ECLI:NL:RBNHO:2024:467

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
C/15/346141 / JU RK 23-1758
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met aandacht voor omgangsregeling

Op 2 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen die hebben geleid tot de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. De minderjarige, die sinds 2021 bij zijn grootmoeder woont, kan niet volledig bij zijn moeder wonen vanwege de onveilige situatie die is ontstaan door het gebruik van middelen door de moeder. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van een jaar toegewezen. Er zijn duidelijke afspraken nodig over de omgang tussen de minderjarige en zijn ouders, waarbij de vader en de moeder hun verantwoordelijkheden moeten nemen. De kinderrechter heeft benadrukt dat er een veilige en stabiele omgeving voor de minderjarige moet zijn, en dat de grootmoeder hem de nodige rust biedt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/346141 / JU RK 23-1758
Datum uitspraak: 2 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en een verlening machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Alkmaar,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
[de oma], de grootmoeder vaderszijde, tevens de pleegmoeder,
hierna te noemen: de oma,
wonende te [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 17 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
2 januari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, vergezeld door [ambulante ondersteuning] , ambulante Ondersteuning ’s Heeren Loo Alkmaar;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
- de oma.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft de kinderrechter op 23 november 2023 een brief gestuurd.
2. De feiten
2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft [de minderjarige] bij beschikking van 4 januari 2022 onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is vervolgens bij beschikking van 20 december 2022 verlengd tot 4 januari 2024.
2.3.
Bij beschikking van 4 januari 2022 is tevens een machtiging verleend om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin. Deze machtiging is vervolgens verlengd tot 4 januari 2024.
2.4.
Op grond van voornoemde machtiging verblijft [de minderjarige] bij de oma.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] gedurende dag en nacht in een netwerkpleeggezin te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de GI het volgende aangevoerd. [de minderjarige] woont sinds 2021 bij de oma. De moeder is onder invloed geweest van alcohol en GHB in het bijzijn van [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft zijn vader gebeld omdat de moeder buiten bewustzijn was. De moeder heeft behandeling gevolgd bij de Brijder. De Brijder geeft in september 2022 aan dat cliënt voor zover bekend abstinent van middelen is sinds de inschrijving op een enkele terugval na. Eind september 2022 is er een terug-naar-huis-onderzoek uitgevoerd door Parlan. Uitgangspunt is te onderzoeken of en in hoeverre er een mogelijke terugplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder vormgegeven kan worden en welke rol de vader hierin speelt. Het terug-naar-huis-onderzoek is afgerond in juli 2023. Blijkens dit onderzoek wordt gezien dat [de minderjarige] zich positief ontwikkelt bij de oma. [de minderjarige] kan niet volledig bij de moeder wonen. Uit het terug-naar-huis-onderzoek is het advies gekomen dat [de minderjarige] drie weekenden per maand bij de moeder kan verblijven van vrijdag uit school tot zondag na het eten. [de minderjarige] kan één keer per maand een weekend bij de vader verblijven. Het hoofdverblijf blijft bij de oma. Komende periode wordt onderzocht of dit advies passend is.
3.3.
Er zijn een aantal voorwaarden gesteld waaraan de moeder zich dient te houden om de omgang te kunnen uitbreiden naar de donderdag. De kamer van de broer van [de minderjarige] is af, hierdoor hoeft [de minderjarige] zijn eigen kamer niet af te staan. De moeder houdt zich aan de gemaakte afspraken met [naam] van Burotroost om Words & Pictures verhaal aan [de minderjarige] voor te lezen. Het veiligheidsplan wordt besproken en vastgesteld. Aan het begin van het afgelopen OTS-jaar werd [de minderjarige] bedreigd in zijn ontwikkeling afgaande op het feit dat er veel afspraken niet doorgaan, bijvoorbeeld de afspraken rondom Words &
pictures, afspraken met de onderzoeker van het terug-naar-huis-onderzoek. Er is nog
onvoldoende zicht op de afronding bij de Brijder en de inzet en resultaten van de begeleiding vanuit Koel Jeugdzorg. Het veiligheidsplan waarvoor de zus en het nichtje van de moeder gehoord worden is nog niet van de grond gekomen.
3.4.
In het afgelopen OTS-jaar hebben beide ouders een ontwikkeling doorgemaakt. Vanuit de verslaglegging van Koel jeugdzorg komt naar voren dat de vader leerbaar is. Zijn telefoongebruik tijdens de omgang met [de minderjarige] is aanzienlijk verminderd. De vader biedt emotionele warmte. In de begeleiding zal de hulpverlener met de vader in gesprek blijven gaan over de levensfase van [de minderjarige] en de behoeftes die hierbij horen. De moeder heeft de afgelopen periode een ontwikkeling laten zien. Koel jeugdzorg heeft de hulp voor de moeder afgesloten. De moeder kan beter aansluiten bij [de minderjarige] . Het lukt de moeder om beter aan te voelen wat ze zelf nodig heeft. De moeder heeft psycho-educatie gekregen van [naam] rondom trauma en stress bij kinderen. Het lukt de moeder om met [de minderjarige] te praten, ze legt uit en stelt duidelijke grenzen. ’ s Heerenloo blijft betrokken bij de moeder. Wanneer de moeder zich gespannen voelt kan ze bij hen terecht. Zij kunnen ook helpen met de basis opvoedingsondersteuning. Echter wordt er gezien dat de moeder moeite heeft de gemaakte afspraken na te komen en hierin in het belang van [de minderjarige] te handelen. Hierin wordt gezien dat de moeder kwetsbaar is.
3.5.
Ondanks de positieve stappen die hierboven genoemd zijn ziet de GI een
ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] . Op dit moment is er voor [de minderjarige] nog onvoldoende duidelijkheid en stabiliteit. [de minderjarige] is een kwetsbare jongen. In de afgelopen periode is er gezien dat [de minderjarige] gekwetst en teleurgesteld wordt door zijn moeder. De moeder heeft een beperking waardoor het niet altijd lukt om in te spelen op de behoeftes van [de minderjarige] . Voorafgaande aan het vaststellen van de omgang dienen de voorwaarden vormgegeven te worden. Hierin dient de moeder zich te houden aan de gemaakte afspraken. Samengevat zijn de doelen nog niet behaald.

4.De standpunten

het standpunt van de moeder
4.1.
De moeder heeft aangegeven achter het verzoek van de GI te staan. Ter zitting heeft de moeder aangegeven dat zij het jammer vindt dat ze [de minderjarige] zo weinig ziet. Ze ziet [de minderjarige] op dit moment op woensdag en hij blijft dan een nachtje slapen. Ook ziet ze hem op vrijdag na schooltijd en alle zaterdagen.
het standpunt van de vader
4.2.
De vader kan ook instemmen met het verzoek van de GI. De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij het onacceptabel vindt dat hij niet is meegenomen bij het terug-naar-huis-onderzoek. De vader heeft het gevoel dat hij in zijn vaderrol niet serieus is en wordt genomen. De vader wil duidelijkheid over de omgang. Als het voor [de minderjarige] het beste is als hij bij oma blijft wonen dan kan de vader zich daarbij neerleggen maar hij zou ook graag willen dat [de minderjarige] bij hem komt wonen.
het standpunt van de oma
4.3.
De oma staat eveneens achter het verzoek van de GI. De oma heeft ter zitting aangegeven dat er na het terug-naar-huis-onderzoek veel is gebeurd, waardoor de resultaten van dat onderzoek wat betreft de omgang achterhaald zijn. Drie weekenden bij de moeder en een weekend bij de vader is onbegrijpelijk. De oma heeft daarnaast aangegeven dat de omgang op dit moment niet duidelijk genoeg is en dat dat onrust geeft. Op termijn lijkt het haar voor [de minderjarige] het meest rustig als hij doordeweeks bij haar is en in het weekend afwisselend bij de vader en de moeder.
het standpunt van [de minderjarige]
4.4.
De GI heeft met [de minderjarige] besproken wat er het komende jaar gaat gebeuren en wat het advies is geweest van het terug-naar-huis-onderzoek. [de minderjarige] vindt het jammer dat hij niet één week bij de moeder en één week bij de vader en één week bij de oma kan wonen. In zijn brief aan de kinderrechter geeft [de minderjarige] aan dat hij het liefst zo snel mogelijk bij de vader kan wonen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is op grond van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat nog altijd is voldaan aan het wettelijk criterium voor verlenging van de ondertoezichtstelling genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en artikel 1:260, eerste lid van het BW en dat ook de verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid van het BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. De kinderrechter stelt vast dat de zorgen die hebben geleid tot de ondertoezichtstelling nog niet zijn weggenomen. In juli 2023 is het terug-naar-huis-onderzoek afgerond. Blijkens dit onderzoek kan [de minderjarige] niet volledig bij de moeder wonen en ontwikkelt [de minderjarige] zich positief bij de oma. Daarnaast is een omgangsregeling geadviseerd waarbij [de minderjarige] drie weekenden bij de moeder verblijft en één weekend bij de vader. De ouders geven steeds uitvoering aan een andere omgangsregeling, maar nog niet aan een zorgverdeling die beide ouders voorstaan. Het belangrijkste is dat er een regeling komt die goed is voor [de minderjarige] en waar hij op kan vertrouwen. De vader betreurt dat hij niet is meegenomen in het terug-naar-huis-onderzoek, maar ziet tegelijkertijd geen aanleiding om een terug-naar-huis-onderzoek bij hem uit te voeren. De GI heeft aangegeven met de vader hierover in gesprek te willen gaan en dat de komende periode onderzocht moet worden of het terug-naar-huis-onderzoek advies nog passend is.
5.3.
Door het ontbreken van een opgroeiperspectief en duidelijke afspraken omtrent de omgang met beide ouders ervaart [de minderjarige] onrust. Gebleken is dat er op dit moment nog geen sprake is van een veilige thuissituatie voor [de minderjarige] bij de moeder en dat er nog onvoldoende zicht is op de thuissituatie bij de vader. De kinderrechter acht het van belang dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij de oma wordt gewaarborgd tot er meer duidelijk is over waar [de minderjarige] verder zal gaan opgroeien. Zeker nu [de minderjarige] zich bij de oma positief ontwikkelt en oma hem de rust kan bieden die [de minderjarige] nodig heeft. Daarnaast moeten er duidelijke afspraken komen over de omgang, bij voorkeur in samenspraak met alle betrokkenen. Het is belangrijk dat de vader, ondanks de moeizame samenwerking met de GI, zich daarvoor wil inzetten en zal gaan inzetten en dat de moeder betrouwbaar is in de gemaakte afspraken.
5.4.
Gelet op het vorenstaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengen voor de duur zoals verzocht, te weten voor de duur van een jaar.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] tot 4 januari 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin tot 4 januari 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2024 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Udo de Haes als griffier, en op schrift gesteld op 16 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.