ECLI:NL:RBNHO:2024:4629

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
24_1602
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van uitkering op grond van de Participatiewet na schending van de inlichtingenplicht en oncontroleerbare inkomsten

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 8 mei 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker behandeld. Verzoeker, die een uitkering ontving op basis van de Participatiewet (PW), heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend, dat zijn uitkering per 25 januari 2024 heeft ingetrokken en de tot 31 januari 2024 verleende bijstand heeft teruggevorderd. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker een spoedeisend belang heeft, aangezien hij zonder inkomsten zit en zijn vaste lasten niet kan betalen.

De voorzieningenrechter stelt vast dat het college van burgemeester en wethouders de uitkering heeft ingetrokken op basis van de schending van de inlichtingenplicht door verzoeker en het ontvangen van oncontroleerbare inkomsten. Dit is onderbouwd met bevindingen van controles die hebben plaatsgevonden in het kader van Bestuurlijk Toezicht Prostitutie. Tijdens deze controles zijn vrouwen aangetroffen die seksuele handelingen tegen betaling aanboden in de woning van verzoeker. Verzoeker heeft ontkend dat er sekswerkers in zijn woning verblijven, maar de voorzieningenrechter acht deze ontkenning niet geloofwaardig.

De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker (mede) exploitant is geweest van sekswerkzaamheden tegen betaling in zijn woning en dat hij hiervoor inkomsten heeft ontvangen, wat hij niet heeft gemeld bij het college. Hierdoor kan niet worden vastgesteld of verzoeker recht heeft op bijstand. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat verzoeker geen gronden heeft aangevoerd die tot schorsing van het besluit zouden moeten leiden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/1602

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.T.A.M. Mes),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend, verweerder
(gemachtigden: mr. J.M. Dekker-Koenders en B. Wolf).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 21 maart 2024 tot intrekking en terugvordering van zijn uitkering die hij op grond van de Participatiewet (PW) ontvangt.
1.1.
Met het bestreden besluit van 21 maart 2024 heeft verweerder de uitkering per
25 januari 2024 ingetrokken en de tot 31 januari 2024 verleende algemene en bijzondere bijstand teruggevorderd. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt.
1.2.
Voorafgaand aan de zitting heeft verzoeker een aanvullend bezwaarschrift ingediend en heeft verweerder een verweerschrift en een aanvulling daarop ingediend.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van verweerder en M. Smedes namens verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 25 januari 2024 heeft in het kader van een controle Bestuurlijk Toezicht Prostitutie een controle plaatsgevonden op het adres [adres] te [plaats] . Dit betreft de woning van verzoeker, die op dit adres staat ingeschreven. Bij deze controle werd de deur opengedaan door een vrouw van Chinese afkomst, die bevestigde dat met haar via de website Kinky een afspraak was gemaakt voor het verrichten seksuele handelingen tegen betaling. Bij deze controle zijn foto’s gemaakt in de woning.
3. Op 1 februari 2024 heeft verweerder bij de bewindvoerder van verzoeker schriftelijke informatie opgevraagd, welke bij brief van 2 februari 2024 is ontvangen.
Vervolgens heeft verweerder verzoeker bij brief van 5 februari 2024 uitgenodigd voor een gesprek op 13 februari 2024. Verzoeker heeft de afspraak op 12 februari 2024 telefonisch afgezegd. Daarna is met verzoeker telefonisch op 14 februari 2024 een nieuwe afspraak gepland en wel op 19 februari 2024. Deze afspraak is per mail aan verzoeker en zijn bewindvoerder bevestigd. Verzoeker is zonder bericht niet verschenen.
4. Op 20 februari 2024 heeft opnieuw een controle Bestuurlijk toezicht Prostitutie plaatsgevonden op voornoemd adres. Wederom werd de deur geopend door een vrouw van Chinese afkomst, die de gemaakte afspraak via de website Kinky voor het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling bevestigde. Op de vraag of zij alleen in de woning was, wees zij op een deur. Daarop verscheen verzoeker, die aangaf dat hij de controleurs niet binnen wilde hebben. Vanwege de houding en het gedrag van verzoeker ontstonden zorgen over de aanwezige vrouw en is de politie op grond van artikel 3 van de Politiewet binnengetreden.
5. Bij besluit van 20 februari 2024 heeft verweerder het recht op uitkering vanaf 13 februari 2024 tijdelijk stop gezet en vanaf 1 februari 2024 niet meer uitbetaald, omdat verzoeker zich niet heeft afgemeld. Verzoeker is in dit besluit uitgenodigd voor een gesprek op 28 februari 2024. Verzoeker heeft op deze dag om 9:15 uur telefonisch contact gehad met KCC en daarna met rapporteur [naam] in het bijzijn van de kwaliteitsmedewerker.
Bij brief van 28 februari 2024 is verzoeker opnieuw uitgenodigd voor een gesprek nu op
4 maart 2024. Verzoeker is verschenen en er heeft een gesprek met hem plaats gevonden.
Naar aanleiding van dit gesprek en de bevindingen van de huisbezoeken als neergelegd in het rapport Handhaving van 4 maart 2024 heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Wat vraagt verzoeker?
6. Verzoeker voert aan dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek om voorlopige voorziening omdat hij geen inkomsten heeft, zijn vaste lasten niet kan betalen en niet in zijn levensonderhoud kan voorzien. Verzoeker heeft inmiddels een huurachterstand van twee maanden. Verzoeker heeft aanvullend aangevoerd dat zonder zijn toestemming is binnengetreden en dat geen sprake is van informed consent, waardoor de bevindingen van het huisbezoek niet tegen hem mogen worden gebruikt. Het onrechtmatig verkregen bewijs is ten onrechte aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

7. De voorzieningenrechter neemt een spoedeisend belang aan, nu de uitkering van verzoeker is ingetrokken.
8. Aan het bestreden besluit van 21 maart 2024 tot intrekking en terugvordering van de uitkering is ten grondslag gelegd dat verzoeker de inlichtingenplicht heeft geschonden en dat hij oncontroleerbare inkomsten heeft genoten. Daarbij is gewezen op de bevindingen van de controles (zoals weergegeven in het rapport Handhaving van 4 maart 2024) en het gesprek met verzoeker op 4 maart 2024 (zoals weergegeven in het gespreksverslag van die datum). Daarnaast is ten grondslag gelegd een onjuiste woonopgave.
9. Uit voornoemd rapport volgt dat op twee momenten, namelijk op 25 januari 2024 en op 20 februari 2024, in het kader van een controle Bestuurlijk Toezicht Prostitutie – onder meer – is vastgesteld dat via een advertentie op de website Kinky sekswerkzaamheden tegen betaling worden aangeboden door een vrouw van Chinese afkomst in [plaats] . In beide gevallen is op het adres van verzoeker aangebeld en wordt de deur opengedaan door een vrouw, die haar naam en de afspraak bevestigde. In het rapport wordt verder vermeld dat het adres per Whatsapp was doorgegeven. Bij het bezoek op 20 februari 2024 wordt ook verzoeker zelf in de woning aangetroffen. Aan de hand van deze controles en de gebeurtenissen ter plaatse is opgemaakt dat de woning in gebruik was als seksinrichting, waarvoor geen vergunning was verleend.
10. De voorzieningenrechter komt tot het voorlopig oordeel dat reeds het opendoen door de vrouwen, die de gemaakte afspraak bevestigden, voordat de woning is betreden, voldoende aannemelijk maken dat in de woning sprake was van het verrichten van seksuele activiteiten tegen betaling.
Verweerder heeft aanvullend foto’s van de woning overgelegd, gemaakt op 25 januari 2024.
De vraag of mogelijk sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs in de woning zal in de bodemprocedure moeten worden beantwoord. Verweerder heeft aangegeven dat informed consent hier niet aan de orde is, omdat de controles plaatsvonden door een sociaal rechercheur in het kader van Bestuurlijk toezicht Prostitutie, zoals ook is vermeld in het rapport van 4 maart 2024. Eerst nadat de eerste controle had plaatsgevonden, is onderzoek gestart naar de uitkering van verzoeker. In hetgeen verzoeker daartoe heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter geen reden om aan te nemen dat hetgeen in de rapportage daaromtrent is weergegeven onjuist is.
11. Verzoeker is in februari 2024 in het kader van een onderzoek om te beoordelen of hij nog steeds recht heeft op een uitkering uitgenodigd door verweerder om tekst en uitleg te geven. Nadat verzoeker, ondanks een hersteltermijn, niet op geplande gesprekken is verschenen, wordt bij besluit van 20 februari 2024 zijn uitkering stopgezet. Verzoeker is een laatste mogelijkheid tot een gesprek geboden op 4 maart 2024, waar hij is verschenen.
Uit het gespreksverslag volgt dat verzoeker ontkent dat er sekswerkers in zijn woning verblijven. Verder heeft hij - onder meer - verklaard dat ‘iedereen in zijn woning mag verblijven’, ‘ik weet dat zij er verblijft’ en op de vraag wat hij rekent aan verblijfskosten: ‘min 20, ik geef ze geld toe. Geen commentaar’. In dit gesprek is verzoeker voorts nog bevraagd over de constatering dat er nauwelijks meubelen in de woning zijn aangetroffen, geen koelkast, geen wasmachine, etcetera. Verzoeker heeft hierop gereageerd met ‘bullshit’. Overigens heeft verzoeker in zijn aanvullend bezwaarschrift bevestigd dat in zijn woning geen koelkast, kledingkast of wasmachine aanwezig is.
12. Verzoeker heeft de gelegenheid gekregen om tijdens het gesprek met verweerder aannemelijk te maken dat er geen sekswerkzaamheden tegen betaling in zijn woning plaatsvinden, hetgeen hij heeft nagelaten. Dat moet voor zijn risico blijven. Ook ter zitting heeft verzoeker geen duidelijkheid kunnen verstrekken over de aanwezigheid van genoemde vrouwen (die seksuele activiteiten tegen betaling aanbieden) in zijn woning, waarvan hij desgevraagd aangaf de namen niet te weten. Dit, terwijl zijn aanwezigheid bij de controle op 20 februari 2024 wijst op een betrokkenheid van verzoeker hierbij. Het staat ook niet ter discussie dat verzoeker de enige bewoner is van de woning. Dat hij, zoals nader is aangevoerd, zijn woning niet onbeheerd achter wil laten als hij niet thuis is en daartoe een (niet nader benoemde) man een setje sleutels heeft gegeven, acht de voorzieningenrechter zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, weinig aannemelijk. Verzoeker is immers bij de tweede controle zelf aangetroffen, hetgeen aannemelijk maakt dat hij kon weten dat zijn woning werd gebruikt voor het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling. Dat hij hiervoor geen inkomsten zou hebben ontvangen, in welke vorm dan ook, acht de voorzieningenrechter evenmin geloofwaardig. In ieder geval moet het hem redelijkerwijs duidelijk zijn geweest dat deze activiteiten voor het recht op bijstand van belang konden zijn.
13. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk gemaakt dat verzoeker (mede) exploitant is geweest van sekswerkzaamheden tegen betaling in zijn woning, alsook dat hij daarvoor inkomsten heeft ontvangen. Het staat niet ter discussie dat verzoeker hiervan geen melding heeft gedaan bij verweerder. Schending van de inlichtingenplicht levert een rechtsgrond op voor het intrekken van het recht op bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld, of, en zo ja, in hoeverre verzoeker in bijstand behoevende omstandigheden verkeert. Het is dan aan verzoeker om aannemelijk te maken dat hij, indien hij destijds wel aan de inlichtingenplicht had voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad. Daartoe is niets aangevoerd. Aangezien de gestelde omvang van de activiteiten niet, ook niet bij benadering, is vast te stellen, komt de voorzieningenrechter tot het voorlopig oordeel dat verweerder over de periode vanaf 25 januari 2024 heeft kunnen concluderen dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld en, onder toepassing van artikel 54 derde lid van de PW, is het recht op bijstand van verzoeker terecht ingetrokken.
14. Verzoeker heeft voor het overige geen gronden aangevoerd op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat het besluit moet worden geschorst, dan wel een voorschot op de uitkering zou moeten worden verstrekt. De enkele stelling dat hij thans geen inkomen heeft is onvoldoende om te oordelen dat de uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang. Verzoeker heeft een nieuwe uitkering aangevraagd op 19 april 2024, maar daartoe tot op heden nog geen stukken ingediend. Dit valt buiten de behandeling van deze voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.