij [minderjarige] ook heeft gevraagd om er een tekening over te maken. [minderjarige] heeft daarna een tekening gemaakt.
3.5.
Diezelfde avond heeft de gastouder telefonisch contact opgenomen met [gedaagde] om het waargenomen gedrag van [minderjarige] te bespreken. Eén dag later heeft [gedaagde] de gastouder persoonlijk bezocht, mede om de beeldopname en de tekening te bekijken.
3.6.
Op 19 september 2019 heeft [gedaagde] telefonisch advies gevraagd bij Veilig Thuis, vestiging Leeuwarden. [gedaagde] werd geadviseerd een melding te maken als zij dacht dat het kind direct gevaar liep, en zo niet, dan werd haar aangeraden het stappenplan van de meldcode te volgen. [gedaagde] heeft besloten tot het laatste.
3.7.
Op 19 september 2019 in de avond hebben de gastouder en [gedaagde] een gesprek met [eisers] gevoerd waarin zij hun zorgen over (het gedrag van) [minderjarige] hebben gedeeld. Daarbij is ook de beeldopname van [minderjarige] aan [eisers] getoond.
3.8.
Op 23 en 24 september 2019 heeft [gedaagde] telefonisch contact gehad met de gastouder over hoe de afgelopen dagen van opvang zijn verlopen. De gastouder vertelde toen dat [minderjarige] op 24 september 2019 tweemaal seksueel getint gedrag had laten zien.
3.9.
Op 2 oktober 2019 heeft [gedaagde] een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis.
Veilig Thuis is het regionale advies- en meldpunt bij (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling voor gemeenten in de regio Noord-Holland. In deze melding zijn zorgen geuit over de door [minderjarige] bij de gastouder vertoonde (seksuele) gedragingen die mogelijk kunnen duiden op seksueel misbruik (hierna: de melding).
3.10.
In de melding staat, voor zover van belang:
Welke zorgen heeft u; wat heeft u wanneer gezien of gehoord? (…)
Op dinsdag 17 september 2019 heeft de gastouder een moment vastgelegd met haar telefoon waarbij [minderjarige] in de kamer met een grote babypop de geslachtsdaad beoefent als zijnde de manspersoon. Waarbij ze een fanatisme laat zien in haar bewegingen maar ook een vorm van onderdrukking omdat ze tijdens dit moment ook een keer op de pop gaat staan met haar voeten. [minderjarige] neemt ook het woord pijn een aantal keer in de mond. Dit voorafgaand aan het filmen evenals achteraf bij het maken van een tekening. Deze opname is in het bezit van de gastouder evenals bij ouders. Uitgeschreven gastouder-observatie zit in de bijlage. Zo ook tekening van [minderjarige].
Later in de middag wanneer de vader [minderjarige] komt ophalen sluit zij zichzelf op in de wc en wil de deur niet open maken. De gastouder moet haar vanaf de andere kant van de deur bevrijden met een schroevendraaier.
(…)
Op 23 september 2019 komt [minderjarige] naar de gastouder. [minderjarige] heeft weer een pop mee. (…) Tijdens het spel met de pop en een ander kind tijdens de opvang hoort de gastouder [minderjarige] zeggen terwijl ze de pop uitkleed ‘uit de gaatjes komt zaad’
Op 24 september toont [minderjarige] 2x seksuele handelingen. In het eerste geval raakt ze ook haar eigen vagina aan. Hier zijn beelden van gemaakt door de gastouder. In het tweede geval lijkt [minderjarige] een handeling van masturberen met haar handen en mond na te bootsen.
Observatie in de bijlage.
(…) Indien u als professional betrokken bent bij het (gezins)systeem, kunt u eveneens bespreken hoe u de stappen van de meldcode toegepast heeft.
Op dinsdag 17 september kreeg ik ’s avonds het bericht van de gastouder met de vragen te bellen i.v.m. iets dat ze bij [minderjarige] had waargenomen en waar ze erg van was geschrokken. Dit voorval hebben we besproken.
Op woensdag 18 september heb ik de gastouder bezocht en heb ik de opname en de tekening bekeken.
Op donderdag 19 september heb ik advies gevraagd bij Veilig Thuis in Leeuwarden.
Op de avond van 19 september hebben gastouder en ikzelf een gesprek gehad met de ouders, (…). We hebben het geconstateerde besproken en de opname laten zien.
Op maandag 23 september heb ik de ouders een mail gestuurd met de vraag hoe het met hen gaat en heb ik hen doorverwezen naar de huisarts, veilig thuis of de GGD [plaats]. Op de avond van maandag 23 en 24 september heb ik telefonisch contact met de gastouder over hoe de dagen van opvang zijn verlopen.
Op donderdag 26 september belt moeder mij en later die dag krijg ik ook een mail van de moeder (later meer hierover). Die avond heb ik weer contact met de gastouder om de mail en het telefoontje te bespreken.
Vrijdag 27 september heb ik advies gevraagd bij een aandacht-functionaris en heeft de gastouder contact gehad met haar eigen huisarts voor advies. Na opnieuw overleg tussen gastouder en mijzelf besluit ik een melding te doen en te bellen met Veilig Thuis [gemeente]. Zij hebben na intern overleg met een vertrouwensarts mij het advies gegeven om een melding te doen en hiervan de ouders op de hoogte te brengen.
Wat bemoeilijkt de situatie om tot verbetering te komen? (…)
Het lijkt of ouders de ernst van wat er speelt niet inzien of willen inzien. Ouders lijken niet adequaat te reageren en niet in te gaan op het advies wat ik hen heb aangeraden.
Wat hoopt u te bereiken met de melding? Wat hoopt u dat het de betrokkenen/gezinsleden oplevert?
Veiligheid voor [minderjarige] en dat er onderzocht gaat worden of er sprake kan zijn van seksueel misbruik. Ondersteuning van de ouders hierbij.
Heeft u zorgen, en uw besluit te melden, besproken met betrokkene(n) (…)?
X ja, met:
X Betrokkene (1) reactie:Vader; (…) Vader zegt na afloopt van de beelden geschrokken te zijn. (…) Verder zegt hij niet veel tijdens het gesprek. Toont geen emoties en heeft niet veel vragen. (…) Na dit gesprek heb ik geen contact meer met de vader gehad.
X betrokkene (2) reactie:Moeder; (…)
Op dinsdag 24 september belt moeder mij en geeft aan besproken te hebben met diverse specialisten (noemt geen namen of organisaties) over [minderjarige] en dat ze de tekening hebben laten analyseren en dat ze tot de conclusie is gekomen dat het gedrag van [minderjarige] volledig normaal is en dat ze het zelf in de gaten gaan houden. (…)
Verder geeft moeder aan dat ze bij [minderjarige] in de afgelopen periode geen gedragsveranderingen hebben gezien. (dit is niet correct, zie aanvullende informatie onder deze kolom). Wanneer ik vraag naar de psycholoog die bij hen thuis gaat komen en of ze deze zaken ook met haar gaat bespreken geeft moeder aan dit misschien wel te doen maar niet als hoofdonderwerp. Wanneer ik aangeef om toch ook, seksueel misbruik, niet bij voorbaat uit te sluiten en vraag of moeder contact heeft opgenomen met de organisaties waar ik hen op heb gewezen zegt moeder dat ze dat niet nodig vind.
3.11.
Naar aanleiding van de melding heeft Veilig Thuis onderzoek verricht. Conform het plan van aanpak heeft de dienst Onderzoek de volgende maatregelen genomen:
  • het opstellen van het acute veiligheidsplan;
  • het laten uitvoeren van een diagnostisch onderzoek door Kinder & Jeugdtraumacentrum (KJTC), waaronder een top-teen onderzoek;
  • het inzetten van ambulante spoedhulp (ASH);
  • het treffen van veiligheidsvoorwaarden (het vier-ogenprincipe).
3.12.
Op 10 oktober 2019 heeft het top-teen onderzoek plaatsgevonden. Eén dag later is, met toestemming van [eisers], de ASH ingezet.
3.13.
Op 11 november 2019 heeft de crisiszorg (ASH) een eindverslag opgesteld. De uitkomst van het hulpverleningstraject is dat de zorgen over de veiligheid bij de aanmelding zijn verminderd. De ASH medewerker heeft geen signalen van onveiligheid in de thuissituatie waargenomen en de crisis is opgeheven. Vervolghulp werd niet nodig bevonden.
3.14.
[eisers] hebben daarop een kort geding procedure gestart tot opheffing van het vier-ogen principe. De mondelinge behandeling heeft op 13 november 2019 plaatsgevonden.
Bij vonnis van 20 november 2019 heeft de voorzieningenrechter Veilig Thuis bevolen de toepassing van het vier-ogen beleid in de thuissituatie in het onderzoek naar aanleiding van de melding over [minderjarige] per direct te stoppen.
3.15.
Bij e-mail van 10 maart 2020 heeft Veilig Thuis aan KJTC bericht:
Ondanks meerdere verzoeken van mijn kant aan jullie om de onderzoeksresultaten van [minderjarige] kenbaar te maken, heb ik nog altijd geen reactie van jullie mogen ontvangen. Dit spijt mij zeer, vooral richting de ouders van [minderjarige]. Op dit moment staat het Veilig Thuis dossier nog altijd open en kan ik deze niet sluiten zolang de onderzoeksresultaten niet bekend zijn. Ik kan ouders nu niet berichten óf en welke eventuele vervolgstappen er wel/niet genomen gaan worden door Veilig Thuis. Het dossier is van oktober 2019. Het duurt veel te lang.
3.16.
Op 16 maart 2020 heeft KJTC een onderzoeksverslag opgesteld met daarin de resultaten van het diagnostisch onderzoek. In dit onderzoeksverslag staat, voor zover van belang:
Vanuit de observaties naar de gedragingen van [minderjarige] zijn tijdens het onderzoek geen zorgelijke signalen gezien. (…) [minderjarige] is op dit moment in haar ontwikkeling niet in staat de open vragen te beantwoorden die horen bij een diagnostisch gesprek, of gesproken toelichting te geven op haar antwoorden en haar spel. (…) Als meer verbale informatie van [minderjarige] gewenst wordt, zodat alsnog beter zicht kan worden verkregen op de beleving en ervaring van [minderjarige] m.b.t. aanraking en lichamelijk contact, dan kan wat onderzoek betreft dit over ongeveer een jaar nogmaals geprobeerd worden. De verwachting is dat het niet zinvol is om een gesprek met [minderjarige] binnen het tijdsbestek van een jaar opnieuw te doen.
We maken ons om [minderjarige] op dit moment, met alles wat we nu gezien en gehoord hebben, niet wezenlijk meer zorgen dan om andere kinderen. Er zijn tijdens het onderzoek geen gedragingen gezien die als zorgelijk worden gezien.
3.17.
Vervolgens hebben de ouders van [minderjarige] drie weken de tijd gekregen om op het onderzoeksverslag van KJTC te reageren, waarna het verslag met de reactie van de ouders aan Veilig Thuis is gestuurd. Bij e-mail van 28 april 2020 heeft Veilig Thuis aan [eisers] laten weten dat het onderzoek wordt gesloten. In het dossier staat dat de gemelde zorgen niet bevestigd, noch ontkracht zijn.
3.18.
Bij brief van 10 november 2020 hebben [eisers] [gedaagde] aansprakelijk gesteld. [gedaagde] heeft bij brief van 1 december 2020 gereageerd en iedere aansprakelijkheid afgewezen.

4.Het geschil

4.1.
[eisers] vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat Veilig Thuis en [gedaagde], ieder voor zich en gezamenlijk tegenover [eisers] onrechtmatig hebben gehandeld, en dientengevolge aansprakelijk zijn [door]:
a. een onjuiste of onzorgvuldige werkwijze te hanteren door feiten op een niet objectieve, althans onvoldoende feitelijke manier op schrift te stellen dan wel te verwerken en op onzorgvuldige wijze de melding van de gastouder op eigen wijze te interpreteren, althans hieraan invulling te geven in strijd met de daartoe geldende richtlijnen zoals vermeld op het meldingsformulier;
b. het niet of onvoldoende herkennen van gebrek aan objectiviteit bij waarnemingen, althans deze waarnemingen niet of onvoldoende te verifiëren;
c. het niet of onvoldoende betrekken van informatie die de verdenking seksueel misbruik tegenspreekt, althans rapporten van door eisers geraadpleegde deskundigen niet te betrekken in het proces om tot opgelegde maatregelen of andere handelingen te komen;
II. Veilig Thuis c.s. (ieder afzonderlijk en gezamenlijk) te veroordelen in de redelijke en evenredige kosten van deze procedure, te voldoen binnen twee werkdagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de derde werkdag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling; en
III. Veilig Thuis c.s. (ieder afzonderlijk en gezamenlijk) te veroordelen tot vergoeding van de schade zoals deze is geleden door [eisers], beiden zelfstandig en in hun hoedanigheid als gezaghebbende ouders.
4.2.
[eisers] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat zowel Veilig Thuis als [gedaagde] onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig hebben gehandeld door enkel en alleen af te gaan op een eenzijdige verklaring van de gastouder die op geen enkele wijze door deskundigen of door nader onderzoek is bevestigd. Dit onrechtmatig handelen heeft geresulteerd in materiële en immateriële schade bij [eisers] Veilig Thuis c.s. zijn aansprakelijk voor deze schade, welke schade nader bij staat moet worden opgemaakt.
4.3.
Veilig Thuis en [gedaagde] voeren afzonderlijk verweer en concluderen beiden tot niet ontvankelijk verklaring van [eisers] in hun vorderingen, althans tot afwijzing van de vorderingen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Stichting Veilig Thuis [gemeente] (in liquidatie)

5.1.
De dagvaarding vermeldt dat Stichting Veilig Thuis [gemeente] in liquidatie verkeert. Ter zitting heeft Veilig Thuis toegelicht dat voornoemde stichting in 2023 al is geliquideerd en dat feitelijk in deze procedure is verschenen Veilig Thuis als onderdeel van de Veiligheidsregio [gemeente]. Tussen partijen is niet in geschil dat [eisers] die partij hebben willen dagvaarden. Aan de onjuiste benaming van Veilig Thuis in de dagvaarding zal de rechtbank daarom niet het rechtsgevolg van niet-ontvankelijkheid verbinden. De rechtbank zal Stichting Veilig Thuis [gemeente] dan ook lezen als: Veilig Thuis als onderdeel van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio [gemeente], een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid.
Onrechtmatig handelen
5.2.
De rechtbank moet beoordelen of Veilig Thuis en/of [gedaagde] onrechtmatig hebben gehandeld in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van onrechtmatig handelen. De rechtbank zal dit hierna toelichten. Eerst gaat de rechtbank in op de verwijten van [eisers] tegenover [gedaagde] en daarna beoordeelt de rechtbank de beschuldigingen ten opzichte van Veilig Thuis.
[gedaagde]
5.3.
Als uitgangspunt bij de beoordeling van het handelen van [gedaagde] geldt de Wet verplichte meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling (hierna: de meldcode). De meldcode is onder meer verplicht voor professionals in de kinderopvang en bedoeld voor (vermoedens van) fysiek, psychisch of seksueel geweld en verwaarlozing. De meldcode bestaat uit een stappenplan met vijf stappen die professionals helpen vanaf het moment van signaleren tot het besluit over het al of niet doen van een melding bij Veilig Thuis.
De vijf stappen uit de meldcode zijn:
het in kaart brengen van signalen met behulp van de signalenkaart
overleggen met een deskundig collega of indien nodig met Veilig Thuis
in gesprek gaan met de betrokkene(n) om zorgen te bespreken
een afweging maken van de ernst van de situatie
een beslissing nemen: is melden nodig?
5.4.
Of een melding onrechtmatig is, hangt af van de hoedanigheid van de melder en de zorgvuldigheid die de melder bij zijn beoordeling om een melding te doen in acht heeft genomen. Voorkomen moet worden dat een melding lichtvaardig wordt gedaan. Het opzettelijk doen van een valse melding is zonder meer onrechtmatig. Voor een professional is het doen van een melding bovendien onrechtmatig indien bij de beoordeling of een melding wordt gedaan niet de zorgvuldigheid is betracht die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam professional mag worden verwacht. Hierbij geldt dat de professional die een voor zijn professie toepasselijk(e) protocol of meldcode correct heeft gevolgd, in beginsel de zorgvuldigheid van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot in acht heeft genomen.
5.5.
[eisers] verwijten [gedaagde] in de eerste plaats dat zij de melding heeft gedaan bij Veilig Thuis. Ter onderbouwing van dit verwijt stellen zij dat [gedaagde] nooit met hen heeft besproken dat de zorgen zodanig ernstig waren dat er een melding gedaan zou worden. Hoewel [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat zij wel degelijk aan de ouders heeft laten weten dat zij een melding heeft gedaan bij Veilig Thuis, volgt uit de meldcode niet dat over de melding zelf overleg met betrokkene(n) moet plaatsvinden. Terecht heeft [gedaagde] opgemerkt dat stap 3 uit de meldcode slechts voorschrijft dat de zorgen over het kind met de betrokkene(n) besproken moeten worden. Dat heeft [gedaagde] samen met de gastouder gedaan. Of het doen van een melding nodig is, wordt pas beslist bij de vijfde stap uit de meldcode. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] de overige stappen uit de meldcode niet naar behoren heeft nageleefd. Het feit dat [gedaagde] besloten heeft tot het doen van een melding is, ook gelet op de overgelegde verklaringen van huisarts [betrokkene 2] en kindertherapeut en psycholoog [betrokkene 3], niet vreemd. De huisarts heeft verklaard dat zij de bezorgdheid over het filmpje snapt omdat het doet denken aan seks in de missionarishouding en in de verklaring van de kindertherapeut en psycholoog valt te lezen dat zij de zorg van de gastouder begrijpelijk acht vooral omdat [minderjarige] ‘au’ heeft gezegd. Gelet op het voorgaande levert het melden bij Veilig Thuis op zichzelf geen onrechtmatig handelen op. Dat de zorgen over [minderjarige] uiteindelijk niet bevestigd of ontkracht zijn maakt dit niet anders.
5.6.
In de tweede plaats stellen [eisers] dat de wijze waarop de melding door [gedaagde] is gedaan onrechtmatig is. Volgens [eisers] heeft [gedaagde] onzorgvuldig gehandeld door feiten op een niet objectieve manier op schrift te stellen of te verwerken en door de melding van de gastouder op eigen wijze te interpreteren, althans daaraan invulling te geven in strijd met de daartoe geldende richtlijnen zoals vermeld op het meldingsformulier.
5.7.
De rechtbank stelt voorop dat niet is gebleken dat [gedaagde] een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Hoewel aan [eisers] kan worden nagegeven dat de melding enigszins subjectief gekleurd is, maakt dit de melding niet zodanig onzorgvuldig dat sprake is van onrechtmatig handelen van [gedaagde]. Van [gedaagde] kan in haar hoedanigheid van eigenaar van een gastouderbureau geen onderzoek naar de feiten verlangd worden. Bovendien heeft [gedaagde] de schriftelijk weergegeven observaties van de gastouder bij de melding gevoegd en verwijst zij daar ook in de melding naar. [gedaagde] heeft daarmee op voldoende zorgvuldige wijze melding gemaakt van de zorgen over [minderjarige].
5.8.
Wat betreft het verwijt van [eisers] dat de gegevens over de door hen geraadpleegde deskundigen in de melding ontbreken, geldt het volgende. In de melding staat wel degelijk vermeld dat [eisers] diverse specialisten (zonder deze bij naam te noemen) hebben geraadpleegd en dat zij de tekening van [minderjarige] hebben laten analyseren. Dit is overeenkomstig de inhoud van de overgelegde e-mail van 26 september 2019 van [eisers] aan [gedaagde] waarin [eisers] schrijven dat zij verschillende mensen hebben gesproken over het thema seksualiteit bij kinderen rond 3-4 jaar en dat zij de tekening hebben laten analyseren die [minderjarige] die avond gemaakt heeft en waarbij ze dit thema heeft getekend. De in deze procedure overgelegde schriftelijke verklaringen van de deskundigen die [eisers] hebben benaderd, dateren van na de melding zodat [gedaagde] hieraan in de melding ook niet kon refereren. Dit geldt niet voor de analyse van de tekening door de holistisch therapeut en coach, maar [eisers] hebben niet gesteld dat deze analyse vóór de melding aan [gedaagde] is verstrekt en dat is ook niet gebleken.
5.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat zowel het doen van de melding, als de wijze waarop [gedaagde] de melding heeft gedaan, niet onrechtmatig zijn. Gelet hierop behoeven de overige criteria van artikel 6:162 BW geen bespreking meer. De gevorderde verklaring voor recht – voor zover deze ziet op [gedaagde] – zal de rechtbank dan ook afwijzen.
Veilig Thuis
5.10.
[eisers] verwijten Veilig Thuis dat zij naar aanleiding van de melding door [gedaagde] langdurig onderzoek heeft gedaan en diverse voor het gezinsleven ingrijpende maatregelen heeft getroffen, terwijl de wettelijke grondslag van dit handelen onduidelijk is gebleven. Alleen de opdracht tot onderzoek wordt in de wet genoemd. Zolang het gezag van de ouders niet gerechtelijk is beperkt, zijn de ouders als enigen verantwoordelijk voor hun kind. Echter, door de machtspositie van Veilig Thuis voelden [eisers] zich genoodzaakt om steeds hun medewerking te verlenen.
5.11.
Op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) heeft een ieder recht op respect voor zijn gezinsleven. Een ander mag zich daarin niet mengen. Dit is slechts anders als daarvoor een grondslag is in de wet en de inmenging noodzakelijk is voor een of meer van de in artikel 8 lid 2 EVRM omschreven belangen, zoals de gezondheid van anderen. Daarnaast moet die inmenging proportioneel zijn.
5.12.
De taken en bevoegdheden van Veilig Thuis staan beschreven in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo). Op grond van artikel 4.1.1 lid 2 sub b Wmo heeft Veilig Thuis tot taak om naar aanleiding van een melding van kindermishandeling, of een vermoeden daarvan, te onderzoeken of daarvan sprake is. Veilig Thuis hanteert hierbij de richtlijnen zoals vervat in het “Handelingsprotocol Veilig Thuis 2019” (hierna: het handelingsprotocol). Deze wettelijke taak biedt Veilig Thuis de grondslag om door middel van onderzoek en vervolgstappen inbreuk te maken op het privéleven van de personen op wie de melding betrekking heeft, wanneer dat noodzakelijk is ter bescherming van de rechten van anderen en wanneer haar optreden voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Binnen die grenzen heeft Veilig Thuis een zekere mate van discretionaire bevoegdheid om zelf te bepalen hoe zij haar onderzoek vormgeeft. Het handelingsprotocol geeft daar een nadere invulling aan.
5.13.
Het onderzoek door Veilig Thuis is dus een bij wet voorziene inmenging van het openbaar gezag in de persoonlijke levenssfeer die het onrechtmatige karakter aan de inmenging in beginsel wegneemt. Hoe begrijpelijk het ook is dat ouders een dergelijk onderzoek als ingrijpend ervaren, het recht van het kind op bescherming van zijn lichamelijke en geestelijke integriteit prevaleert boven de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van hen die bij het onderzoek betrokken zijn. Dit geldt ook als de vermoedens over de kindermishandeling achteraf onjuist blijken.
5.14.
Veilig Thuis heeft bij een melding dus de wettelijke plicht om te onderzoeken of er inderdaad sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling (artikel 4.1.1 lid 2 sub b Wmo). Zij moet daartoe een veiligheidsbeoordeling uitvoeren. Zoals uit het handelingsprotocol blijkt, moet Veilig Thuis bij de veiligheidsbeoordeling een eerste inschatting te maken of sprake is van een loze melding of dat de melding noopt tot verdere actie. Pas indien zij op grond van die veiligheidsbeoordeling tot de conclusie komt dat er geen sprake is van een redelijk vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling, dient zij haar bemoeienis op grond van artikel 7.5.6 van het protocol te beëindigen.
5.15.
De rechtbank moet beoordelen of Veilig Thuis in dit concrete geval redelijk heeft gehandeld. Veilig Thuis heeft aangevoerd dat zij vóór aanvang van het onderzoek eerst een plan van aanpak heeft opgesteld. [eisers] hebben hierop hun akkoord gegeven en wisten dan ook uit welke onderdelen het onderzoek zou bestaan. Om de veiligheid van [minderjarige] gedurende het onderzoek te kunnen waarborgen was een vier-ogen beleid noodzakelijk. Ook hierop hebben [eisers] akkoord gegeven. Pas twee dagen voor de kort geding zitting werden partijen bekend met het eindverslag van de ASH waarin de crisis werd opgeheven. Op dat moment was het (diagnostisch) onderzoek nog niet afgerond, terwijl Veilig Thuis ten tijde van het lopende onderzoek primair als taak heeft om de veiligheid van [minderjarige] te borgen. Veilig Thuis heeft de gerechtelijke uitspraak gerespecteerd. Uit het dossier van Veilig Thuis blijkt dat zij juist daarom nieuwe veiligheidsafspraken wilde maken met [eisers] Dat het onderzoek een lange tijd in beslag heeft genomen wordt ook door Veilig Thuis betreurd, zo blijkt uit het overgelegde dossier. Dit betekent echter niet dat het onderzoek daarmee ook onrechtmatig is. Dat geldt temeer omdat na afronding van het feitelijk onderzoek vooral het eindverslag lang op zich heeft laten wachten. Uit de handelwijze van Veilig Thuis kan enkel de conclusie worden getrokken dat zij heeft gehandeld op de wijze zoals vooraf aan [eisers] was aangekondigd.
5.16.
Verder hebben [eisers] aangevoerd dat Veilig Thuis in strijd met de Algemene verordening gegevensverwerking (hierna: AVG) informatie over de melding heeft verwerkt. Dit betoog slaagt niet. Veilig Thuis heeft immers de wettelijke plicht om te onderzoeken of er sprake is van huiselijk geweld. De verwerking van gegevens die dat doel dient, hetgeen in deze procedure niet ter discussie staat, is niet onrechtmatig.
5.17.
Wat betreft de wens van (met name) [eiser 1] dat Veilig Thuis uitspreekt dat hij niet schuldig is aan misbruik van zijn dochter, geldt dat dit niet van Veilig Thuis kan worden verwacht. Het is immers niet de taak van Veilig Thuis om iemands schuld of onschuld vast te stellen.
5.18.
Gelet op de wettelijke kaders, het handelingsprotocol en de in dit vonnis geschetste omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat Veilig Thuis onrechtmatig heeft gehandeld door de manier waarop zij haar wettelijke taak heeft uitgevoerd. De tegenover Veilig Thuis gevorderde verklaring voor recht zal daarom ook worden afgewezen.
Proceskosten
5.19.
[eisers] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
De proceskosten van Veilig Thuis worden begroot op:
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat 1.228,00 (2,0 punten × tarief € 614,00)
- nakosten
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.082,00
De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat 1.228,00 (2,0 punten × tarief € 614,00)
- nakosten
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.720,00
5.20.
De door Veilig Thuis c.s. gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wijst de rechtbank toe zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eisers] tot betaling aan Veilig thuis van de proceskosten van € 2.082, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis. Als [eisers] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [eisers] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.3.
veroordeelt [eisers] tot betaling aan [gedaagde] van de proceskosten van € 1.720,00, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis. Als [eisers] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [eisers] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.4.
veroordeelt [eisers] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis zijn voldaan,
6.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs, mr. P.M. Wamsteker en mr. J.H. van Woudenberg en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024. Dit vonnis is bij afwezigheid van mr. Thijs ondertekend door mr. P.M. Wamsteker.

Voetnoten

1.type: 1589