ECLI:NL:RBNHO:2024:4653

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
HAA 22/5739
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid na Post-Covid Syndroom

Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak van eiseres tegen het UWV, betreffende de weigering van een WIA-uitkering. Eiseres, die lijdt aan een Post-Covid Syndroom, was van mening dat haar beperkingen niet adequaat waren erkend door het UWV. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 21 maart 2022, de beoordelingsdatum, niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was, wat vereist is voor toekenning van de WIA-uitkering. Eiseres had een aantal klachten, waaronder ernstige vermoeidheid, concentratieproblemen en overprikkeling, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV op basis van medische rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen terecht had besloten dat de WIA-uitkering niet kon worden toegekend. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen tegenstrijdigheden waren in de rapportages. Eiseres had niet voldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de medische beoordeling onjuist was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/5739

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Heek),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: P. Nicolai).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de weigering van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres is het niet eens met het feit dat aan haar geen WIA-uitkering wordt verstrekt. Zij voert daartegen een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de weigering van de uitkering. Samengevat stelt eiseres dat zij meer beperkt is dan is aangenomen. Eiseres lijdt aan een Post Covid Syndroom. Eiseres is ernstig vermoeid, heeft minder conditie, heeft moeite met het vasthouden van aandacht en heeft minder concentratie. Ook is zij snel overprikkeld. Er is wel een urenbeperking aangenomen, maar in onvoldoende mate. Daarnaast is sprake van een zenuwbeschadiging in haar been. Volgens eiseres heeft het UWV onvoldoende rekening gehouden met haar klachten. Het gevolg hiervan is dat zij de voor haar geschikt geachte functies niet kan uitoefenen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV een juiste beslissing heeft genomen en dat de WIA-uitkering terecht is geweigerd. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Procesverloop

2.1.
Eiseres was werkzaam als verkoopmedewerker boetiek bij de [werkgever] . Op 23 maart 2020 heeft zij zich ziek gemeld. Op 29 december 2021 heeft eiseres een aanvraag voor een WIA-uitkering gedaan.
2.2
Eiseres is (telefonisch) gehoord door de verzekeringsarts. Er zijn vervolgens beperkingen aangenomen in de rubrieken fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. De medische beperkingen van eiseres zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige heeft rekening houdend met de medische beperkingen functies kunnen vinden die eiseres zou kunnen uitoefenen. Met deze functies verdient eiseres 5,45% minder dan wat zij zou verdienen met haar maatgevende arbeid (haar werk als verkoopmedewerkster). Daarom is eiseres voor 5,45% arbeidsongeschikt. Dit is minder dan 35% en dus te weinig voor toekenning van een WIA-uitkering. In het besluit van 23 mei 2022 is de aanvraag afgewezen.
2.3
Met het besluit van 21 september 2022 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft wel aanleiding voor meer medische beperkingen dan in eerste instantie waren aangenomen. Er zijn extra beperkingen opgenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren en aanvullende beperkingen in de rubriek fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Er is daarom een nieuwe FML opgesteld. Rekening houdend met deze aangepaste FML heeft arbeidsdeskundige naar de geschikt geachte functies gekeken. Deze konden niet allemaal gehandhaafd worden. Er zijn daarom nieuwe functie bijgekomen die geschikt zijn voor eiseres. Met deze nieuwe functies verdient eiseres 5,84% minder dan wat zij zou verdienen met haar maatgevende arbeid. Daarom is eiseres voor 5,84% arbeidsongeschikt. Dit is ongewijzigd minder dan 35%.
2.4
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit laatste besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.5
De rechtbank heeft het beroep op 11 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Het toetsingskader
3.1
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA bestaat er recht op een WIA-uitkering als een betrokkene ten minste 35% arbeidsongeschikt is.
3.2
Het UWV mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: (a) zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, (b) ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en (c) de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres haar gezondheidsklachten zelf ervaart, hiervoor onvoldoende is.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
4. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig en volledig is geweest. Naar aanleiding van de aanvraag heeft de verzekeringsarts het dossier van eiseres bestudeerd. Daarin zaten medische stukken van neurologen, cardiologen, een orthopedisch chirurg, een fysiotherapeut en de bedrijfsarts. Deze medische stukken zagen op de periode 2019-2021. Verder heeft er (vanwege de coronapandemie) een telefonisch spreekuur plaatsgevonden. Naar aanleiding van bezwaar is eiseres gezien door een verzekeringsarts bezwaar en beroep op een spreekuur. Deze verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres onderzocht en opnieuw alle medische gegevens van eiseres bestudeerd. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek, gelet op deze gang van zaken, voldoende en zorgvuldig geweest.
De medische beoordeling
5. De verzekeringsarts heeft op basis van de medische gegevens van eiseres diagnoses aangenomen. De verzekeringsarts stelt dat sprake is van een logisch samenhangend geheel van stoornissen, beperkingen in functioneren en een verminderde arbeidsbelasting als rechtstreeks gevolg van ziekte. Op basis van de medische gegevens en onderzoeksbevindingen is door de bezwaarverzekeringsarts de FML van 11 augustus 2022 vastgesteld. Deze FML, die ziet op de beperkingen van eiseres op 21 maart 2022, ligt ten grondslag aan het besluit dat in deze procedure ter toetsing voorligt.
5.1
Eiseres stelt dat zij meer is beperkt dan door de verzekeringsarts in de FML van 11 augustus 2022 is aangenomen. Eiseres heeft in 2020 corona gekregen als gevolg waarvan zij nog steeds klachten ondervindt. Ze is nog steeds dagelijks fors vermoeid en heeft een verminderde conditie. Ook heeft ze te maken met diverse lichamelijke klachten, zoals bijvoorbeeld trillingen in haar linker bovenbeen en een zenuwbeschadigingen in haar knie/scheenbeen en teen. Zij heeft vermoedelijk als gevolg van covid-19 een operatie wegens hartklachten ondergaan. Rond de operatie heeft eiseres bovendien de zenuwbeschadiging Meralgia Paresthetica opgelopen als gevolg waarvan zij voortdurende pijnklachten heeft aan haar been. Haar been ‘sleept’ en staat als het ware voortdurend aan, als gevolg waarvan zij ook steeds klachten heeft. Zij ervaart zowel fysieke als cognitieve klachten. Eiseres vermeldt dat er nog veel onbekend is over post-covid klachten in de medische wereld. Eiseres is inmiddels ook onder behandeling van een osteopaat.
5.2
Eiseres stelt dat de volgende beperkingen moeten worden opgenomen in de FML:
- Vasthouden en verdelen van aandacht
- Herinneren
- Handelingstempo
- Geluidsbelasting
- Tillen en dragen
- Lopen (tijdens werk)
- Staan (tijdens werk)
- Urenbeperking
5.3
Ter onderbouwing van haar standpunten heeft eiseres informatie van de huisarts (2 juni 2023), de cardioloog (21 april 2023), fysiotherapeut (9 juli 2022), longarts (7 maart 2022), orthopedisch chirurg (9 februari 2022), chirurg (21 december 2021), anesthesioloog (7 april 2021) en neuroloog (17 maart 2021 en 1 maart 2021 en 2 september 2019) ingebracht.
6. De verzekeringsarts heeft in deze (nieuwe) medische stukken geen aanleiding gezien om meer beperkingen aan te nemen. Dit heeft de verzekeringsarts in beroep onderbouwd met de rapportage van 27 juli 2023.
Opmerkingen vooraf
7.1
De rechtbank stelt vast dat, hoewel de diagnose Post Covid Syndroom niet wordt genoemd in de rapportage onder het kopje diagnose, er wel rekening is gehouden met klachten die bij dit syndroom voorkomen. Zo is op basis van de vermoeidheid (als gevolg van de corona-infectie) een urenbeperking aangenomen. Ter zitting is bovendien door de gemachtigde van het UWV erkend dat sprake is van het post covid klachten. De rechtbank maakt dit ook op uit het bevestigende antwoord van de verzekeringsarts in beroep op de vraag of er sprake is van post covid klachten (waarover weinig bekend is).
7.2
De rechtbank stelt voorts dat het hier gaat om een (relatief) nieuw ziektebeeld, waarbij er onduidelijkheden bestaan voor wat betreft het ziektebeloop en het aanhouden van klachten na een covid-infectie. Ter zitting heeft de gemachtigde van het UWV toegelicht dat het dagverhaal een belangrijk gegeven is om te beoordelen of er een urenbeperking aangenomen moet worden. Verder is toegelicht dat er voor het aannemen van beperkingen ten aanzien van ‘veelvoorkomende klachten’ aanwijzingen te vinden moeten zijn in de medische gegevens. Alleen in dat geval kunnen er beperkingen aangenomen worden voor die klachten. De rechtbank kan zich vinden in die benaderingswijze.
7.3
De onduidelijkheden rondom post covid klachten leiden ertoe dat op het moment van beoordeling van de WIA mogelijk nog geen sprake is van een eindsituatie. Dit kan leiden tot een verschil in klachten (en beperkingen) en wellicht ook in inzichten op het moment van de beoordeling door het UWV (op 21 maart 2022) en door de rechtbank (twee jaar later) of zelfs daarna. Dit mogelijke verschil leidt er echter niet per definitie toe dat de beoordeling door het UWV onjuist is. De rechtbank zal steeds beoordelen of het UWV op het beoordelingsmoment voldoende beperkingen heeft aangenomen.
7.4
Tot slot stelt de rechtbank nog dat het voor de beoordeling in het kader van de WIA-aanvraag niet uitmaakt waardoor klachten worden veroorzaakt. Beoordeeld dient te worden welke klachten er zijn op de beoordelingsdatum (in dit geval 21 maart 2022) en of deze klachten leiden tot beperkingen.
Vasthouden en verdelen van aandacht en herinneren
8.1
Eiseres stelt dat zij als gevolg van de doorgemaakte corona-infectie last heeft van een brainfog (hersenmist). Hierdoor heeft zij moeite met het vasthouden en verdelen van aandacht. Ook heeft zij als gevolg van de doorgemaakte corona-infectie minder concentratie.
8.2
De verzekeringsartsen zien geen aanleiding om beperkingen aan te nemen ten aanzien van het vasthouden en verdelen van aandacht of ten aanzien van herinneren. Er zijn volgens hen in de medische stukken geen aanwijzingen te vinden voor een stoornis ten aanzien van de aandacht of het geheugen. Daarbij heeft de verzekeringsarts in bezwaar bij het onderzoek geconstateerd dat het geheugen intact is en dat eiseres geen specifieke voorbeelden kan geven van situaties in het algemeen dagelijks leven waarbij zij door geheugenproblemen in moeilijkheden komt. Eiseres is wel vergeetachtig, maar gebruikt geen geheugensteun. Eiseres noemt wel problemen met concentreren, maar kan per auto en per fiets aan het verkeer deelnemen en films volgen. Er zijn verder geen aanwijzingen voor denk- of waarneemstoornissen aldus de verzekeringsarts in bezwaar.
8.3
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de medische rapportage van de verzekeringsarts in bezwaar dat en waarom er geen sprake is van beperkingen ten aanzien van het vasthouden en verdelen van aandacht en herinneren. De rechtbank kan de motivering van de conclusies van de verzekeringsarts volgen. Daarbij leest ook de rechtbank in de medische stukken niet dat eiseres zich met deze klachten heeft gemeld bij de behandelend artsen en uit de medische stukken blijkt ook niet dat eiseres beperkt is op deze punten.
Handelingstempo
9.1
Eiseres stelt dat sprake is van een vertraagd handelingstempo. Dit merkt zij in haar privésituatie; eiseres moet bij enige activiteit veel rust nemen tussendoor.
De verzekeringsarts in bezwaar en beroep heeft geen aanleiding gezien om eiseres beperkt te achten op dit punt, omdat er geen ziekte is vastgesteld waaruit kan worden vastgesteld dat het handelingstempo door ziekte aanmerkelijk is vertraagd. Daarbij verwijst de verzekeringsarts ook nog naar de anamnestische gegevens uit voorgaande onderzoeken.
9.2
De rechtbank overweegt dat in de medische stukken die eiseres heeft overgelegd geen aanknopingspunten te vinden zijn waaruit volgt dat het handelingstempo van eiseres vertraagd is als gevolg van ziekte. Ook uit het dagverhaal van eiseres volgt niet dat zij steeds rust moet nemen om de dag door te komen. Eiseres heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat zij meer beperkt is op dit punt dan is aangenomen.
Overprikkeling
10.1
Eiseres stelt dat zij slecht tegen omgevingen kan waarin sprake is van veel geluid, zoals pratende mensen of machinegeluiden. Dit put eiseres uit en heeft te maken met de verminderde belastbaarheid en snelle overprikkeling als gevolg van covid.
De gemachtigde van het UWV heeft ter zitting gesteld dat deze klachten niet eerder naar voren zijn gebracht en bovendien niet onderbouwd zijn.
10.2
De rechtbank volgt het standpunt van het UWV. Uit de rapportages van de verzekeringsarts blijkt niet dat eiseres de overprikkeling door geluid heeft genoemd. Ook in de medische stukken wordt de overprikkeling door geluid niet genoemd. Als het niet genoemd wordt, kunnen er geen beperkingen voor worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres daarom niet aannemelijk gemaakt dat er op 21 maart 2022 beperkingen waren ten aanzien van geluid. Dat neemt niet weg dat er op dit moment wel sprake kan zijn van overprikkeling door geluid. Het is dan vervolgens aan eiseres om hiervan melding te doen en dit te onderbouwen.
Urenbeperking
11.1
Eiseres stelt dat zij niet in staat is om 20 uur per week te werken. Eiseres meent dat haar mentale spankracht dusdanig verminderd is dat zij, op basis van het beschreven ziektebeeld, maar ook op basis van preventieve gronden, slechts 10 uur per week in staat is om te werken. Ter zitting heeft eiseres hier aan toegevoegd dat hierbij de vermoeidheid, de slaapproblematiek en de wisselende belastbaarheid een rol speelt. Het is heel wisselend hoe eiseres wakker wordt. Er zijn dagen dat niks lukt. Eiseres verwijst hierbij ook naar nieuwe inzichten ten aanzien van post-exertionele malaise (PEM). PEM is de verergering van klachten na inspanning, waardoor werk juist leidt tot verergering van de klachten.
11.2
In de rapportage van de verzekeringsarts in bezwaar staat dat een arbeidsduurbeperking aan de orde is conform de betreffende standaard. Eisers wordt voor 4 uur per dag beschikbaar geacht (20 uur per week), niet ’s nachts. Volgens het UWV is er geen aanleiding om een grotere urenbeperking aan te nemen. Dit, gelet op de dagelijkse activiteiten, het ontbreken van ziekte waardoor eiseres niet minstens vier uur per dag voor arbeid beschikbaar is en eiseres niet verminderd beschikbaar is voor arbeid vanwege therapie. Er is ook geen preventieve indicatie, er is geen risico voor schade aan de gezondheid.
11.3
De rechtbank kan de conclusie van de verzekeringsartsen, dat met een urenbeperking van 4 uur voldoende rekening wordt gehouden met de beperkingen van eiseres, volgen. Zowel uit het dagverhaal dat eiseres heeft verteld bij de primaire verzekeringsarts als dat bij de verzekeringsarts in bezwaar blijkt niet dat eiseres niet in staat zou zijn om 4 uur per dag te kunnen werken. Eiseres’ dag is gevuld met activiteiten, zoals het huishouden, fietsen, koken, boodschappen doen, bellen en computeren. Daarbij slaapt eiseres niet overdag. Dat eiseres niet in staat zou zijn om 4 uur per dag te werken blijkt ook niet uit de medische gegevens. Het enkele feit dat eiseres dit anders ervaart, kan er niet toe leiden dat moet worden getwijfeld aan de conclusies van de verzekeringsartsen.
11.4
De stelling in beroep ten aanzien PEM kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin leiden tot twijfel aan de conclusies van de verzekeringsartsen. Dat eiseres ten tijde van de beoordeling leed aan PEM blijkt niet uit de medische stukken. Verder verwijst de rechtbank naar hetgeen zij heeft overwogen in rechtsoverweging 7.3.
Tillen en dragen
12.1
Eiseres stelt dat zij als gevolg van haar lichamelijke klachten meer beperkt is ten aanzien van het tillen en dragen. Eiseres is niet in staat 10 kg te tillen of dragen.
Volgens het UWV is er geen aanleiding om een beperking aan te nemen ten aanzien van tillen en dragen omdat geen van de specialisten afwijkingen heeft vastgesteld die leiden tot krachtsvermindering. Ook in de rapportages van de verzekeringsartsen is geen krachtsvermindering beschreven.
12.2
De rechtbank overweegt dat in de medische stukken die eiseres heeft overgelegd geen aanknopingspunten te vinden zijn waaruit volgt dat sprake is van krachtsvermindering. Ook uit de rapportage van de verzekeringsartsen volgt dit niet. Eiseres heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat zij meer beperkt is op deze punten dan is aangenomen.
Lopen en staan
13.1
Eiseres stelt dat zij niet in staat is de helft van de dag te lopen en staan. Dit kan zij niet door een zenuwbeschadiging in haar benen.
13.2
De verzekeringsarts in bezwaar weerspreekt dat sprake is van een zenuwbeschadiging. Wel wordt vastgesteld dat eiseres pijn ondervindt in haar hele linker been, maar vooral aan de voorbuitenkant en zijkant van het bovenbeen, net boven de knie. Bij onderzoek blijkt niet van spierkrachtverlies. Er wordt een beperking aangenomen op lopen, staan, traplopen (en ladderklimmen). Voor grotere beperkingen ontbreekt een grondslag. In beroep is verder toegelicht dat van eiseres niet gevraagd wordt een halve dag te lopen. Eiseres wordt wel in staat geacht gedurende de hele (halve) werkdag te kunnen lopen. Het gaat hier om de cumulatieve duur van lopen, alle beetjes bij elkaar opgeteld.
13.3
Tussen partijen is discussie ontstaan over de diagnose. De rechtbank verwijst in deze naar rechtsoverweging 7.4. Niet de diagnose is van belang, maar wel de klachten die eiseres ervaart en de beperkingen die kunnen worden vastgesteld.
Uit de brief van de neuroloog van 30 oktober 2023 blijkt dat eiseres lijdt aan gevoelsstoornissen aan de benen, zonder duidelijke afwijkingen bij neurologisch onderzoek. De klachten passen bij een Meralgia Paresthetica aan het linker been. Een Meralgia Paresthetica is een beknelde zenuw in het bovenbeen, wat lijdt tot pijn aan de voor en zijkant van het bovenbeen. Uit de medische rapportages van de verzekeringsarts in bezwaar blijkt dat met deze pijn rekening is gehouden. Daarbij kan de rechtbank de verzekeringsarts volgen in de conclusie dat uit de medische stukken (ook niet uit de brief van de neuroloog van 30 oktober 2023) niet blijkt dat eiseres, met deze klachten, niet in staat is om gedurende de hele (halve) werkdag (stukken) te kunnen lopen of staan.
Conclusie ten aanzien van de medische beoordeling
14. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de rapportage van de verzekeringsarts in bezwaar, aangevuld in beroep, navolgbaar is en geen tegenstrijdigheden bevat. Daarbij heeft eiseres niet met medische stukken aannemelijk gemaakt dat de medische beoordeling onjuist is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een deskundige te benoemen. Naar het oordeel van de rechtbank kan de FML van 11 augustus 2022 in stand blijven.
Arbeidskundige beoordeling
15. Eiseres stelt dat zij niet in staat is de geselecteerde functies uit te voeren.
Ook stelt eiseres dat wordt uitgegaan van een verkeerde maatman. Naast verkoopmedewerker bij [bedrijf 1] B.V. was zij in dienst [bedrijf 2] B.V. Ten onrechte zijn deze werkzaamheden niet meegenomen. Volgens eiseres moet ook onverzekerde arbeid meetellen bij vaststelling van de maatman.
De maatman
15.1
Het UWV stelt zich op het standpunt dat door eiseres is vermeld dat haar familie een eigen bedrijf heeft en dat zij de boekhouding verzorgt. In de polis administratie van het UWV is echter geen dienstverband terug te vinden met [bedrijf 2] B.V. Wel staat er nog een dienstverband met [bedrijf 3] B.V. open, maar de enige loonbetalingen hierin hebben in januari t/m april 2019 plaatsgevonden. Bij dit dienstverband is aangegeven “niet verzekerd” en “loon/salaris directeuren NV/BV”. Er is geen aanleiding uit te gaan van een andere (samengestelde/gecombineerde) maatmanfunctie.
15.2
De rechtbank stelt allereerst vast dat niet gebleken is van een dienstverband bij [bedrijf 2] . Voorts stelt de rechtbank vast dat de laatste loonbetalingen door [bedrijf 3] hebben plaatsgevonden ver voor de eerste ziektedag (op 23 maart 2020). Reeds hierom kan dit dienstverband niet meetellen voor de maatman. Daarbij bestaat het maatmaninkomen naar het oordeel van de rechtbank uit dezelfde loonelementen als het SV-loon, het loon waarover premie verschuldigd is. Dit betreft naar het oordeel van de rechtbank dus alleen de verzekerde arbeid. Daarbij mag het UWV uitgaan van de polisadministratie. Nu niet in geschil is dat de arbeid die eiseres voor [bedrijf 3] heeft verricht niet verzekerd was, heeft het UWV deze arbeid terecht niet meegeteld bij vaststelling van de maatman. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de door het UWV vastgestelde maatman.
De functies
16. Aan de bepaling van het arbeidsongeschiktheidspercentage zijn (in bezwaar) de volgende drie functies ten grondslag gelegd: productiemedewerker industrie, productiemedewerker confectie en papierwarenmaker, dozenmaker, kartonnagewerker.
16.1
Eiseres stelt dat zij niet is staat deze functies uit te oefenen.
- Productiemedewerker industrie (SBC-code 111180): in deze functie wordt zij in staat geacht de hele werkdag zeer kleine details te zien en te beschikken over een zeer goede oog/hand coördinatie. De concentratie van eiseres is dermate verminderd dat zij hier niet toe in staat is.
- Productiemedewerker confectie (SBC-code 272042): in deze functie moet zij werken met elf collega’s in een ruimte met veel industriële machines waar continu productiegeluiden hoorbaar zijn. Er komen in zo’n werkomgeving veel prikkels op haar af die zij niet kan verwerken.
- Papierwarenmaker (SBC-code 268040): ook hier moet zij in een productiehal werken. Daarnaast is zij niet in staat op hoog tempo te handelen.
17.2
Het UWV stelt zich op het standpunt dat de geselecteerde functies in overeenstemming zijn met de voor eiseres vastgelegde medische belastbaarheid zoals vastgelegd in de FML van 11 augustus 2022. Er zijn voor eiseres geen beperkingen aangenomen ten aanzien van het vasthouden en verdelen van de aandacht, het handelingstempo of afleiding door activiteiten van anderen. Ook blijft de belasting van de functies binnen de fysieke belastbaarheid van eiseres.
17.3
De rechtbank stelt vast dat eiseres niet beperkt is geacht ten aanzien van oog- en hand coördinatie. Ook is eiseres (terecht) niet beperkt geacht ten aanzien van geluid, prikkels en het handelingstempo. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling ziet de rechtbank verder geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geselecteerde functies. In het arbeidskundig rapport van 6 september 2022 en met de Resultaat functiebeoordeling van 6 september 2022 is deugdelijk gemotiveerd dat de geduide functies de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden en dus passend zijn. Het UWV heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen.

Conclusie en gevolgen

18. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de medische en arbeidskundige beoordeling juist heeft plaatsgevonden. Deze beoordeling heeft geleid tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35%. De WIA-uitkering is dus terecht afgewezen. Het beroep is daarom ongegrond. Bij die uitkomst bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Molin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.